N* 10155
"Woensdag 29 Maart.
A®. 1893.
Qeze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <gpnr en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Leiden, 28 Maart.
Feuilleton.
Gevaarlijk spel.
PRUS DKZB^i COTJBANT:
Voor ïr«{d®o p«r 8 rss&iwkaf £.20.
JPriEtoo p«? posls £.40.
A£e4>si«rl^k3 ivïjnraars9.06.
PHIJS 1)ER ADTERTENTEËit:
Tm 1—1 r*ff«ls f 1.96. Ieder» regol e«« f O.ïT^
GrooUre leU«co our pUeteruicte. Voor %tU
kiOMeeerM beitn de rtod wordt ƒ0. R 5 berelcMid.
Met Lcfdsche Tconeeü.
Zeker een der beste, een der geestigste
tooneelspelen van Ed. Pailleron is zyne schets
van de wereld, waar men de geheime deur
vindt, welke naar de volksvertegenwoordiging
leidt; de wachtkamer, die toegang tot de
academie verschaft; van de wereld, waarin
men poseert en intrigeert, waarin aanstellerij
als geleerdheid wordt beschouwd; van de
deftige wereld kortom, in één woord van de
wereld, waarin men zich verveelt.
Had de gewezen notarisklerk Pailleron zich
reeds in 1868 in een uitbundig succes mogen
verheugen na z\jn eerste in proza geschreven
blijspel „Le monde oü Pon s'amuse, „qui
fut," zooals Vapereau schrijft, „pourlethéatro
du Gymnase l'occasion d'une exhibition do
beautés et de parures féminines dans un
cadre litteraire," zijn naam was gevestigd door
zijne antithese „Le monde oü l'on s'ennuie."
Scherper en tevens beschaafder parodie is
haast niet denkbaar.
De expositie der tallooze intriges om de
plaats van een nog niet dooden geleerde in
te nemen, is fijn geteekend; de aanstellerij,
de gehuichelde belangstelling in philosophische
beschouwingen wordt op geestige wijze ge
ridiculiseerd, de deftige stijfheid, de schijn
heilige ernst met echten humor aan de kaak
gesteld.
Reeds verschillende malen hebben de Ver-
eenigde Rotterdamsche Tooneelisten ons op
dit standaardwerk vergast; het zal velen
ongetwijfeld bekend zijn geweest, maar nog
-altijd behoudt dit opus eene magnetische
kracht.
Ook gisteravond was de Schouwburg beter
bezet dan wij in langen tijd hebben gezien.
Over den inhoud zeiven hebben wy dan
ook ditmaal niet uit te weiden.
Ook da verdeeling der rollen was vrijwel
dezelfde als vroeger.
Alleon die van Susanno De Villiers was in
andere handen.
Hadden wjj by de laatste voorstelling onze
warme hulde gebracht aan mej. Pauline Beers-
mans sedert van ons Nederlandsch tooneel ver
dwenen voor de schalkschheid en opgewekt
heid, waarmede zy deze figuur typeerde, gis
teren mochten wy onze bewondering schenken
aan mej. Alida Klein.
Deze talentvolle jonge actrice heeft onge
twijfeld eene bijzondere voorliefde voor deze
rol gekoesterd; de haar wel eens kenmer
kende onverschilligheid was haar thans vol
komen vreemdzy speelde met een gloed en
kracht, die werkelijk bewonderenswaardig was.
De Susanne van Pailleron bezielde haar;
zij was er volkomen inhet gehoele karakter
van het naïeve, onschuldige, pas van hot
klooster weggejaagde, wilde kind was uiterst
fijn genuanceerd, scherp geteekend tot in de
kleinste détails.
Hare kinderlijke blijdschap by h6t zien van
den teruggekeerden neef, haar verhaal over
hare reis, die enkele woorden „ik heb ver
driet" tegenover hare beschermengel, de her
togin De Róville, en de bijtende, sarcastische
toon, waarop zy dat enkele „ik heb mi
graine" haren neef toesnauwde, 't was alles
diep gevoeld, 't was alles waar, 't was oene
kopie dor natuur.
Mevrouw Cath. Beersmans, als de hertogin
De Réville, gaf ons eene echt gemoedelijke
en tevens eerbiedwaardige teekening van de
eenige verstandige vrouw in deze orageviüg,
van het eenige „mensch", dat nog geloof slaat
aan oprechte, ongekunstelde liefde, zonder
hoofschheid, zonder vormen.
Hare grime was prachtig, hare mimiek
onovertrefbaar. Haar werd een fraai bloem
stuk vereerd.
En dan het jeugdig paartje, de sous-préfect
Paul Raymond en zyn vrouwtje, pas wegge
vlogen uit hunne dreven, waar geluk en vrij
heid hun deel waren, om zich hier te laten
opsluiten in eene kooi, waarvan stijfheid,
huichelarij en intriges do tralies vormen,
mot de hoop in hot hart, om, met de benoe
ming van profeet in handen, deze gevangenis
te kunnen ontvluchten. Con amore, sympa
thiek werd dit duo door den heer De Vries
en mevrouw Van Eysden gekarakteriseerd.
Mevrouw Coelingh-Vorderman had als Lucio
"Watson eene niet gemakkelijke en tevens niet
zeer dankbare rol. Zjj heeft het er kranig
afgebracht; vooral het Engelsch accent was
juist gepointeerd, zonder eenige charge.
De hc:er Tartaud, als Beliac, gaf eene niet
onaardige caricatuur op den would-be geleerde;
zyne onbegrijpelijke stellingen over liefde
waren goed voorgedragen.
Met een kort woord van hulde aan de
overige acteurs en actrices moenen wy thans
te kunnen volstaan.
't Was gisteren werkelijk een genotvolle
avond.
Een geestig stuk, schier vlekkeloos weer
gegeven.
Niettemin houden wy ons toch ook eons
voor een geheel nieuw tooneolspel aanbevolen.
Vergissen wij ons niet, dan staat dit reeds
op het repertoire dor Rotterdamsche Ver-
eeniging.
Mr. L. H.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Banana (Etat Indépen-
dant du Congo), door middel van het stoom
schip „Koningin Wilhelmina", van Rotterdam
vertrekkende. Ten postkantore alhier moeten
de brieven enz. uiteriyk Vrijdag-morgen om
7.30 (7.50 stadstyd) bezorgd zyn.
Do rvyze van verzending behoort duidelyk
op het adres vermeld te worden.
Heden ontvingen wy per Engelscho mail
de „Deii Crt." alleen van 25 Februari.
Daarin wordt gemeld dat de Tanah-Djawa-
quaestie nu kan geacht worden uit de wereld
te zpn, want eergisteren (dus 23 Febr.) werd te
Medan bericht ontvangen, dat het voortvluch
tige hoofd van Dolok Periboean, Si Raimbang,
te Siberna gevangen is genomen en gebonden
aan den controleur van Batoe Bahra uitge
leverd. Ook werd £on Beaumontgeweer van
een politie-oppasser teruggebracht.
Aan de eer is dus voldaan, zegt het blad,—
de smaad ons aangedaan door den aanval op de
controleurs Van Dyk enKroesen gewroken,—
laat de regeering nu zoo verstandig zyn de
Tanah -Djawaërs verder aan hun lot over te laten
en van alle annexatieplannen in die streken
voorloopig af te zien, totdat op voldoende wyze
zal zyn gebleken dat die luitjee er werkelyk
naar verlangen onder de bescherming van deNe-
derlandsche vlag de komen. En ook dan nog
bedenke men zich tweemaal of de lusten wel
tegen de lasten opwegen.
Gisteren werd in de bovenzaal van do
sociëteit „Vereeniging", te Haarlem, de 80ste
vergadering der „Algemeene Voreeniging voor
Bloembollen-cultuur", onder voorzitterschap
van den heer J. H. Krelage, gehouden.
Door den heer Joh. De Breuk werd een
verslag over 1892 uitgebracht. Verscheidene
nieuwe afdeelingen waron opgericht, het leden
tal wa3 vooruitgegaan en er was een batig
slot van /"924.17'/2.
In het hoofdbestuur werd de heer M. W.
By voet, die aan de Vereeniging door den dood
werd ontrukt, door den heer J. H. Byvoet
vervangen. De heer L. Kruyff nam ontslag
als tweede voorzitter en werd als zoodanig
door den heer J. H. Kersten vervangen. In
verscheidene afdeelingen waren tentoonstel
lingen gehouden.
Wat betreft het wetsontwerp der bedryfs-
en beroepsbelasting, nu aan de bezwaren der
Vereeniging zoo goed als geheel was te ge-
moot gekomen, achtte men bostryding van
dat ontwerp niet op don weg der Vereeniging
te liggen. Niettegenstaande dit, zou het mo-
gelyk kunnen zyn, dat bet wen6cheiyk ware
voor do Vereeniging zich tot de Staten-Gene-
raal te wenden om aan te dringen op de
aanneming der artikelen, waarby het bloem
bollenvak belang heeft.
De vergadering werd door 39 afgevaardig
den en 24 leden bezocht.
De Turkache gezant by ons Hof en zyne
gemalin, mevrouw do prinses Karadja, met
hunne kinderen en gevolg, worden hedenavond
te 's-Gravenhage verwacht. Do gezant zal
voorloopig zyn intrek nemen in hét „Hotel
de l'Europe", om na eenige dagen zyn huis
aan het Bezuidenhout te betrekken.
Gistermiddag vergaderde te Amsterdam
de „Amsterdamsche Universiteitsvereoniging"
ter vaststelling van een adres aan den Raad
tot verwerping van het voorstel-Wüate, waar
voor door do hoeren mr. D. E. Lioni, J. M.
Van Bosse, H. C. Veltman, S. P. Van Eoghen
en jhr. mr. J. F. Backer een ontwerp was
opgesteld.
Het adres wy6t op den goeden naam, dien
de Universiteit op wetenschappeiyk gebied
bezit en voert dan tegen hare opheffing o. m.
het voigeDde aan
„dat het thans niet geldt de vraag, of Am
sterdam van gemeentewoge eene Universiteit
zal stichten, doch alleen, of bot raadzaam
zoude z(Jn doze instelling te doen verdwynen,
alleen omdat de resultaten van haren voorspoed
niet met getallen te berekenen zyn
„dat bovendien de ruime schaal, waarop
iedere geleerde en beschaafde stand vertegen
woordigd is, de hoofdstad maken tot de aan
gewezen plaats voor oen school der wetenschap
ten bate haror groote bevolking en van de
gansche natie, die nergons elders zooveel
hulpmiddelen voor het hooger ondorwys vindt
„dat adressante niet behoeft te wyzen op
de indirecte voordoelen, die Amsterdam van
de Universiteit geniet, maar met des te meer
nadruk de aandacht vestigt op het direct
finanticel nadeel, dat een groot aantal inge
zetenon doordojopheffing lyden, dat de kostbars
gebouwen en andere instellingen, nu ze een
maal bestaan, slechts onderhoud eischen, en
bezuiniging op de uitgaven en vermeerdering
van de inkomsten alleszins mogelyk wordt
geacht.
Na eeDig debat werd dit adres vastgesteld
en de vergadering gesloten.
4.)
Als ik daarentegen aan een eventueel ver
lies dacht, dat my evenwel onmogelyk toe
scheen, kwam het my altyd voor, dat myn
zwager verplicht was dat verlies te dragen,
want ik had immers eigenlyk alleen in zyn
belang willen specuieeren. Zoo egoïstisch is
de mensch! Zoo verblindt hem de hebzucht,
zulk een ongunstigon invloed heeft het spel
op het karakter!
De koers ging nog steeds in de hoogte.
De laatste dagen der maand naderden en
weldra moesten de ultimo-koersen vastge
steld worden. Myn eerste werk, als ik des
morgens en des avonds de courant ontving,
was, de koerstelegrammen te lezen. Hoe
meer de maand vorderde het was nog
ongeveer zeven dagen vóór ultimo des te
grooter werd myne opgewondenheid. Ik werd
onrustig, ik had geen lust meer tot werken,
ik liet zelfs gewichtige zaken liggen en zelfs
myne vrouw bemerkte myne opgewondenheid.
Ik stelde haar gerust, verklaarde haar dat ik
niet wél was, misschien te veel gewerkt had
en hield myn geheim voor my.
Vyf dagen vóór ultimo was myne opge
wondenheid ten toppunt gestegen. Drie dagen
nog on dan werd, zooals do bankier my ge
zegd had, de ultimo-liquidatie vastgesteld en
deze zou waarschynlijk 79 procent bedragen.
Ik had dan aan de eerste 50,000 roebel 8000
roebel, aan de tweede 50,000 reebei 3500, te
zamen 11,500 roebel gewonnen.
Drie dagen vóór ultimo was ik eenigszins
verrast, toen ik de courant inzag en ont
dekte dat de Russische leening 3 procent
was achteruitgegaan. Ik was een weinig
verschrikt, want door dezen achteruitgang
was in elk geval een deel van mijne winst
verloren. Ik wachtte totdat de couranten uit
de hoofdstad kwamen en bestudeerde het
beursbericht yverig. Ik vond dat deze daling
van 3 procent aan eene tegenmanoeuvre der
baisse-speculanten was toe te schryven en
het was my duldelyk, dat deze party, die er
natuurlyk belang by had, lage koersen voor
ultimo uit te lokken, valsche berichten over
den finantleelen toestand van Rusland uit
gestrooid had. Dit verontrustte my eenigs
zins: ik had er reeds dikwyis van gehoord,
dat de beursspeculanten dikwyis de bedenke-
lyksto manoeuvres op touw zetten, om hunne
plannen door te dryven, en dat by dezen
stryd om den invloed op de effectenmarkt
groote bankiershuizen te gronde gaan, als de
middelen hunner tegenstanders machtiger zyn
dan de humie.
De volgende dag bracht my in een ver-
schrikkelyken gemoedstoestand; de koers was
wederom 3 procent gedaald. Ofschoon ik per
ultimo gespeculeerd had, had ik toch het
recht, myne verbintenis te verbreken, evenwel
op gevaar af nog eenige procenten te ver
liezen. Ik schreef myn bankier en verzocht
hem de effecten terstond te verkoopen. Men
meldde in do beursberichten groote lusteloos
heid aan alle beurzen, met name aan die te
"Weenen en te Parys.
Eene onrust, welke ik u niet meer be-
schryven kan, had zich van my meester
gemaakt; eene bijna zekere winst zag ik
voor myne oogen verdwynen ale een hersen
schim, dat my voor den gek bad gehouden.
Nu reeds gevoelde ik zoo iets als berouw.
Ik had my ingelaten met eene zaak, welke
my boven het hoofd groeide. Ik moest my
bezighouden met gedachten, moest artikelen
bestudeeren, welke ik vroeger nooit had in
gezien, ik verloor den slaap, den lust tot
eten en drinken en kou my met niemand
meer onderhouden, want ik dacht aan niets
anders dan aan de effectengeschiedenis. Dik
wyis werd ik benauwd, als ik er aan dacht,
dat niet alleen de winst verloren kon gaan,
maar dat de koers zoodanig kon dalen, dat
ik verloor. Natuurlyk moest ik myn zwager
dit verlies vergoeden, dit had ik althans in
gezien, want myn zwager had my geen last
gegeven voor hem te specuieeren, althans
niet aan de beurs.
Zoo trad by my eene ontnuchtering in,
welke ik met eene groote moreele haarziekte
zou kunnen vergelyken. Het scheen my toe
dat ik de verbiDtenis aan de beurs in een
roes gesloten had, dat ik toen reeds oneerlyk
was, omdat ik vreemd geld op dezo wyze
gebruikt had.
Den volgenden dag ontving ik een brief
van den bankier, dat ik my door niets moest
laten afschrikken; de koersen zouden weer
stygen. De volgende beursberichten meldden
echter eer.e voortdurende daling der koersen.
Ik had den ganschen nacht niet geslapen.
De effecten waren 9 proceDt achteruitgegaan
zy stonden thans op 70. Aan de tweede
50,000 roebel had ik reeds 2 procent ver
loren, aan de eerste had ik nog 4 procent
gewonnen, bleef alzoo eene winst van 2 pet.
of 1000 roebel.
[Wordt vervolgd.)