I '~k .VIei. A0.1893. fëeze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van .gon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Zomerdienstregeling PRIJSVRAGEN, Feuilleton. TWEE VOOR ÉÉN. |o. 10182. PBJJ8 DEZER COURANT: foor Loidftu per S maandeDf 1.10. franco per post1-40. Afzonderlijk* Nommers0.06. PBJJ8 DER ADVRRTENTIÈN: Tm 16 regeli ƒ1.05. Iedere roge'. meer 0.17$. Grootera lettera naar plaatxrahute. Voor bet tooaeeeeron boiten de ntad «eordl /"0.05 berekend. Aan onze Abonnó's binnen de stad wordt hsdenavond aangeboden de der verschillende spoor- en tramwegen. De Abonnó's buiten de stad ontvangen haar op plaatsen waar agenten gevestigd z\jn, maar ztf wordt bovendien aan allen, die daartoe hun verlangen to kennen geven, franco toe gezonden. Exemplaren, op karton geplakt en gereed om op te hangen, voor kantoren, winkels, koffiehuizen enz., zyn aan ons Bureel of by de loopers van het Leidsch Dagblad verkrijg baar ad 15 Cents. DOOR Rector en Senaat DBR Universiteit te Leiden den lsten Mei 1893 uitgeschreven. Overeenkomstig Art. 49 der Wet op het Hooger Onderwijs worden de Studenten aan de Nederlandsche Universiteiten uitgenoodigd hunne krachten te beproeven aan de behan deling van de navolgende onderwerpen, op gegeven door de Faeulteit oom Letteren en Wijsbegeerte. I. De Ciceronis de Oratore libris eleganter disputetur atque ita ut et quid Cicero illis scribendis sibi proprosuerit appareat, et ipso- rum librorum virtutes in clara luce ponantur. II. Kritische vergelijking van de Javaansche „Menak" en de Maleisclie „Hikajat Amir Hamzah" met de Arabische en Perzische bronnen. Faculteit van Godgeleerdheid. I. De Faculteit verlangt eene verhandeling over het gebruik, de boteekenis en de her komst van de uitdrukking KCper, ter aan duiding van Jezus, in de oud-christelyko letterkundeen over hetgeen daaruit is af te leiden voor onze kennis van het oudste Christendom. II. De Faculteit verlangt eene vergelijking van de zedenleer van Leibniz met die van Spinoza. Faculteit oa« Rechtsgeleerdheid. I. De Faculteit verlangt eene verhandeling over de beginselen, welke ten aanzien van het leerstuk der verjaring in het strafrecht behooren te gelden, en eene kritische be schouwing van de regeling van dit onderwerp in het Nederlandsche recht. II. De Faculteit verlangt eene beoordeeling van de vóór en tegen Landnationalisatie aange voerde gronden. Faculteit van Geneeskunde. I. De Faculteit verlangt eene op eigen experi menteel onderzoek steunende kritiek van het werk van John Berry Haycraft „On the minute „structure of striped muscle, with special „reference to a new method of investigation, „by means of „„impressions" stamped in „collodion". Proceedings of the Royal Society Vol. 49). II. Do Faculteit verlangt oeno kritische bespro king der verschillende theorieën omtrent de oorzaak der eclampsie. Faculteit van Wis- en natuurkunde. De uitkomsten van vele metingen over de uitstraling, in haro afhankelijkheid van tempe ratuur en golflengte, worden zeer bevredigend weergegeven door eene formule, die H. F. Weber in 1888 (Berliner Sitzungsbericlite bi. 933) heeft medegedeeld. By het opstellen daarvan werd van de theoretische beschou wingen van Kirchhoff en Boltzmann Wiede mann's Annalen Bd. XXII bl. 31 en 291) geen gebruik gemaakt; de theorie was dan ook niet in staat iets te leeren over den vorm der functie, waarmede men hier te doen heeft. Ook thans, na het onderzoek van Wion Ber liner Sitzungsbericlite 1893 bl. 55), is het vraagstuk theoretisch niet opgelost,! maar toch schijnt het wenschelijk, dat de door Weber vermelde waarnemingen, meer dan het reeds geschiedde, met de theorie worden ver geleken. De Faculteit wenscht derhalve: lo. Eene uiteenzetting en beoordeeling der tot nog toe ontwikkelde theorieën. Oorspronke lijke beschouwingen, die, hoewel zij niet ver langd worden, zeer op prijs zullen worden gesteld, kunnen daaraan wellicht worden toe gevoegd. 2°. Eene bespreking dor bovengenoemde waarnemingen uit een theoretisch oogpunt. De Faculteit meent dat hierbij do volgende vragen overwogen kunnen worden: a. Hoe hangt, volgens de theorie, by oen lichaam binnen een omhulsel van andere tem peratuur, de warmtewisseling samen met de uitstralings- en opslorpingsvermogens, hotzij in het algemeen, hetzjj in bijzondere gevallen b. Is het met de theorie vereenigbaar, dat eene formule voor de uitstraling voor alle lichamen denzelfden vorm heeft? c. Kan uit de waarnemingen iets worden afgeleid over do uitstraling van volkomen zwarte lichamen en ov:r het absorptiever mogen van andere lichamen? Met de vermelding dezer vragen wordt niet bedoeld, dat de beantwoording van alle nood zakelijk is; evenmin wil de Faculteit andere uitsluiten, waartoe het onderwerp aanleiding kan geven. II. Door Lobry de Bruyn zijn onlangs tRecueil des travaux cliimiques des Pays-Bas T. XI? waarnemingen omtrent de oplosbaarheid van sommige anorganische zouten in watervrijen en in waterhoudenden alcohol medegedeeld, die aangevoerd zouden kunnen worden tot steun van de moening, dat alcohol en water zich samen verbindon; eene meening, die op andere gronden vorworpen wordt. De Faculteit verlangt nieuwe chemischo proefnemingen tot toetsing van die meening, benovens een critisch overzicht van do gronden in 't algemeen, die er vóór en tegen zijn aan gevoerd of aan te voeren, met nauwkeurige opgave van de geraadpleegde oorspronkelijke litteratuur. De vragen worden beantwoord in de taal, waarin ze gesteld zijn. De antwoorden, geschreven met eene andere hand dan die van den auteur, worden vóór 1 Mei 1894 toegezonden aan den Secretaris van den Senaat der Universiteit. Zy worden geteekend met eene spreuk en gaan vergezeld van een verzegeld briefje, dat dezelfde spreuk tot opschrift heeft en den naam en het adres des 8chryvers bevat. Op den derden Dinsdag van do maand September 1894 wordt het oordeel dor Facul teiten over de ingekomen verhandelingen afgekondigd en aan do schrijvers der meest voldoende antwoorden, die door de Faculteiten der bekroning waardig zyn gekeurd, de gouden eerepenning uitgereikt. Het zilveren feest der Werkinrichting te Noordwijk. Toen nu wijlen de heer C. L C. W. Picke het burgemeesters-ambt van Noordwyk in 1866 aanvaardde, had de bedeling aldaar eene hoogte bereikt, welke de noodzakelijkheid deed inzien van maatregelen tot hare be teugeling. Een tweetal jaren later men schreef 1868 verrees in de Dwars Kerkstraat, nu in Bronck- horststraat herdoopt, te Noordwyk-Binnen het gebouw, door do gemeente gesticht en onder den naam van „Werkinrichting" in gebruik afgestaan aan de „Vereeniging tot leniging van armoede en wering der bedelary door Werkverschaffing to Noordwyk. Sinds dien tyd vindt daar de nijvere hand des winters werk en loon. Den arme, die anders tot den bedelzak zyne toevlucht zou moeten nemen, is daardoor de gelegenheid geschonken, om door eerlijken arbeid zyn ge zin voor gebrek te vrywaren. De Noordwykscho Werkinrichting herdenkt dus in dit jaar haar 25-jarig bestaan; in de maand Maart was het eene kwart-eeuw ge leden dat zg hare gastvryo woning opende voor hen, die behoefte hadden haar binnen te treden. Aanvankelyk mocht de Werkinrichting zich en Wecht verheugen in de volle Bympathie der Noordwykscho ingezetenen ieder gevoelde dat zy een zegen was voorde dorpenmen heette zich gelukkig nu den luien bedelaar by zyn wekeiyksch bezoek kon worden toegevoegd: „Ga naar de Werkinrichting!" Schier ieder gezins hoofd was lid of be gunstiger der Vereeniging; wie inzage kon nemen van het kasboek van den penning meester, zal er zich van overtuigen dat de contributiën, in 1368 geopend door eene flinke bydrago als bate van een concert, gegeven door het destyds zoo bloeiende „Instituut Schreuders", in het eorste jaar ruim vloeiden. Zy stegen tot f 1335.935. Eenige jaren bleef deze inkomst op nagenoeg dezelfde hoogto met eene enkele uitzondering. In 1874 even wel zag men eene belangryke vermindering en wel tot /'739.13,/j- - Vele oorzaken werkten daartoe mede; de voornaamste zal 3.) Zoo'n ganschen dag op de boot, als 't zon netje zoo op het water flikkert, maakt de oogen moe. Zelfs de kykers van mamsel Vilain dreigen zich te sluiten, nu zy zich, omdat het min der koel werd, weer boven heeft neergezet. De graaf en de „baron" hebben beiden een leunstoel bemachtigd en liggen te rooken. Zy geraken misschien daardoor te gauwer „onder zeil", hoopt Herder. Nanda en hy behooren tot de weinigen met sterke oogen, die goene behoefte aan rust hebben, ondanks ongewone vermoeienis. „En wanneer komen we aan de Loreley, Herder?" „Vooreerst nog niet... myn schatje!" „Toe, vertel me dan terwyi de legende, dan hoor ik ten minste uw stem en kunt ge onge dwongen spreken", fluistert zy. Zou ik er je pleizier mee doen?" O, zooveel." „Nu dan: Zekere nimf „Laura", in 't Dultsch „Lore", bewoonde de wateren, die de „Ley", een rote by Sint-Goar'shausen, bespoelen. Alle varensgezellen roemden haar buitengewone schoonheid, die zóó indruk wekkend was, dat ze niet gemakkelyk ver geten kon worden, en wie het geluk had een enkelen blik uit haar weergaloos-betooverende oogen op te vangen, zich niet meer aan die betoovering kon onttrokken. Beminnelyk voor goede, edele menschen, was zy streng en hardvochtig voor slecht aards. En daar haar niet veel verborgen bleef en zy menig ondeugend mensch door haar golven liet ombrengen, waagde niemand zich in haar nabyheid, die iets op het geweten had. Op het slot „do Rbeinpfaltz", dat op het naburig eiland van de rots zich verhief, woonde een paladyn met een zoon, den roem zyner vaderen, de bloem der ridderschap. Nadat hy by herhaling allerlei moois om trent de schoone Loro had gehoord, voelde hy zich zóó tot haar aangetrokken, dat hy uren achtereen naar de Ley kon staren. En wel omdat zy dikwyie op zyn kruin ver scheen en hy alzoo hopen mocht, zich met eigen oogen van haar schoonheid te over tuigen. 't Staren alleen was hem echter al spoedig niet genoeg. Eerlang doolde hy rond en ontboezemde minnezangen, die hy door een luit begeleidde. Zekeren avond zag by zyn zielawonsch vervuld. Uit een lieorlyken, veelkleurigen nevel ontwikkelt zich Lore. Daar stond zy in al haar majestueuze bc- koorlykheid. Do jonkman slaakt een kreet van verrukking. En toon.toen weerklonk ook van haar lippen zyn naam: Hermann, maar zóó zacht, zóó betooverend, als de inDigste sympathie zich slechts uit. Van loutere zaligheid valt hy bewusteloos aan haar voeten. Toen hy uit zyn verdooving ontwaakt, is zy verdwenen.verdwenen.ja.maar niet zonder in zyn ziel te hebben achterge laten de zekerheid, dat hy wordt weder- bemind. Sedert is hy een ander menech. De ridder loste zich geheel op in den minnaar, die slechts scheen te ademen om te droomen van de geliefde, wiens eenige gedachte was: Lore. Zoodra hy zyn pljchten in het vaderiyk slot had vervuld of ter jacht is geweest, hangt hy zich het speeltuig om en enelt naar den oever, ter bedevaart naar de plek, waar zy hem is verschenen, en dan zingt hy liederen haar ter eere. De oude paladyn zag met etjjgende onrust de veranderde stemming zyns zoons. Hy be- grypt dat afleiding en geregelde werkzaam heden hem noodig zyn en besluit hem naar hot keizorlyk leger te doen gaan, om er zijn sporen te verdienen. Afleiding en geregelde werkzaamheden zullen den droomer wel weder tot het eigen- iyke leven doon wederkeeren. De jonkman hoort zwygend het bevel aan. Hy weet, dat gehoorzaamheid eerste plicht is. Waartoe dan tegengesproken, al houden dui zenden banden hem ook aan het slot ge kluisterd? Stom van smart, hoort hy den dag voor de afreize vaststellen. Morgen moet hy heen. En Lore? Hy roept zyn schildknaap, maakt hem deel genoot van zyn geheim en gelast hem een boot to water te brengen. Staandevoets gehoorzaamd, werpt hy er zich in; de schildknaap volgt zyn voorbeeld en beiden roeien naar „de Ley." De maan werpt haar zilveren stralen over den vloed, die rustig kabbelt tegen dun voet van de rots. De kalme oever aan de overzyde teekent zich in fantastische lynen tegen den horizon. 1 fordl vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1