N®. 10176.
A®. 1893.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste Blad.
Feuilleton.
TWEE VOOR ÉÉN.
Dinsdas 25 April.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leidea p«r 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommere0.06.
PRIJS DER AD VERTENTIÊN
Yan 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer ƒ0.171.
Qrootere lettere naar plaatsruimte. Voor het
incaeseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Een geheim Atjeli-rapport.
II.
Is de toon der nota van dr. Snouck Hurgronje
over het algemeen uiterst kalm, daar bleven
bliksemschichten, welke aan eene vroegere
schrijversperiode herinneren, niet achterwege,
als hij vuur vat naar aanleiding der grieven,
welke de Atjehers hebben tegen de behande
ling, welke sommigen hunner onzerzijds
ondervonden. In eene bittere critiek krijgen
marine, landmacht en ambtenaren hun deel.
De marine, over de behandeling aan boord
bij het overvoeren van Atjehsche hoofden
met gevolg op onze oorlogsschepen. Geen
klacht is, zijns inziens, meer gegrond, dan die,
welke hem van verschillende kanten ter ooren
kwam over het ellendig dek-logies van voor
name hoofden, te midden van scheepsvolk en
minderen, blootgesteld aan zon en regen. In
antwoord op de uitvlucht, dat de oorlogssche
pen meestal te weinig ruimte hebben om den
radja's de hormat te geven, welke hun toe
komt, wijst hij op het voorbeeld van wijlen
vice admiraal Boogaard, die den hoofden toe
gang gaf tot do longroom, en wiens beleefd
heid tegenover de inlandsche vorsten, welke
hjj aan boord ontving, thans, na verloop van
twintig jaar, nog in de herinnering voortleeft.
Da radja van Tenom heeft, na eens zulk eene
ellendige behandeling te hebben ondergaan,
een dure eed gezworen, nooit meer een voet
op het dek van een Hollandsch oorlogsschip
te zullen zetten. En was het afloopen van
eene sloep dor „Benkoelen" door T. Oemar niet
eene wraakneming, zelfs aan onze zee-officie
ren volkomen verklaarbaar, na de voor hem
grievendo vernedering, daar aan boord onder
vonden
De klacht, welke hij tegen de officieren der
landmacht inbrengt, is niet nieuw, namelijk
hunne hinderlijke gewoonte om scheldwoorden
te gebruiken, als uiting eener kleingeestige
minachting, als zo over Aljehers spreken.
Smeerlap en vooral „6loeber" ligt velen hunner
in den mond bestorven, en zelfs bij het hand
geven ontzien sommigen zich niet het te
gebruiken. Kinderachtig en den soldaat on
waardig, deze snoeverij tegenover een held
haftig tegenstander en, wat erger is, schadelijk
tevens; want dat de meening dier woorden
door de Atjehers begrepen wordt, dat ze de
vernedering diep gevoelen, is voor een scherp
opmerker gemakkelijk op hun gelaat te lezen.
Iedere verbittering, niet door de noodzakelijk
heid geboden, dient vermeden; zulks moet
onzerzijds door hoog en laag in Atjeh be
grepen worden. En op de officieren rust de
plicht hierin het voorbeeld te geven aan de
minderen.
Kan desnoods voor de officieren nog de
toegeeflijkheid worden ingeroepen, wegens
gebrek aan ondervinding in zake den omgang
met inlandsche vorsten, onvergeeflijk is het,
indien burgerlijke ambtenaren in dezelfde fout
vervallen. Toch heeft zulks volgens den
schrijver in Atjeh plaats, met het nadeelig
gevolg, dat verschillende hoofden er tegen
opzien met ambtenaren in aanraking te komen,
die blijkbaar geen flauw begrip hebben van
de angstvallige nauwgezetheid, waarmede bij
Oostersche voiken de etiquette gehandhaafd
wordt. Te Kotta-Radja is het zelfs bij een
adspirant-controleur meestal een anticham
breeren zonder eind; een pêle-méle, in plaats
van eene behoorlijke scheiding tusschen
hoofden en minderen. Die vernedering is voor
de eersten bij zoo'n gelegenheid te grievender,
omdat ze meestal wordt aangedaan ten aan-
schouwe van hunne eigen onderdanen.
Aangaande het al of niet wenschelijke om
op de eene of andere wijze met den pretendent-
sultan in aanraking te komen, is zijne meening,
dat iedere stap tot toenadering onzerzijds eene
grove fout ia. De Sultan i3, zijns inziens,
machteloos. Evenzoo ziet hy slechts nadeel
in het gebruik maken, bij onderhandelingen
van welken aard ook, van de zoogenaamd
goede diensten van een of ander hoofd, al
heet deze nog zoo machtig en invloedrijk,
buiten het hem wettig onderhoorig gebied. Wij
openen er de dour mee voor allerlei knoeierijen.
Wat den invloed betreft der priesterpartij
op het Atjehsche volk, daar waarschuwt hy
tegen overdrijving. Het is waar, dat de eenvou
dige priester di Tiroe jarenlang de ziel was
van het verzet, dat wij te bestrijden hadden,
maar zyn officiüele opvolger, Habib Samalangan,
kan zich zelfs met de tjap van den pretendent-
sultan, T. Daoud, de concurrenten niet van
het lijf houden. De hadjipartij heeft thans twee
hoofden: bovengenoemdo Habib Samalangan
en de reeds gedurende di Tiroe's leven niet
in toom te houden T. Kotta Karang. En als
de hadji's niet eenig zijn, dan is het met hun
invloed op het volk spoedig gedaan.
Lelden, 24 April.
Naar wij vernemen, zal in de kunstzaal
„Hartevelt" van het Stedelijk Museum alhier,
van af morgen (Dinsdag), eene verzameling
studies en teekeningen worden tentoongesteld
van den in 1890 op 37-jarigen leeftijd over
leden artiat Vincent Van Gogh.
Deze tentoonstelling, welke op de gewone
voorwaarden kan worden bezocht, blijft gedu
rende eenige dagen geopend.
Aan de welwillendheid van den heer T. H.
IJtsma alhier Is het te danken, dat deze be
langrijke collectie van een zeer stellig begaafd
artist ter bezichtiging kan worden gesteld.
Blijkens advertentie zal het bestuur der
Leidsche afdeeling van de Holl. Maatschappij
van Fraaie Kunsten en Wetenschappen nog
aan het eind dezer week de leden oproepen
voor eene dramatische soirée, die door enkele
geoefende leerlingen der Amsterdamsche Too-
neelschool zal worden gegeven. Ditmaal zal
do vergadering wederom in de Nutszaal wor
den gehouden, daar by het kleine getal der
leden do lokalen dt,r Stadsgehoorzaal te groot
bleken te zijn. Hot is zeer te hopen dat dit
maal door eene getrouwe opkomst der leden
en hunne dames van meer belangstelling
moge blijken dan by de laatste uitnemende
voordraeht van den Groningschen hoogleeraar
Van Hamel hot geval was.
In den toestand van ds. E. César Segers,
predikant by de Ned.-Herv. gemeente alhier,
die ernstig ongesteld is, komt eenige verbe
tering, welke aanleiding geeft tot hoop op
langzaam herstel.
De jongste predikant bij de Ned.-Herv.
gemeento alhier, ds. G. J. De Hoest S.Jzn., zal
10 Mei a. s. den dag herdenken, waarop hy
vóór 25 jaren zijn dienstwerk als predikant
te Amerongen aanvaardde. Hij was daarna
achtereenvolgens predikant te IJselmonde,
Amersfoort, Barneveld, Leeuwarden en Zutfen
en sedert 1 Mei 1892 te Leiden.
Ds. W. Brièt J.Pzn., mede pred. bij de Ned.-
Herv. gemeente alhier, zal 27 April a. s.
twintig jaren hetloeraarsambt bekleed hebben.
Do nog in het eerste levensjaar zijnde
Leidsche Tooneelvereeniging „Multatuli" gaf
11. Zaterdag-avond hare eerste uitvoering. Velen
hadden zich naar de zeer net met groen ver
sierde zaal van „Vondolhovon" begeven, ten
einde dezen avond gezellig door te brengen.
Ook was uitgenoodlgd het bestuur der
„Volksleeszaal", uit welker midden de ver-
eeniging ls voortgekomen, alsmede enkele
andere vereenigingen.
De president, de heer J. Hogenkamp Jr.,
wees er op in zijne openingsrede, dat de naam
„Multatuli" by enkelen niet gewild is, doch
hij hoopte dat, aangezien de vereeniging zich
alleen ten doel stelt het beoefenen der tooneel-
kunst en het geven van gezellige uitvoe
ringen, deze naam geen beletsel zou zijn om
de vereeniging te steunen.
Daarna werd opgevoerd: „Doove Stoffel",
toeneelspel in twee bedrijven met een dubbel
voorspel, hetwelk zeer in den smaak viel,
dank z(j de medewerking van hem, die de
titelrol vervulde, en ook niet het minst van
Grijpvogel.
Het ten gehoore gebrachte duet „Hebt u
daar soms contract van?" en de voordracht
„Bankbouk" brachten de lachspieren in bewe
ging. De heer Prinsenberg voerde ook nog
een solo voor viool, met begeleiding van
piano, uit, welke eveneens zeer goed voldeed.
Als rastukje was gekozen: „De Buren",
klucht van Justus Van Maurik, welke even
eens de aanwezigen in eene opgewekte stem
ming hield.
Het was een avond vol afwisseling.
Een zeer geanimeerd bal besloot deze zoo
bij uitstek geslaagde eerste uitvoering.
De alhier tot arts bevorderde cand.-arts
T. A. F. Scharenberg is bestemd voor off.
van gez. 2de kl. bij het O.-I. leger.
De 2de luitenant van het 4de regiment
infanterie I. W. J. Prins, gedetacheerd bij
het corps genietroepen, is op zijne aanvrage,
voor den tijd van één jaar, gesteld op non
activiteit.
De officier van gezondheid 2de kl. van
het Oost-Indische leger Van der Upwich
vertrekt begin Augustus via Marseille naar
Oost-Indii).
By de heden gehouden openbare vorkoo-
ping van cokes, in partijen van 100 en 10
Hectoliters, waren de prjjzen: f 38 en f 4.
Onze vroegere stadgenoot de heer Hendrik
Doesburg maakt sedert oenigen tijd deel uit
van het Philharmonisch Orkest te Berlijn on
is dezer dagen in de „Philharmonio" aldaar
als solist opgetreden met de „Elegie" voor
viola van H. Ernst. De „Berliner Börsen-Cou-
rier" maakt met lof melding van zijn spel
en zegt dat hy de Elegie voortreffelyk voor
droeg.
Op hetzelfde concert werd o. a. ook uitge
voerd het „Quartet Es-dur" voor piano, viool,
viola, en violoncel, maar opmerkeiyk is dat
van de vier vertolkers er drie Nederlanders
warende heeren Bram Eldering, viool, concert
meester, Hendrik Doesburg, viola, of 2de viool,
19.)
Brusselsche koetsiers kennen geen ont
fermen.
Deze knipoogt straks tegen den garcon van
„l'Angleterre", die daarop verzekert:
„Prix fixe, monsieur, prix fixe!"
Om Herders uitblyven bekreunt de bankier
zich geen zier. Mamsel Vilain evenmin. (Wie
was hy in vergelijk van den bankier en
den graaf?)
Nanda verontrust zich echter.
Evenwel, zy is te verstandig, om dat te
laten merken, en stemt papa volkomen toe:
„dat hy in goen zeven slooten tegelyk
zal loopen."
Toch sluit zy van onrust geen oog. Zy wist
ook niet dat Herder, het spoor eenmaal byster,
alle zorg over de dames den cavalier overla
tend, dien hy haar achterliet, eenvoudig den
weg had gevraagd naar „PAngleterre", en,
terechtgekomen, terstond zich naar zyne
kamer had begeven, die natuuriyk niet „au
rremier" was.
IX.
Slechts een paar malen had Nanda by de
familie Vilain overnacht, toen zy papa mee
deelde liever in het hotel te biyven. Ofschoon
zy hem de reden verzweeg, moest die toch
gewichtig genoeg zyn om eene schynbare
onbeleefdheid tegenover Marianne te begaan.
Papa vroeg er gelukkig niet naar en daardoor
kostte het haar geene moeite te verzwygen
hoezeer Marianne haar in den huiselyken
kring teleurstelde en hoe weinig zy meer
geleek naar Marianne van de kostschool.
De familie Vilain kon het buitendien niet
al te best onderling vinden. De vyf zusters
gaven elkaar, wat men noemt, voortdurend
„stok en bal" in de hand, d. i. zy kibbelden
over allerlei nietigheden, misgunden elkander
elk voorrecht en brachten Nanda meer en
meer tot de overtuiging, dat het nog zoo'n
ramp niet was éénig kind te zyn.
Ondanks hare voorliefde voor Marianne,
moest zy deze dikwyis in het ongelyk stellen,
wanneer zy de klaagliederen der zusters had
aangehoord, voornamelyk omdat Marianne
die op hare beurt niet zong en oogenschyn-
lyk althans zich dergelyke wereldsche zorgen
minder aantrok.
Ook verzweeg zy.papa, dat zy de uitnoo-
diging om haar op reis te vergezellen zeker
achterwege zou houden, indien ze niet reeds
was gedaan. In de gegoven omstandigheden
begreep zy echter niet terug te kunnen tre
den en hield zy hare ervaring voor zich.
Het vertrek is eindelyk bepaald op den
anderen morgen, toen Herder haar afhaalde
by de familie Vilain, wie zy haar afscheids,
bezoek bracht.
Vol over de aanvankelyk goede vruchten,
die de Vlaamsche Landdag beloofde af te
werpen, haast hy zich haar mee te deelen, hoe
zeer de Frankiljons, tegen wil en dank, zich
de Vlaamsche taal zullen moeten eigen maken,
indien zy een post of postje in Vlaamsche
gemeenten willen verkrygen.
„Fiat!" juicht Nanda. „Ik heb wel gedacht
dat gy te veel onder den invloed Terkeerdet
van do door u bugewoonde oneenigheden,
toen ge zoo sterk beweerdet, dat de geheele
byeenkomst op niets zou eindigen."
„En wat Ieeren we hieruit, kleine philo-
soof?" vraagt hy lachend.
„Ons oordeel op te schorten, tot wy geheel
op de hoogte der omstandigheden zyn."
„Goed geantwoord 1"
„'t Verheugt me waariyk, met zoo'n goede
tyding Brussel te verlaten'. Kyk! Ik zou de
Ylamuigers wel openlyk willen gelukwen-
schen met dio overwinning en hun tevens
aanraden maar goed vol te houden, 't Recht
is aan hunne zyde en zegt het spreekwoord
reeds „de aanhouder wint", dan moet dit nog
te eor het geval zyn, als men dit getuigen
kan, nietwaar?"
„Je bent een lief schepseltje, freule Nanda 1"
„Och, ik bid u.laat dat gekke „freule"
toch na."
„Papa hoort het zoo gaarne en mamsel
Vilain is er ook zoo op gesteld. Kan men,
andere voordeelen nog daargelaten, twee
zulke lastige potentaten door zoo'n kleinig
heid in goede luim houden, waarom zou
den we dit dan niet doen? Dat's levens-
wysheid."
„Hoe vindt u mamsel Vilain?"
„Mag ik heel openhartig zijn?"
„Ja zeker!"
„Onuitstaanbaar pedant, trotsch en bang
om zich aan koud water to branden."
„Dus niet aangenaam als reisgenoot?"
„Zy is goed als vierde persoon, om papa
aan den praat te houden. Maar ik vergeet dat
ze uw vriendin is."
„'t Is ook niet mooi van roe itw oordeel
uit te lokken!"
(Wordt vervolga.)