Persoverzicht. In Recht voor Allen wordt verhaald dat de wachtkamer van het bureau van het Handels blad 's avonds ter beschikking is van de politie. Tegen donker gaan de agonton één voor éón de steeg in, als gingen zy hier of daar naar een post, doch verzamelen zich allen in dit lokaal. Een kwartier nalat alle manschappen aangekomen zyn, voegt zich een inspecteur by hen, die hun de orders uitdeelt. Dit geschiedt niet altyd; doch alleen wanneer de arbeidersvergaderingen plaats hebben. Zcctfölê woorden, zoovele oilWoftlhOder zegt het Hbl. Aanleiding tot dit verdichtsel heeft een feit gegeven, dat in de vorige weck is voorgekomen, toen 's avonds voor eenigt ^litie-agonten toegang tot de wachtkamo- in ons bureel werd gevraagd; wat niet werd geweigerd, omdat wy meenden, dat dit, verzoek in hot belang der openbare r^ac Tveiu gedaan èn ieder burger verplicht is daartoe mede te werken. Toen wy den volgonden dag om opheldering vroegen en tevens te kennen gaven dat zulk eene inlegering niet zonder bedenking was te achten, bleek ons dat het gebeurde op een misverstand berust had. Er was bedoeld de agenten op den „oponbaren" wog ter hoogte van ons bureel ©p te stellen om voor mogolyke betoogingen tegenover het Paleis te waken. De tolegra- phischo order werd echter niet juist begrepen en als bezetting van ons bureel opgevat. Ziedaar alles! Vorleden week zei het Raagsclu Dagblad dat onze Koninginnen in de hoofdstad „grof boleedigd" waren en do verontwaardiging van „alle Nederlanders van onvervalschten bloede" was opgewekt door de standjes, die eonigo socialisten toen hadden verwekt door het rond strooien van oude kranten. Dit is zogt de Amsterdammer al wat hier gebeurd was on wat de socialisten niet alleen by den intocht der Koninginnen, maar by alle mogoiyko gelegenheid doen, waarby zy de kans schoon zien om propaganda of standjes te maken. Hoe hierdoor de Koninginnon kunnen zyn „boleedigd", zal wei alleen het Dagblad begrypen. „Waariyk", zoo besluit het Amsterdamscho blad, „de Koninginnen mogon zich voor vrionden als die aan 't IlaagschDagblad tronen, in den togenwoordlgen voel bewogen tijd wel in acht nomen. Niemand, die er voor 't oogenblik hier te lande ernstig aan donkt, het hoofd van don Staat in don partystryd tegenovor het volk te plaatsen of iets anders te begeeren dan de constitutionoole monarchie, zooals die thans bestaat. Alleen het Dagblad is er by voortduring op uit om èn door zyn stryd tegen de kiesrecht ontwerpen ön door lougons als waarvan wy hierboven een staaltje gaven, vorst en volk scherp gescheiden te houden, ja, waar mogelyk, tegen elkander op te zetten. "Welke hiermede do geheime bedoelingen zyn van de kliek, die het Dagblad vertegenwoordigt, is duidelyk genoogdie lieden gevoelen instinctmatig, dat zy weg vallen zoodra de Troon begrypt, zyne grond slagen breeder en vaster dan tot dusver te moeten vestigen op geheel het volk. En ora dit zoo lang mogelyk togen te gaan, ter bo- vordering dus van kleine baatzuchtige doel einden, durft men steeds stoken tusschen de burgers onderling, tusschen het volk en Oranje, durft men het volk zwart maken en daarby Oranje natuurlyk op de lafste manier vleien." In de Economist komt een artikel voor van don heer mr. M. Mees over de belasting op bedryf8- en andere inkomsten, te weton over het ontwerp, gelyk het thans van den minister van financiën by do Tweede Kamer is teruggekomen. Het ia geenecritiek over het ontwerp, hot is eenvoudig een resumé van de veranderingen en verbeteringen, die het ontwerp heeft ondergaan. 't Luidt zeer gunstig. De heer Mees is van oordeol, dat in het gewyzigd ontwerp groote verbetoringon zyn aangebracht, dark zy ook het zaakryk en uitmuntend gesteld Voorloopig Verslag van de Kamer over het o.itwerp. De minister heeft mede voldaan aan den wensch om zyne denkbeelden in de Memorie van Antwoord moer uitvoerig toe te li en. Het is moeilyk do beschouwing vim den heer Mees in beknopten vorm weei te geven, daar hy achtereenvolgens allo meer of minder belangryko veranderingen, in de tikelen aangebracht, behandelt. Wy moeten ns be palen met bier en daar een greep to uoen. De naam van de Lolaiting is verbeterd, 't Zou nog duidölyker zyn als de minister er aan toevoegde „behalve die (inkomsten), welko onder de vermogensbelasting vallen." Maar in 't wezeQ der zaak is verbetering aangobracht nu in plaats van eene belasting, geheven van winsten en belooningen, eene belasting aal worden geheven van personen voor hunne inkomsten, ook van rechtsper sonen. Door dit meer persooniyk karakter dor belasting kunnen allerlei fictiön, die in hot eerste ontwerp tot ondujdelykheid aan- leiding gavon, vervallen. Niet belast woruêü staatsrechterlyk-j lichamen, söoals .gemeentenevenmin worden meer belast -handelingen voor gemeene reke ning, consortia on syndicaten en evenmin administration Van inscbry vingen op de groot boeken of 'effectenbezit. Natuurlyk blyvon bp^ast naamlooze vennootschappon, dio dit bedryf uitoefenen. Voor commanditaire ven nootschappen is eene betere regeling gemaakt. Do omschrijving van hetgeen als belastbaar vermogen en wat als winst of belooning wordt beschouwd, is verbeterd. Do aftrek van ronto van kapitalen is duidelyker geformuleerd. Do vrystelling, verleend aan den landbouw, is uitgebreid tot de boom- on bollenkweekery. Hior schynt de heer Mees eenige bedenkingen te koesteren. Hy bepaalt zich althans tot do opmerking: „Het sterkste argument, door den minister gebezigd voor de vrystelling van den landbouw, is misschien hot volgende: Mochten er leden zyn, dio dit betoog niet, bevredigend achten, zoo mogen zy op do politieke zyde van het vraagstuk letten. De oude quaostie van de werking der grondbelasting kan jarenlang een stuikelblok voor do hervorming van oene belasting wezen." Dat de minister niet toegegeven heeft aan den aandrang om ryksambtenaren vry te stellen van de belasting, keurt hy goed. Zeer terecht is het bezwaar dat de Staat geene trak tementen zou mogen belasten, door hemzelven toegezegd, niet als geldig aangenomen. Maar van kleinere inkomsten, en dus ook van trakte menten, is de belasting verlaagd. Voorts is sedert ingediend oen ontwerp tot afschaffing van het registratierecht op de benoemingen en van de leges op de traktementen. De heer Meos eindigt zyne beschouwing in de hoop, dat het besluit der commissie van rapporteurs om geen nieuw onderzoek in de sectiën te houden, de voorbode moge zyn van de spoedige aanneming van 't wetsvoor stel mot eene flinke meerderheid. Omtrent de Kieswet-Tak, beschouwd in verband mot hetgeen in Belgiö is geschied, lezen we nog in de Telegraaf: „Het is onmogoiyk, om de zaken in Belgiö gade te slaan, zonder daarby tevens indachtig te zyn aan onze eigen binnonlandsche toe standen. De ongeregeldheden vóór de aanne ming van het voorstel-Nyssens, en de ont spanning, welke op die aanneming gevolgd is, leveren een zeer duidelyken spiegel voor wat de toekomst kan aanbrengen in zake do voorgestelde kiesrechtuitbreiding, waarvan aan de Regeering by ons te lande de oer tookomt. Het schynt ons geene gewaagde onderstelling, dat do kansen van de voorstellen van den minister Tak daardoor niet onbelangryk gerezen zyn." De Standaarddie steeds vurig do „finale" kiesrechtuitbreiding blyft wenscben, laat zich over do vraag, of do kansen van de kieswet ten onzent door het gebeurde in België gere zen zyn, niet uit, maar meent toch blykbaar ook, dat men in Nederland aan hetgeen in Belgiö voorvalt, zich behoort te spiegelen. Zy schryft onder het opschrift; „pressie" het volgende entrefilet: „Wat men de laatste dagen uit Brussel vernam, toont opnieuw waar het heengaat, als do Overheid geene rekening houdt met de volkstoestanden. „Tameiyk dreigend eischt nu het volk alge meen stemrecht. „Dien eisch weerstond Koning, Kabinet en K tmer; een weerstand, die een oogenblik respect afdwong. „Maar zio, nauweiyks begint het volk te woelen, en kraken de spiegelruiten, en vloeit er bloed, of de eens zoo logge en loomo regt ringsmachine begint opeens snel te loopon, en nu reeds verluidt, dat men voor algemeen kiesrecht, met meervoudig stemrecht, tweederden van do Kamer en het Kabinet gewonnen heeft. „Nu, dit spel doorziot mon licht! „Straks gaat dat meervoudig stemrecht er weer af, en in beginsel triomfeort de revolutie nu reeds. „En waarom, waardoor? „Enkel als gevolg van pressie. Een wijken voor het straatrumoer. Eon te laat inzien, dat men zich vergist heeft. „Op die wyze nu wint de volksagitatie aan zedelyke veerkracht, en het Gouvernement boet weer iets in van zyn prestige. De Haagsche briefschryver van de Zaan- landsche Grt. meent daarentegen, dat men verkeerd zou doen door, op grond van de troebelen by onze naburen, do conclusie (e inakon, dat ónze "Wetgevende Macht verstan dig handolen zou door het kiesrecht zoover mogelyk uit te breiden. Geheel daarlatende de vraag, of niet op zichzelve eene toekenning van het kiesrecht aan allen, die, naar eene gezonde, rationeelo opvatting der Grondwei daarvoor in aanmerking zouden kunnen komen, wonschelijk is te achten, vindt hy het dwaas zulk een stap te verdedigen, alleen met een beroep op de houding van het werkvolk in België. Zelfs de warmste voorstander van de vorst mogelijk uitgestrekte kiesrecht-uitbreiding, kan, meent de briefschryver, in ernst niet beweren, dat ons volk, geiyk in Belgiö, zich luid vóór hot erlangen van staatkundige rechten, van invloed op den gang der staats- aangelegenheden, heeft verklaard. „Een handvol socialisten en radicalen mogen", zoo schryft hy verder, „met veel op hef dio rechten opeischen; het kalme, practi eche, phlegmatische volk, in zyn geheel ge nomen, heeft zich nog byzondcr kalm getoond voor het kiesrecht-ontwerp. Men heeft hier, in Den Haag, en op enkele andere plaatsen, gecolporteerd met een reactionnair adres tegen het kie8wetvoor8tel-T a k. Waar is de contra beweging? Heeft het volk zich moeite gegeven om de Regeering te steunen en de Staten- Göneraal in te.lichten omtrent zyne wenscben? Volstrekt niet. Het gro3 van ons ordelievende, koele, geduldige volk wacht heel kalmpjes af hoe „de lieeren" het zullen regelen en het zal tevreden zijn, hoe de beslissing ook uitvalt Zóó zyn wy. Moet dat nu oorzaak zyn, dat men het kiesrecht zoo schaars mogelyk toekent? In tegendeel. My dunkt, dat de groote bezadigd heid, waarmee de hoog6t gewichtige aange legenheid door de overgroote massa van niet-kiosgerechtigden werd aangezien, nog iets anders dan onverschilligheid in zich sluit. Er spreekt ook eerbied uit voor het gezag, ver trouwen in de overheiden bovenal zelfkennis. Men vrago het oens aan honderd personen, die nu nog van het kiesrecht vorstoken zyn, hoe zy over do quaestie denkenin 80 gevallen zal men ten antwoord krygen: och, het kan my weinig schelen; wy, menschen, hebben daar zoo geen verstand van; de heeren van de Kamers zullen het wel schikken zooals het goed is on wy zullen ons daar maar stilletjes by houden. Waariyk, met een volk, dat zóó redeneert en dat doet de meerderheid van ons volk, al wordt die nu en dan door een klein, maar ruw koor van opgewondenen overschreeuwd kan men gemakkeiyk, zonder or toe te worden gedwongen, eene flinke schrede doen op den weg der kiesrecht-uitbreiding. Dat men tegen over zulk een volk ook gedwongon zou zyn om, uit vrees voor de uitspattingen van een on gebonden hoop canaille, als nu in België ellende en schande over hot land brengt, verder te gaan dan het gezond verstand en eene wyze staatkunde voorschryven, weiger ik te erkennen." Aan de Tijd wordt van geachto zydo ge schreven Eenigen tyd geleden werden de gemoederen der dierenvrienden in beroering gebracht over het bedryf der kikkerjagors, die de diertjes lieten wegkruipen, na ze van hunne partes posteriores beroofd te hebben. De rilling in Nederland kwam eerst tot bedaren, toen een ooggetuige meedeelde dat de boestjes vóór hot begin der operatie wel degelyk geslacht werden. Thans alarm over de buffels in Amerika: dion snydt men de tong uit en laat ze daarna loopen. Hoe stolt men zich ae zaak voor? Ik denk, men heeft eens gehoord van een barbaar, die het paard in de weide de tong afsneed, om wraak te nemen op don meester. En deze exceptioneele wreedheid blykt nu in 't verre Westen dageiyksch werk te zyn Ik geef den beklagers evenwel te overwegen, of de zaken zich precies zoo toedragen als zy meenen. Zie eens: de mishandeling van zoo'npaard zal wel op deze manier hebben plaats gehad, dat aan het dier in der haast de punt van de tong werd afgesneden. Ik Veroorloof my echter onder de aandacht te brengen, dat do Amenkaansche buffel operateurs een ander doel hebben dan de Nederlandsche paardenschonner, en dat zy dan ook tot bereiking van hun doel op heel andere manier dienen te werk to gaan. Ieder weet dat de punt van eene ossetong juist niet zoo heel smakeiyk is. De lekkere beet van 't ge recht bestaat uit den wortel en het dikke achterdeel van de tong. Nu dientiemar.dal een heel knap operateur te wezen, om de tong van een dier in haar geheel weg te nemen, zor.der tegeiyh den strot door te snydon. Wat kort en goed wil zeggen, dat de operatie op de eenvoudigste en meest natuur- lyko manier moot worden voorafgegaan door het slachten van het beest. Do zaak, zoo zy de moeite waard is om gorectiflceerd te worden, zal dus wol hierop noerkomon, dat men niet de dieren tongloos laat loopen, maar dat men de cadavers tongloos laat liggen. 't Is zonde van 't kostelyke vleosch, maar het stomme dier zal zich de minachting voor zyne nalatenschap wel niet aantrekken! Leven en laten leven. Onder dit op schrift wyst de Zoom er op hoezeer de ryken en aanzienlyken, de kapitalisten, er toe mee werken zy het dan ook dikwerf onbewust en zonder kwade bedoeling om den toestand voor onzo werklieden en kleine burgers al meer en meer ongunstig te doen worden. Vroeger, eenige tientallen van jaren geleden, hoe ging het toen? vraagt het blad. Iemand moest een nieuw kleedingstuk hebben; hy ging naar zyn winkelier, kocht daar het noodige goed en liet zich door zijn kleermaker het verlangde maken! Twee gezinnen verdienden op die wyze een stuk brood! Maar nu! Moer en meer komt het in ge bruik, zyne waren in een confectiemagazijn aan te schaffen, en één man strykt nu op waar vroeger twee menschen goed mee waren, zegt de Zoom. Dit zou nog daartoe zyn, indien velen op die wyze een broodje konden verdienen. Maar neen, dat gaat niet! Hoe grootor inagazyn, hoe mooier, hoe nieuwer, en.naar men meent, hoe goed- kooper het verlangdo is! De groote magazynhouder slokt dus alléét in wat vroeger velen ten goede kwam! Eén man verdient duizenden, die in normal» omstandigheden aan tien auderon een behoor ïyk levensonderhoud zouden hebben verschaf: Kan zoo iets goeds zyn? Zoo gaat het ook in andore vakkon! Vroeger schoenmakers, thans magazyne: van schoen- en laarzenwerk, dat, gewoonl(;fc in fabrieken gemaakt, door zyn lagen prij! don eerzamen ambachtsman dooddrukt! Eertyds bakkers, thans broodfabrieken! Voormaals timmerlieden, die zeiven hui hout pasklaar maakten, thans fabrieken, di( machinaal plankon en balken en latten afleve ren, geschaafd en geploegd en gegroefd, o hoe het verder heeten mag. In piaats van meubelmakers, meubel fabrieken. In stede van winkels, inrichtingen a!i Eigen Hulp. Waut niet genoeg, dat de bezitter zyne benoo digdheden liefst uit de groote magazynen neem en daardoor de groote kapitalen helpt vermeer deren, maar ook tegelyk den kleinen man he leven moeilyk maakt; neen! hyzelf moet all winkelier optreden, om op die manier in de: zak te houden wat anders zyn medemonscbii staat zou stellen te bestaan. Zoo ziet men dan, dat ryke bezitters en nil gesalarieerde ambtenaren winkels opzetten waar zy hunne waren haleD, waren van aller lei aard, van drank tot suiker, van laken to aardewerk, van boeken tot brood en vleesch "Wat zou het gevolg zyn van de consequent toepassing van dit beginsel? "Waar zouden de winkeliers blyven? Allen zonder uitzondering, indien personen „zonde verplichting", indien allo ambtenaren en ren?e nier8 zeiven gingen winkelen? "Watzou ervai dion geheelen stand in de maatschappy moetei terechtkomen? vraagt het blad. Overal in de maatschappy een streven, z het dan bewust of onbewust, om het geld t doen komen in de banden van weinigen I Over al de zucht om van kleine zaken groote t maken; zoozeer zelfs, dat men, waar het gei ontbreekt, zyne toevlucht neemt tot het cr< eeren van maatschappyen En het gevolg? Vroeger of later?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 6