r. lOild. Woensdag 15 F"el>i*«iai*i. A0.1893. fsze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en (feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Feuilleton. GEEN VERTROUWEN. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER. COURANT; Voor Leiden per 8 maandenf 1.10. Franco per postA1.40. Afzonderlijke Nommers0.06. PRIJS DER ADYERTENTIËN: Van 16 regol» ƒ1.05. Iedere rogel meer ƒ0.17}, Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het incftsseoron buiton de stad wordt ƒ0.10 berekend. Dit. nommer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 14 Februari. Allen, die wenschen geplaatst te worden op de kiezerslijsten als „lodgers", moeten hunne aangiften ten stadhuize doen vóór of op den 15den Februari; wie dit tot nu toe verzuimde, haaste zich dus, want na morgen bestaat er geene gelegenheid meer 1 „Kiesrecftf is kiespUckt" is eene der grondwaarheden van het staatsrecht. Door den heer A. G. T. Coster wordt per adres aan den gemeenteraad vergunning verzocht om op den grond achter zijne woning in de Paardensteeg, No. 11, eene keuken te plaatsen in verband met de verbouwing van z\jn perceel, welke grond aan de gemeente behoort en by adressant in gebruik is tegen betaling van eene recognitie. Blijkens door de Commissie van Fabricage ingesteld onderzoek bestaat tegen de inwil liging van het verzoek geen bezwaar, mits de uitbouwing niet verder geschiede dan over eenkomstig de rooilijn van de bestaande uit bouwing achter het perceel Paardensteeg No. 13. B. en Ws. geven mitsdien in overweging aan adressant tot wederopzeggens vergunning to verleenen om eene keuken te plaatsen op den grond achter zyn perceel, tegen betaling van eene jaarlyksche recognitie aan de ge meente van vier gulden. Onder overlegging van onderstaande missive van Commissarissen der Bank van Leening, geven B. en Ws. den gemeenteraad in overweging aan commissarissen voornoemd de gevraagde machtiging te verleenen voor de benoodigde uitgaaf ter voorziening in buiten gewone hulp wegens ziekte van ambtenaren. Genoemde missive is van den volgenden inhoud „Wy hebben in het afgeloopen jaar veel te kampen gehad met ziekte onder onze be ambten, die hen volstrekt ongeschikt maakte voor hun dienstwerk en soms geruimen tyd aanhield. Daar die ziekten plotseling ontston- don, waren wy wel verplicht dadeiyk voor bui tengewone hulp zorg te dragen, ten einde den geregelden gang van zaken te verzekeren, en misten wy dientengevolge de gelegenheid daarover vooraf met uw college (den gemeente raad) in overleg te treden. „Om de kosten van die buitengewone hulp te kunnen verantwoorden op onze jaarrokoning, zal af- en overschryving op onze begrooting over 1892 noodig zyn, maar om die aan den Gemeenteraad to kunnen voorstellen, dient het feit zelf, dat wy buitengewone hulp in riepen, door een besluit van uw college te worden gedekt. „Wy hebben daarom de eer u te verzoeken om die vereischte goedkeuring alsnog te ver leenen, opdat wy het voorstel tot wyziging van de begrooting alsnog aan den Raad kunnen voorleggen." By het nazien van de byrekening van de aannemers van den bouw der Gehoorzaal is o. a. een post gevonden, waarop 20 cents te veel was berekend. In plaats van deze 20 centen is abusief 4 cents afgetrokken, waardoor in het voorstel van B. en Ws. van 6 Februari jl. (Ing. St. No. 18) de volgende wyzigingen noodzakelyk worden. De uitgaven sub. e moeten met 16 cents verminderd worden en bedragen 16285.345, waardoor de optelling wordt ƒ26055.845, en hot totiial bedrag dat moet worden voldaan: ƒ25609.635. De som, welke door goldleening zal moeten worder gevonden, wordt dientengevolge ƒ499.635. De suppletoire staat van begrooting, dienst 1892, wordt daardoor in ontvangst en uitgaaf ƒ499.635. Ditzelfde bedrag moet ook voor komen in den staat Model A, tot directe betaling uit den post Onvoorziene Uitgaven, zoodat het totaal bedrag van dezen staat wordt 25609.635. In den vierden regel v. o. van het aange haald iDgekomen Stuk moet gelezen worden in plaats van tot directe belasting tot directe betaling. Donderdag 16 Februari a. s. zal, zooals aangekondigd is, een concert gegeven worden door Sigrid Arnoldson, de „Zweedsclie nach tegaal." In do laatste jaren zyn door deze beroemde, nu 25-jarige zangeres, aan wie Leiden reeds eenmaal zyne hulde heeft kunnen brengen en toen dan ook gebracht heeft, in byna alle groote steden van Europa concerten gegeven, waarby zy veel roem heeft ingeoogst en van de bevoegdsten op het gebied der zang kunst de meest vleiende complimenten heeft mogen ontvangen. Men noemt haar het evenbeeld van Patti op het gebied dier kunst; zy is eene „ster", zy, de landgenoote van Jenny Lind, die zij naar de kroon steekt. Sigrid Arnoldson heeft eene sc-hoone stemheefc men deze eenmaal gehoord, men vergeet ze niet meer. Wy zouden nog veel van haar kunnen zeggen en breedvoerig stilstaan by de gunstige oordeelvellingen omtrent haar in binnen- en buitenlandsche bladen. Maar is dit noodig om haar eene volle zaal te verschaffen? Wy ge- j looven het niet. Yelen zullen haar voor het eerst of by vernieuwing ook zonder méér aanpryzing gaan hooren. Voor het Ryks Ethnographisch Museum te Leiden is van mr. Th. Borret, notaris te 's-Gravenhage, ten geschenke ontvangen een van de Indianen uit Suriname afkomstige kwast, gebezigd by duivelbezweringendaarby wordt met den kwast, die gedoopt is in versch paddenbloed, de patiént, welke den „bakroe" (duivel) heeft, besprenkeld; aan de schelpjes, vooral die den kwast versieren, wordt eene bygeloovige beteekenis gehecht. Aan den schenker is de dank der Regeering betuigd. Ook hier ter stede zyn van uit Den Haag pogingen in het werk gesteld, om op het bekende kieswet-adres van de Haagsche heeron aan de Tweede Kamer adhaesie te verkrygen. Tot heden hebben die pogingen nog tot geen resultaat geleid. Het gezelschap van de heoren Gebroe ders Yan Lier zal a. 8. Maandag in den Schouwburg alhier komen opvoeren „Richard III", in welk historisch stuk de nog altyd zoo kranige heer Voltraan, die onlangs te dezer stede zooveel blyken van waardeering mocht ondervinden, wederom zal optreden. In „De Telegraaf" heeft onlangs, geiyk wy meldden, een uitvoerig bericht gestaan dat „in de goede stad van Leiden onder meer, die daar stilletjesaan wegsuffen, drie instel lingen van zeer voornamen aard zyn: de Lakenhal, het Prentenkabinet en het Museum van Oudheden". Een oogenblik is 't in ons opgekomen even de pen op te vatten tegen dit gebazel, dat behalve van véél meer, van groote onwetend heid getuigt. Doch onzen tyd achtten wy te kostbaar. „Dixi" oordeelt anders en boter en schryft zóó in onzen geest, dat wy zyn repliek („Telegraaf" van enkele dagen later) hier laten volgen „Geachte Redactie! Veroorloof my u te wyzen op het meer vermakelyko dan ergerlyke van uw bericht omtrent „het wegsuffen" van drie musea alhier te Leidenvermakeiyk door het con trast van die bewering met do werkelykheid. Immers, het eerstgenoemde, het Stedeiyk Museum in do Lakenhal, waar nog vrywat meer dan de Lucas van Leiden te zien is, werd in 1891 bezocht door 21350 personen het tweede, het Rijksmuseum van Oudheden, verheugt zich eveneens in een verbazend groot bezoek en bovendien wordt aldaar onder den nieuwen directeur veranderd en gereorgani seerd al wat sleur en traditie ten onrechte mochten hebben laten voortbestaan. Eindelyk het Prentenkabinet is niet Dinsdags en Yry- dags, maar alleen Dinsdags van elf tot drie uren toegankeiyk en dan nog niet, indien de van Amsterdam komende directeur ver hinderd is. Het Museum zou dan een middel punt voor belangstelling in kunst kunnen zyn. Uw bericl tgever verbeeldt zich zeker, dat alleen te Amsterdam een krachtig leven denk baar is; „ter wille der waarheidsliefde even wel, moet ik u aanraden zyne mededeelingen slechts onder voorbehoud aan het publiek over te brengen. Dixi". Wy weten, dat de heer R. Stellwagen kunstrecensent is van „De Telegraaf" en te Leiden woont, en nu vragen wyis het eerste niet onderteekonde stukje van hem, of ver schuilt hy zich onder 't pseudoniem „Dixi", want, oerlyk gezegd, hiermede „valt" of „staat" de hoer „St." voor ons, tenzy hy „geheel onschuldig" is aan beide berichten. {Amh. Crt.) Het vierde Nederlandsch Natuur- en Geneeskundig Congres zal op 7 en 8 April a. 8. te Groningen byeenkomen. Het bestuur is samengesteld als volgtprof. A. P. Fokker (Groningen), voorzitter; dr. P. R. Bos (Gro ningen), secretaris; dr. C. Korbert (Amster dam), penningmeester; prof. J. A. C. Oudemans (Utrecht), prof. C. H. C. Grinwis (Utrecht), prof. Th. H. Mac Gillavry (Leiden), prof. S. S. Rosenstein (Leiden), dr. J. Lorié (Utrecht), dr. F. G. Groneman (Groningen) en prof. P. C. Pluggo (Groningen). Het congres zal worden geopend met eene gezellige byeenkomst op Donderdag-avond 6 April. De algemeene vergaderingen zullen worden gehouden op Vrydag- 7 April, 's mor gens te halftien, en op Zaterdag 8 April, te één uur; de sectie vergaderingen en demon straties op Vrydag van 2 4 en Zaterdag van 10-12 uren. Opgave van mededeelingen of demonstraties in do secties moet vóór 25 Februari aan dr. Bos worden ingezonden. Er is eene commissie van ontvangst, be staande uit de heoren M. E. Mulder, G. Ver schuur en D. A. Yan der Goot. Men meldt ons uit Rynsburg: De kies- vereeniging der Hervormden en Roomsch- Katholieken verkoos tot candidaat voor het lidmaatschap van den gemeenteraad met na genoeg algemeene stemmen den heer H. Hoge- woning Cz. 16.) „Goeden avond, Uwe Genade!" zeide by, dicht naar Marie toetredende, met half fluis terende stem, hoewel heinde en ver niemand te zien wa6, „ik moet dezen brief aan Uwe Genade afgevenmaar alleen aan u, en ge heel alleen, dat geen mensch er by is, wan neer gy hem leest, zegt de vreemde heer, die by ons in den molen is. Ik kryg twaalf kreutzer, wanneer ik de boodschap goed ge daan heb. Nietwaar, Uwe Genade kan er van getuigen dat wy geheel alleen waren?" Marie strekto werktuigiyk de hand uitnaai- den brief; doodsangst deed haar hart kloppen en de eerste blik op de fijne letters, hoewel zy ze sinds jaren niet gezien had, overtuig de haar, dat hare vrees niet ongegrond ge weest was. Zy trok haastig het dunne blaadje van elkaar en haar oog vloog over de weinige regels, welke het bevatte. „Het is goed", zeide zy met half verstikte stem„zeg dat aan den heer", en zy wendde zich om, om been te gaan. „Dat zeide ik ook aadelyk", antwoordde de jongen, „wanneer de genadige gravin een mensch helpen kan, doet zy het zeker, hoe wel de heer er niet arm uitziet." Marie knikte hem zwy'gend toe en ging ach, hoe veranderd! Waarheen was de vrede gevloden, de moeilyk verkregen vrede, welke als een vluchtige zonnestraal haar hart een oogenblik verkwikt had? Zy ging vol bange zorg, terwyi hondorden gedachten haar hoofd doorkruisten; de brief was van Kielsky en bevatte slechts weinige woorden. „Ik heb u noodig", schreef hy; „ik ben hier verborgen in den molen, onder een vreemden naam. Alles, misschien ook mijn hoofd, staat op het spel. Kom morgen vroeg om vier uren in het Park, in het dennen- boschje; daar zal ik u wachten. Maar laat my niet tevergeefs wachten, ik zou anders genoodzaakt zyn u te moeten opzoeken. Kielsky." Dat -waren de woorden, welke Marie's wan gen deden verbleeken en hare knieön deden knikken. Wat had by gedaan, wat kon hy van haar verlangen? Was hy dan zóó, zóó gezonken, dat hy vluchten moest als een vogelvry-verk!aardo, dat zyn Jeven verbeurd was, het leven, waar aan eens het hare verbonden was? Daar trokken zy voor haar oog voorby, de droomtn harer jeugd en de beelden van liefde en geloof en vertrouwen, en Marie weende bittere tranen, a!s vóór dertien jaren, toen levensgeluk en liefde en hoop in den donkeren nacht verzonken. Zy sloop zacht langs de zypaden naar het slot terug; zy vreesde iemand te ontmoeten, die haren angst en jammer in hare oogen kon lezen, en wat, ach, wat zou zy zeggen? In haro kamer aangekomen, schelde zy de kamenier, om zich te laten ontkleeden, daar zy naar bed verlangie te gaan. „Myn Hemel", zeide het meisje verschrikt, „Uwe Genade is toch niet ziek? U beeft als van koude en koorts en buiten is het toch drukkend warm." „Ik weet het niet", antwoordde Marie, en hare leden sidderden werkelyk. „Ik gevoel my onwèl en heb hoofdpyn. Zeg dat den genadigen heer, wanneer hy thuiskomt, en verzoek dat men my ongestoord late; morgen zal het wel beter gaan." Het meisje beloofde het en Marie bkef alleenmaar zy sliep niet, zy zat overeind in het bed en wrong de blanke handenzy begroef het hoofd, waarin duizend verward- gedachten vlogen, in het kassen en schrikte weer op by het kleinste gerucht. O, en die uren wilden maar niet voorby- gaan; de zon was nog nauwelyks onderge gaan en Marie wachtte reeds vol kwellend ongeduld op het nieuwe morgenrood! En wankelde dan werkelyk de tempel van haar geluk en van hare eer? Zy sidderde, zy voelde dat het einde er van naby was, maar hoe?! O, deze nacht was een verschrikkeiyko in haar leven, vol smart, vol onbeschryfiyke smart. Maar eindelyk verscheen de zon boven de bergen, lachend en schoon, en wierp hare stralen op het bedauwde kleed, dat de nacht op berg en dal, op bloem en blad uitgespreid had. De verblindende schyn trof ook Mario's arme, roodgeweende oogen, zoodat zy er de handen voor moest houden. O zonnestraal, verdwyn toch; dat is niet de dauw des nachts, waarin gy u zoo gaarne spiegelt; dat zyn tranen, bittere tranen, uit he' diepst van het hart opgeweld, en in hen weerspiegelt zich de smart van het gansche iflerjschonleven. Marie kleedde zich haastig aan, yide zonder geruisch de trappen af en opende de luiken en de deuren van haar salon, dat in den bloe mentuin en van daar in het Park voerde. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1893 | | pagina 1