H\ 10133.
Vrijdag 3 Maart.
A«. 1893.
feze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van fgon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
F'eiülleton.
OEEfi VERTROUWEN.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
▼oor LckWn por I nun^wi.
item o© por poot
Moonderltfko Nommers»
f 1.10.
1.40.
0.06.
Gomeiigd Nioutv
Voor de rechtbank te Leeuwarden
heeft terechtgestaan H. v. d. K., vroeger
veldwachter te Hardegarjjp, thans zonder
beroep en in hechtenis, ter zake van poging
tot doodslag en vernieling.
Te Hardegarijp zijn twee ijsclubs, eene groote
en eene kleine. Den 29sten Dec. 11. hield de
groote club eene hardrijderij en 's avonds was
er in het logement van De Jong prijsuitdeeling.
Er ontstond verschil tusschen de beide clubs en
toen dit dreigde erger te worden, ging de
veldwachter v. d. K. op een stoel staan, nam
van de directietafel de schel, belde en zei:
„als je niet ophoudt, dan ga je allen naar
huis.'' De zoon van ds. Klein, theol. student
te Leiden, maakte hem daarna eene opmerking,
dat hy niet alleen de kleine, maar dan ook de
groote club had moeten toespreken. Hierover ont
stonden woorden, Klein verbleekte en week
achteruit; de 2de luit. der artillerie Jons. De
Boer, te Delft, maar die ook in de Kerstweek
bu zyne ouders te Hardegaryp was, zag dit,
gaat er heen en vraagt den veldwachter wat
er is. Deze antwoordde hem: „verbeeld je,
die snotneus zegt, dat ik mijn dienst niet
ken." De Boer vraagt aan Klein of dit zoo
is, en een ontkennend antwoord ontvangende,
wendt hU zich weer tot den veldwachter, die
dadeiyk zei: „O, lach je my ook uit?" Het
was niet mogeiyk den man aan het verstand
te brengen, dat men niets verkeerds bedoelde,
hU werd al driftiger en opgewondener, allerlei
woorden bezigende: „kwajongens, jelui bent
niks, ik ben veldwachter", enz. De Boer en Klein
maakten er een einde aan, door naar een
ander gedeelte der zaal te gaan.
Ruim een halfuur later gingen zy met den
jongeren broer Julius De Boer naar huis, maar
toen stond v. d. K. by de herberg en wilde
hen spreken. De Boer zei, dat hy morgen
maar komen moest. Daarmee was v. d. K.
niet tevreden, hy liep met hen en wilde hen
spreken, zy bleven weigeren en namen by de
pastorie afscheid van Klein. Onderwyi was
v. d. K. doorgeloopen en dachten zy van hem
af te zyn, maar hy wachtte hen op en ver
langde den luitenant te spreken. Deze weigerde
ook nu en liep den veldwachter voorby, maar
nauwelyks was hy drie passen ver, of hy
hoorde dezen zeggen: „niet, niet, dan schiet
ik" (een vloek.) Hy draaide zich om en zag
dat de veldwachter eene revolver op hem ge
richt hield, en hy hoorde twee tikken, zooals
gehoord worden, wanneer men eene revolver
tweemaal achter elkaar aftrekt. Er viel echter
geen schot, het wapen ketste blykbaar. Julius
greep den arm van den veldwachter, die de
revolver in zyn zak stak, en zei: „kerel,wat
doe je?" Hy bleef by hen tot ze thuis waren,
maar uit vrees voor herhaling liepen ze elk
aan een kant om het oog op zyne bewegingen
te houden. Daarna heeft v. d. K. op het erf
der pastorie door eene der ruiten geschoten.
Ofschoon beklaagde in de instructie altoos
heeft ontkend, kwam hy ter terechtzitting tot
bekentenis der feiten, maar ontkende, dathy
De Boer heeft willen dooden en eene ruit in
de pastorie heeft willen vernielen. Zyn doel
was om De Boer bang te maken en zoo te
dwingen hem te woord te staan, en om den
student Klein te toonen, dat er een v. d. K. was.
De subst.-o£f. van justitie, mr. H. Th. Westen-
berg, requireerde, dat de rechtbank beklaagde
zal schuldig verklaren aan poging tot dood-
- slag en opzettelyke vernieling, gepleegd door
een ambtenaar met een middel, hem in zyn
dienst gegeven, en dat zy hem zal veroor-
I deelen tot 3 jaren gevangenisstraf,
i De verdediger, mr. P. J. Troelstra, betoogde
i dat de feiten daarstelden bedreiging en bal-
i dadigheid en pleitte verzachtende omstandig
heden tot verlichting van straf. Uitspraak 4
Maart.
Het detachement infanterie,
dat sedert het vertrek der huzaren in de zaal
van het koffiehuis „Tivoli" te Winschoten
verblyf houdt, keert heden naar zyn garnizoens
plaats terug; met een paar maanden verwis
selt dat koffiehuis van bewoners, terwyl bet
lokaal, dat thans voor handhaving der openbare
orde wordt gebezigd eene, speciale vergader
plaats zal worden ook voor de leden van den
soc.-dem. bond.
Te Middelburg bestaat het voor
nemen, eene boterfabriek op groote schaal te
bouwen. Het kapitaal daarvoor is voorhanden.
Een si ager in de Zevenwouden
(Frvertrok met 70 nuchtere kalveren naar
Holland, om ze daar te verkoopen. Hy moest
echter zonder verkoop terugkeeren, terwyl 30
kalveren op de terugreis stierven.
Naar de „Zw. Ct." verneemt, is
naar aanleiding van het op Kerstmis 11. te
Zwolle gehouden congres van den sociaal-demo-
cratischen bond en de daarby eenstemmig
aangenomen bekende revolutionnaire motie,
door het gerechtshof te Arnhem eene strafver
volging gelast tegen de toenmalige leden
van den centralen raad (het hoofdbestuur) van
dien bond, wegens het als bestuurders deel
nemen aan eene by de wet verboden vereeni-
ging (art. 140, al. 2 wetb. van strafrecht).
Genoemd hof vernietigde daarby eene be
schikking van de arrondissements-rechtbank
te Zwolle, waarby deze door het O. M. ge-
requireerde rechtsingang werd geweigerd en
waartegen dit in verzet by het hof is gekomen.
Toen gisteren een twintigtal
huzaren, onder commando van luitenant Van
Hoogstraten, Zutfen binnenreden, was er
naar de „Zutf. Crt." meldt een der man
schappen naar het schynt zóö onder den
invloed van eene vergunning geraakt, dathy
niet meer in de stemming was om zich ordelyk
in het gelid te blyven bewegen. Hy ging er
dan ook niet stil, maar zeer rumoerig
van door, rende een eindweegs de stad in
en werd ten slotte ter hoogte van het spiegel-
magazyn van den heer Vredenburg door een
korporaal gearresteerd, toen hy het niet langer
op zyn paard houden kon.
Te Berlyn zullen proefritten
plaats hebben van huurrytuigen, welke door
electriciteit worden voortbewogen.
De Duitsche bladen vestigen
de aandacht op een geschrift van een kapi
tein in den Franschen generalen staf, Molard
genaamd, waarin kortweg verklaard wordt
dat de Ryn „de historische, de geographische,
de militaire en de politieke grens" tusschen
Duitschland en Frankryk wezen moet. „De
Ryn is geene Duitsche rivier, geiyk de Duitsche
gescbiedschryvers beweren, maar eene grens
rivier. Hy verdeelt West-Europa inderdaad in
twee groote deelenhet Fransche gebied van
den Atlantischen Oceaan tot den Ryn, het
Duitsche gebied van den Ryn tot de Elbe.
Aan beide zyden van die grens wonen Gal
liërs en Germanen, sedert 2000 jaren tegen
standers, geiyk het thans nog Franschen en
Duitschers zyn. Wy waren, wy zyn en zullen
blyven, tot den dag der definitieve afrekening,
erfvijanden."
Gemeenteraad van Llsse.
Zitting van 1 Maart.
Voorzitter: de burgemeester.
Afwezig de heer G. Blokhuis.
De notulen der vorige vergadering worden
gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter doet mededeeling van de na
volgende ingekomen stukken:
lo. Proces-verbaal van op 19 Januari jl.
plaats gehad hebbende opneming der boeken
en kas van den gemeente-ontvanger, waaruit
PRIJS DER ADVEHTENTIÊN:
Vu 16 r«f«l* f 1.06. I«d*re reg«l maar f 0.17).
Grootara lattara naar plaatamimta. Voor hat
incarseeren buiten da stad wordt ƒ0.05 berekend.
biykt dat op dien datum in kas was 2221.53'/2,
terwyl de boeken en bescheiden van den ont
vanger in orde waren.
2o. Missive van HH. Gedeputeerde Staten,
houdende mededeeling, dat de jaarwedde van
den gemeente-ontvanger met 100 is verhoogd
en gebracht op f 350.
3o. Alsvoren, houdende toezending van een
Koninkiyk besluit, waarby is goedgekeurd een
Raadsbesluit tot verhooging van het maximum
van den hoofd, omslag tot f 3000.
4o. Alsvoren, houdende mededeeling, dat de
Ryksbydrage in de jaarwedde der onderwyzers
over 1891 bedraagt f 700.
5o. Het door Burg. en Weths. opgemaakte
verslag van den toestand van het lager onder-
wys over 1892.
Alle deze stukken worden voor kennisgeving
aangenomen.
Wordt voorts gelezen een adres van A. J.
Alders, te Lisse, houdende verzoek tot het
oprichten eener loods op de losplaats aan de
Ringvaart der Haarlemmermeer.
De voorzitter zegt dat dit adres eigenlyk
is gericht aan Burg. en Weths., doch dat dezen
gemeend hebben het in den Raad te moeten
brengen. Spr. wyst er op dat de noodzakelyk-
heid tot het oprichten eener loods zich nog
niet genoegzaam heeft doen gevoelen, wes
halve hy namens Burg. en Weths. voorstelt
het verzoek vooralsnog aan te houden. Con
form besloten.
Aan de orde is de benoeming van twee
leden in het stembureau voor de verkiezingen
in 1893.
Worden benoemd de heeren R. Huyg en
mr. R. baron Snouckaert van Schauburg en
als plaatsvervangers der overige Raadsleden.
Voorts worden benoemd tot leden der schut-
tery commissie de heeren R. Huyg en mr. R.
baron Snouckaert van Schauburg.
Alsnu brengt de voorzitter ter tafel een
ontwerp-besluit tot verhooging van de begroo
ting voor het loopende dienstjaar.
Deze wyziging betreft de volgende posten
Ontvangsten:
Hoofdelyke Omslagf 300.
Uitgaven:
Jaarwedde Gemeente Ontvanger f 100.
Hoofd der School 100.
Onvoorziene Uitgaven 100.
f 300.
Met algemeene 6temmen wordt het ontwerp
besluit goedgekeurd.
Verder niets meer te behandelen zynde,
i sluit de voorzitter de vergadering.
47.)
„Ja", zeide Alexander, en er vloog plot
seling eene schaduw over zyn gelaat; „ik
weet het, ik kan het nooit, nooit meer goed
maken, wat ik misdeed, maar ik weet ook
dat zij my toch weer opneemt, wanneer ik
haar zegik heb het geloof gevonden, het onwan
kelbaar geloof in u, geef my nu daarvoor de
liefde. En dat ik kom en aan hare voeten
om vergeving vraag, dat mag haar het eerste
bewys zyn, dat ik haar nu eindelyk in al
hare grootheid en reinheid erkend heb. Ik
ben niet te verontschuldigen, ik weet het;
maar de omstandigheden, zoo merkwaardig
te zamen gevoegd, waren wel geschikt de
vonk van wantrouwen en y verzucht tot eene
vlam aan te wakkeren. Gy moet weten dat
de gravin nooit, met geene syllabe, verried,
dat zy' Kielsky te voren gezien had, terwyl
hy, vóór ons huwelyk, Paula's vurige ver
eerder was. De arme, ongelukkige vrouw,
wat moet zy geleden en gedragen hebben 1
Heeft zy ooit haar kind weergezien?"
„Zeker", antwoordde de predikant, „één
maal in Frankfort, zeven jaren geleden; ik
kwam met den knaap aldaar, toen zy op
hare doorreis was, en zy heeft hem aan het
hart gedrukt, zonder ooit den moedernaam
te hooren, waarnaar haar hart smachtte.
Maar zy beschouwde het als eene boete, aan
welke zy zich gewillig onderwierp. Ik spreek
eigenlyk ongaarne van de geheele zaak; zy
maakt my treurig, deze herinnering, maar
ik gevoel dat ik u een kort verhaal van
die smartelyke geschiedenis schuldig ben.
„Marie Von Rabenau", begon de predikant,
„was de dochter van een onbemiddeld officier,
die, ten gevolge zyner wonden, als majoor
ontslag genomen had en met zfine dochter
stil en ingetogen van zyn pensioen in een
klein landstadje in Silezië leefde. Zy had hare
moeder in hare eerste jaren verloren en
groeide op onder de zorgzame hoede des
vaders. Zy was de eenige vreugde van den
stillen, ziekelyken man en inderdaad kon
mon niets lieflykers zien dan het schoone
jonge schepseltje, vol onschuld en vroolykheid.
Hoe liefdevol de vader echter ook zyne
lieveling behoedde, toch kan de zorgzaamste
opmerkzaamheid des vaders nooit het oog
en den raad der moeder vergoeden, en Marie
groeide 6p, te onervaren, te onbekend met
de gevaren der wereld, met de klippen van
den hartstocht en der verzoeking. Ik was
toen predikant by een in de nabyheid ge
legen grafeiyk goed en met Marie's vader
innig bevriend; het lieve, kleine ding groeide
onder myne oogen op en, na haren vader,
was ik haar beste vriend en vertrouwde. Ik
had, hoe goed myn grafelyke beschermheer
my ook gezind was, toch steeds naar myn
vaderland terugverlangd, bovenal naar hier,
hot dorpje, waar ik geboren ben, en waar
myn goede, hoogbejaarde vader nog de plaats
van predikant bekleedde. Marie mocht onge
veer zeventien of achttien jaren oud zyn,
toen myn goede vader stierf en ik in zyne
plaats beroepen werd. Ik nam het aanbod
met vreugde aan en binnen een half jaar
moest ik op myne nieuwe standplaats zyn.
Zes maanden vroeger was onze kleine, ge
zellige kring vergroot door de aankomst van
een jongen Poolschen officier. Zyne verschy-
ning was iets beduidends en gewichtigs in
het kleine stadje. Het heette dat by een
Poolsch vluchteling was, verbannen, onge
lukkig. Anderen wisten, dat hem een Pruisisch
pensioen ten deel was gevallen en dat hem
deze plaats tot verblyf was aangewezen ge
worden; ik geloof dat het toeval hem voerde
en dat Marie's schoonheid hem boeide en
deed blyven.
Hy was zonder bezigheid, zonder beroep;
het moest hom onverschillig zUn waar hy
zich ophield.
My kon hy maar niet bevallen; de fijn-
beschaafde man kon my niet verblinden, my
niet bedriegen ten opzichte van zyne harte
loosheid, welke dikwyis doorstraalde in de
aardigheden, waarover de anderen lachten.
Merkwaardig genoeg dacht Marie er anders
over dan ik, evenals haar vader, dien hy
geheel voor zich wist in te nemen. Dit ver
schil van meening vervreemdde ons een weinig
van elkaar; graaf Kielsky was een dagelyk-
sche gast in Rabenaus huis en ik, die niet
van zUn gezelschap hield, kwam minder.
Laat my zwygen over het volgende ;gy kunt
het u voorstellen, hoe het liefhebbende, ver
trouwende meisje, niet gewaarschuwd of be
schermd door het oog eener zorgende moeder,
als offer van den geraffineerden verleider viel.
Hy had beloofd haar tot zyne vrouw te
maken en verlangde nu eene strenge geheim
houding van hunne betrekking, voor haren
vader. De geheime samenkomsten droegen
natuuriyk het hare by tot Mane's val.
[Vervolg 0nunezijde).