Ui Ju i 1/ n°. 10156 A. 1833. M»o <Qcv.ra.nt wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Feuilleton. Gevaarlijk spel. Doiulerdag 250 >ïaflï*t. (V.,% 14^ Y PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandonf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommors0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Tan 16 regela f 1.05. Iedere rogel meer f 0.17J. Orootere lettere naar plaataraimte. Voor het incaeeooren buiten do BUd wordt f0.05 berekend. Persoverzicht. Do Prot. Noord-Brabanter waarschuwt de anti-revolutionnaircn om zich niet te innig met de radicalen te verbroederen, onder opmerking, dat men niet weet hoo dezen wel denken over verschillende quaestiën. „Hoo wil het radicalisme handelen tegen over do christelijke gymnasia en scholen van middelbaar onderwijs? Hoe ten aanzien van do vrye universiteit? Hoe ten aanzien van den vaccine-dwang? Hoo ten aanzien van leerdwang, waardoor het huisgezin in beginsel onderworpen wordt aan de Staatsalmacht? Hoe ten aanzien van do Staatsarmenzorg, ten aanzien waarvan van radicale zyde t6lkens betoogd wordt dat. de keikolyke liefdadigheid ontoereikend blykt, zonder dat van de kracht, die van de vrije kerken uitgaat, wordt gerept? Hoe ton aanzien van Staatsuitgaven? Zal voortaan de tering naar de nering worden gezet; of meer nog dan thans „de Staat" ter voorziening in allerlei persoonlijke be hoeften worden aangesproken, om, nadat hy eerst „vastgesteld" heeft wat nuttig, dus noodig is, do ingezetenen ter betaling van dat aldus vastgestelde ondraaglijk te belasten?" Daar deze verzuchting hier en daar weer klank gevonden heeft in do anti-revolution- naire pors, acht de Amsterdammer het zaak op die vragen to antwoorden, hoezeer onder protest, omdat do Prot. N.-Brabanter over de radicalen spreekt als ovor bewoners van een verafgelegen eiland, waar ze wel van heeft hooren spreken, maar van wier uitingon ze nooit direct heeft kennis kunnen nemen. In zake het onderwijs, zegt de Amsterdammer, willen de radicalen de rechtvaardigheid be trachten, zoodat het bijzonder onderwijs zich naast het openbaar onderwijs kunne ontwik kelen. Z(j zyn derhalve voor subsidie van bij zonder onderwijs, hetzij hooger, middelbaar of lagor, voor zoover de bijzondere inrichtingen den Staat ontlasten. "Wat de kosten van het openbaar onderwijs aangaat, zijn zij voor even redig schoolgeld b\j hooger, middelbaar en lager onderwijs, opdat de Staat niemand, die het zelt bekostigen kan, in den vorm van onderwijs bedeele. Omtrent don inëntingsdwang i3 de Amster dammer van oordeel, dat do medici, niet de leeken, het nut der inenting moeten uitmaken de radicalen zullen, nu de overgroote meerder- heid der medici de inönting nuttig acht, zich I niet tegen inëntingsdwang verzetten, mits de gemoedsbezwaarden worden vrijgesteld. Doch aangezien do niet-ingeönten kunnen geacht worden de verspreiding der pokziekte in de hand te werken, zullen zy een bepaald ken- teeken motton vertoonen en, zoo zo worden aangetast, uit een niet ingeënt gezin verwij derd moeten worden. Men bewijze den ge moedsbozwaren de eer, die hun toekomt, maar der hygiëne evenzeer. Van leerdwang ver klaart de Amsterdammer zich met nadruk eeno voorstandster, al wil z|j daarbij aan do ouders do vrijheid lal en, het onderwijs naar hun eigen smaak to kiezen. Aan bet recht der ouders om hunne kinderen in het wild to laten opgroeien, gelooft zy niet, en aangezien hot huisgozin, de kerk en do maatschappij in menig opzicht onmachtig zijn gebleken om voor de opvoedig te zorgen, moet de Staat te hulp geroepen worden en is h. i. het verleenen van dlo hulp Staatsplicht. Hoe het mogelijk is, dat de houding der radicalen in zake Staatsarmenzorg aanduid© lykhoid te wenschen overlaat, vat do Amster dammer niet. Staatsarmenzorg is noodig; dat wil zeggen, de wet moet de armenzorg regelen, formeel, en do Staat moet helpen finantiëel. De armenzorg behoort op de eene plaats niet beter dan op do andere te zyn en mag niet afhankelijk wezen van het kork-geloofwant ze moot uitgaan van het beginsel, dat wjj, Nederlanders, allen te zamon naar do mate onzer krachten hebben by te dragen, om ge meenschappelijk den armen den noodlgon bij stand te verleenen. Zulk eene armenzorg vor- eischt eeno geregelde samonworking van do verschillende vereenigingen, die zich aan armenzorg gelegen laten zijn. Samenwerking, niet opheffing. De Staatsarmonzorg moet komen, mon moet daarmede beginnen maar het is wensche lijk haar zóó in te richten, dat aan do kerken, die zich inderdaad willen beijveren, het innig verband tusschen geloof en liefdadigheid te toonen, de gelegenheid tot zulk eeno ver meerdering van krachtsinspanning niet worde afgesneden. Men mag de armen niet langer de slachtoffers laten zijn van de schriolheid der geloovigen, al zyn er onder dezen ook velen, die in hunnen kring een voorbeeld van liefdadigheid verdienen te heetenmaar ook zou het onbillijk wezen den kerken, die haar leven wonschen te beteren, den weg daartoe te sluiten. "Wat de vijfde vraag betreft, die noemt de Amsterdammer een raadseltje, dat zy onopge lost zal laten tot de Prot. Noord-Brabanter eene meer zakelyke en duidelijke omschrijving S van hare bedoeling heeft gegeven. De N. Prov. Qron. Crtmelding makende van deze antwoorden van de Amsterdammer laat zich daarover niet ongunstig uit en zegt: „In beginsel stellen do radicalen, evenals de liberalen, Staatsonderwijs boven alles en de hygiëne (de gezondheidsleer, zooals de officiëolo wetenschap die voorschrijft) boven consciëntie bezwaren. In de practyk echter zijn ze billijker en meegaander." In de Boodschapper lezen we omtrent die antwoorden Voor de vrijgevigheid ton opzichte van het bijzonder hooger onderwys zijn wij de Amster dammer dankbaar. Maar de verklaring over den vaccine dwang komt ons al zeer dubbelzin nig voor. „De medici, niet do leoken moeten het nut van de inenting uitmaken." Het nut, dus ook de noodzakelijkheid. En als nu de medici met elkancer in stryd komen, hoe dan? Het schy'nt wel dat de Amsterdammer onbe kend is gebleven met het stadium, waarin het vaccioo vraagstuk is getreden, althans zeer zeker met de Nota van den minister Lobman, opgenomen in de brochure: „Vaccine ver e e r i n g". Voor een blad als de Amsterdammerdat toch wel durft oordeelen, is het zi h zoo blin delings onderwerpen aan de uitspraak van medici toch wel een weinig zonderling. Of mist op dit punt het anders zoo moedig orgaan de kloekheid om het voor de minder heid tegenover „de overgroote meerderheid dor medici" op te nemen? De oproeping (we deolden hieromtrent vroe ger reeds iets mede in ons overzicht, met het oordeel van mr. A. Ferf, dat van het Sociaal Weekblad en het Handelsblad), uitgegaan van radicaal-sociaaldemocratische zijde, om openlyk afkeuring uit te lokken van de straffen, door de rechterlijke macht In Friesland uitgosproken over hen, die haddon deelgenomen aan de wanordelijkheden, waarvan Friesland in den afgeloopen winter het tooneel was, wordt door de Nieuwe Rotterdamsche Courant eene ernstige beschuldiging tegen onze rechteilijke macht genoemd. Om aldus openlijk eene blaam te werpen op onzo rechterlijke macht en zelfs voor eene demonstratie togen hare handelingen niet terug te deinzen, behoort men, zegt hot blad, te staan op eon vasten bodem van feitenwant het in verdenking brengen van de onpartydig- hoid des rechters is oeno zaak von do meest ernstige beteekenis. In plaats van op feiten beroept men zich echter slechts op den indruk, dien men van de straffen gekregen heeft. Toch was er reden om aan de juistheid van dien indruk te twijfelen. Wanneer, gelijk de heer mr. A. Ferf in het Sociaal Weekblad van 18 Maart jl. mededeelde, een drietal veroordeelden uit Appelscha zich schuldig maakten aan afpersing, opruiing, be dreiging en beleediging der politie, en, terwyl het maximum der straffen voor hen respec tievelijk kon bedragen 12 jaren, 16 jaren en 14 jaren 4 maanden, hun eeno gevangenisstraf van 15 maanden werd opgelegd, dan zou men toch a priori eer vermoeden, dat licht, dan dat zwaar gestraft was geworden in elk geval mag men motiveering vragen van don indruk, dat de straf te zwaar zou geweest zijo. Zulk een indruk kan alleen dan waarde hebben, wanneer hij verkregen is na nauw keurige kennisneming van do bijzondorheden der strafzaak, wanneer hy berust op eene ernstige, onpartijdige overweging van al do feiten, welke do instructie der zaak opleverde. Zyn deze voorwaarden vervuld bij de lieeren, die hunne namen onder de oproeping plaat sten? Zullen zij vervuld zijn by hen, die tot verklaringen van adhaosio worden opgeroepen Zoo neen, met welk recht wordt dan een oordeel uitgesproken, dat zulk eeno krenkende beschuldiging tegen onzo rechterlijke macht bevat? Wie zich oen juist denkbeeld wil vormen over alios, wat by het toenemen der straf door den rechter in aanmerking moest ge nomen worden, en een indruk wil erlangen van de veelheid en veelzijdigheid der over wegingen, die daarby moeten golden, loze het opstel van prof. G. A. Van Hamel in het pas verschenen nummer van het Sociaal Weekblad: „Iets over hot toemeten van straf." In dat opstel laat de heer Van Hamel zich over de eenzijdigheid van hot publiek by het beoor- deelon der toegepaste strafmaat aldus uit: „Het publiek let in den regel slechts op éón der bovengenoemde elementen, dat der afkeuring van do daad. Voor waarschu wing, afschrikking, verbetering, herstel van rechtsveiligheid voelt hot althans buiten den kring van de onmiddellijk getroffenen of bedreigden zooveel niet; daarvoor draagt het publiek goene verantwoordelykhoid en voelt het ook geöno verantwoordelijkheid; voor zulk eon inzicht is ook meer redeneering noodig en het publiek oordeelt vooral naar indrukken, naar zijn rechtsgevoel; Let zietin de straf vooral de afkeuring van het gebeurde, 6.) Werktuiglijk haalde ik een potlood uit den zak, vouwde de courant dicht en berekende 50,000 roebels tegen 62 procent maakte een verlies van 23 procent of 11,500roebels; 50,000 tegen 66 procent maakte een ver lies van 17 procent of 8500 roebels, te zamen 20,000 roebels of 60,000 mark. Ik weet dat ik lachte het was de lach dor vertwyfeliDg. Ik had niet alleen de 30,000 mark van mijn zwager verloren, ik was nu ook nog 30,000 mark schuldig. Ik stak de courant in den zak en ging verder, waar heen dat wist ik niet. Ik ging in tegenovergestelde richting van mijne woning naar het einde der stad. Ik geloof dat ik het gevoel had, alsof ik voor myzelven vluchtte. Nu en dan bleef ik staan en trachtte my te overtuigen of ik niet droomde; 60,000 mark had ik in een enkelen slag verloren30,000 mark was ik myn zwager schuldig, d. w. z. hij kon my, als hy wilde, wegens verduistering aanklagen; 30,000 mark was ik den bankier schuldig, natuuriyk vervolgde by my, ik verloor alles wat ik bezat, ook myne betrekking, stortte myne familie en myzelven in het ongeluk en had misschien nog do kans, in de ge vangenis te komen. Ik liop altyd door; het scheen my toe, dat ik al jarenlaDg liop en in werkeiykhoid vorderde ik zeer langzaam. Het was alsof ik lood in de voeten had en het viel moeiiyk, zo op te heffen en te bewegen. Deze ver moeidheid in do beonen nam toe, ik zocht naar eene rustplaats en zag vóór my hot koffiehuis, dat aan den weg naar Sarau staatgy kent het. Ik trad binnen, vond slechts weinige personen in den tuin, ge lukkig geene bekenden, ging zitten en be stelde my een glas melk. Wat moe6t ik doen Wat moest ik be ginnen? Hoe zou ik my heipon? Zou ik naar huis terugkoeren en myne vrouw alles mededeolen Neen, daartoe bezat ik geene kracht. Zou ik mij net leven benomen en vrouw en kind in ellende achterlaten? Neen. daartoe bezat ik toch te veel moreelen moed en te veel plichtsgevoel. II t moge ook anderen menschon zoo gaan, dat zy in oogenblikken van groote opgewon denheid hunne gedachten zóó inspannen, dat zy niet meer in staat zyn, hot voorwerp hunner gedachten vast te houden. Ik weot- slechts, dat ik my plotseling daarop betrapte, dat ik kinderen zag spelen en myzelven de vraag stelde, hoe het kwam, dat de spelen der Kinderon in dezelfde plaats telkens weer overgoërfd worden, precies als de levensge woonten der volwassenen. Ik tastte work- tuigiyk in den zak en vond do courant. Een gevoel van moed, van lust, om myzelven te kastyden, beving myik besloot den beker des ongeluks tot op den bodem te ledigen. Ik las kalm eerst het politieke gedeelte, de berichten uit het binnenland en buiten land, en naderde eindoiyk de telegrammen; ik las dat inderdaad de czaar een ongeluk had gehad, doordien de paarden op een plei- zierrit met hem op hol gingen; intusschen was de monarch niet gedeerd, do paarden waren gelukkig tot staan gebracht. Van een nihilistischen aanslag was geen sprake. Ik las vervolgens ook de beurstolegrammen en vond dat het slot der beurs weer rus tiger was geworden; men onderstelde, dat de paniek kunstmatig was op touw gezet, om voor de vaststelling der ultimo-koersen eene sterke daling te bewerken. Dit gaf rny een oogenblik hoop. De paniek was dus niet zoo ernstig. Maar wat baatte dat? Ik had den bankier last gegeven tegen den eersten koers te verkoopen en myne verbintenis was j verbrokon. Ook indien, zooals daar genoteerd stond, by do sluiting der beurs de Russische effecten reeds weer op 52 stonden en zelfs voor 54 verkocht waren, baatto mfi dit niets meer. En zelfs wanneer hy tegen deze koersen ver kocht had, was het verlies in elk geval voor my reusachtig groot en, niet alleen het ver mogen van myn zwagor was verloren, maar ik had ook een ondraaglyken schuldenlast op my geladen. De niet-bevestiging van den aanslag had my evenwel eenigszins gerustgesteld; ik trachtte myzelven moed in to spreken en keerde naar de stad terug. Wat zou myne vrouw van myn uitblyven den ganschen dag denkenSta my toe, u te beschiyven, hoe myn gemoedstoestand was, toen ik het huis naderdo, waarin ik woonde sta my toe, u te beschryven, met welke ge voelens ik myne woning betrad, welke ik dos morgens verlaten had al3 iemand, die nog achting kon hebben voor zichzelven en wien I het thans voorkwam eon dief en een vor- woester van zyn eig*n familiegeluk te zyn. Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 5