(Deze iQoarant wordt dagelijks, met uitzondering
van (§on- en feestdagen, uitgegeven.
Tic eedo. Blad.
Feuilleton.
m ARIE.
N*. 10099
^laandaij 33 Januari.
A0.1893
PEIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 9 innndon.f 1.10.
Fntnco por postl.*0.
Afivoudorlyk® Nomtuera0.05.
De AiBSterdaiu^clke ongeregeldheden.
Geiyk wo roods in ons vorig nommor mede
deelden, stond gisteren weer op de N. Z.
Voorburgwal eene vry talryke schare gereed
ora in optocht naar de broodfabriek aan de
Vijzelgracht te gaan, om brood te vragen, en
was volgons een spreker het dienstpersoneel
dier fabriek van wapenen voorzien.
Omstreeks twaalf uren trok men op. By
het Koningsplein stond eene afdeeling politie
opgesteld, welke zich midden in een steeds
aangroeienden stoet plaatste en verder mede-
liop. Op den Singel by de Munt werd een
man geanesteerd en naar het bureau Gym
nasium gebracht.
Door do Vijzelstraat ging het verder. Elke
minuut werd de menigte grootor en bij de
broodfabriek op do Vijzelgracht was mede
oen talrijk publiek bijeen. De politio hield
de stille zij^© vaïi de Vijzelgracht en do
brug afgezet
De eiger.lijko betoogers, die nu een dichten
drom vormden, blevea op een afstand staan.
Alleen Geel met nog een lid dor commissio
werd door de politie doorgelaten en kon dus
het gesloten hek bereiken, waarachter do portier
stond. Op eene vraag van Geel of de directeur
ook te spreken was, volgde een ontkennend
antwoord.
Geel vroeg toen of er geen brood beloofd
was. „Neen, ikzelf heb gisteren de bezoe
kers te woord gestaan en gezegd dat ik geen
geven had, en dat de directeur er niet was."
Geel verklaarde daarop dat geene baldadigheden
zouden plaats hebben.
Van af een pothuis deelde Geel daarop het
antwoord aan de menigte mede. Hij spoorde
wederom aan nu nog kalm te zijn en uiteen
to gaan. Dos avonds zou het comité per strooi
biljet mededeelen wat het verder zal doen.
„Wij zweren," zoo zeido hy, „dat wij ons
geheel aan uwe belangen zullen overgeven."
De menigte ging werkelijk uiteen. Slechts
een 150 man trokken, langzaam loopende,
langs de woning van den burgemeester naai
den Dam.
Op dezen tocht had een klein incident plaats.
In de bocht van de Heerengracht werd een
oranjewimpel, welko op eene ijsbrug geplaatst
was, afgerukt, verscheurd en op het ijs ge
worpen; eenige jongens sprongen op het ijs,
raapten de stukken op en wondon deze om
hun middel of om hun pet.
Op den Dam werd bet langzamerhand voller.
Te halfdrie joegen 200 agenten in de Kal-
verstraat en op het Spui de steenwerpers met
de sabel uiteen. Er waren vele gekwetsten.
Sinds kwart voor drieën werden alle samen
scholingen, ook die van nieuwsgierigen, met
do sabel uiteengejaagd.
In het midden der stad waren een paar
duizend menschen op de been.
Eenige personen, die mot steen en wierpen
naar de politie, zijn in hechtenis genomen.
De steenhoopen op het Spui werden door
politie bewaakt.
Inmiddels ging do politie voort met op het
Spui, het Bokin en in de Kalverstraat, alwaar
velo winkels gesloten waren, do menigte met
de sabel uiteon te drijven. Do meeste sabel
houwen scheurden slechts de kleeren open,
maar een kwajongen do menigte bestond
voornamelijk uit opgeschoten jongens, nieuws
gierigen en leegloopers kreeg een bloe
dend oor.
Van later wordt het volgende gemeld door
het „Hbl.":
Op den Dam werd het langzamerhand voller,
maar toch was er veel minder publiek dan
by de opstootjos van voor eenige weken.
Te tien minuten over tweeën begonnen de
kwaadwilligen zich aan te sluiten; in het
eersto gelid een paar twintigjarige meisjes
met roode doeken, dezelfden, die by alle socia
listische standjes in de voorhoede zyn.
Het eerst trok men door de Kalverstraat,
1 waar reeds eenige winkels gesloten waren,
en andere op de nadering der zingende menigte
gesloten werden. Reeds 's ochtends hadden
vele bakkers het voorbeeld daartoe gegeven.
Op het Rokin by het Spui was politie aan
wezig, waarom men het breede gedeelte van
het Spui opwandelde.
Onvoorzichtig genoeg was niet gezorgd, dat
de daar liggende stapel metselsteenen was
opgeruimd. Oogenblikkeiyk werden de zakken
en petten gevuld. Na eene korte wandeling
kwam men over den Heiligenweg weer in de
Kalverstraat.
Door een met veel beleid uitgevoerd bevel,
kwamen op het oogenblik, dat de eersto
ryen van den stoet by het Spui waren, van
vier zijden, sterke detachementen politie aan
rukken.
Oogenblikkeiyk regende het steenen. De
politie, een 200 man sterk, trok do sabel en
joeg do menigte naar alle zydon uiteen. Eij
deze charges bekwamen velen kwetsuren. Een
man, die eeno zware wond aan den hals had
bekomen, werd naar het gasthuis gebracht.
Eene tallooze monigto nieuwsgierigen was
op de been; Spui, Singel,Rokin,Kalverstraat,
overal was het vol.
Telkens werden door de kwaadwilligen, die
zich onder het publiek verspreid hadden,
steenen geworpen, waardoor eenige agenten
werden geraakt, gelukkig niet ernstig gekwetst.
Terstond werd een sterk detachement politie
op het Spui voor don steenhoop geplaatst.
Van halfdrie af trad de politie zoo krachtig
mogeiyk op, zonder aanzien des persoons.
Alle groepen kykers, die vooral op de hoeken
der straten stonden, werden uiteengejaagd.
De houding, zelfs van het beschaafde pu
bliek, was treurig. Omdat samenscholingen nog
niet verboden ajjn, vroegen zelfs heeren of
zy dan niet kalm mochten staan kyfeon.
Ondertusschen werden in de Kalverstraat
voortdurend meer winkels gesloten.
Van de gebeurtenissen der nu volgende drie
kwartieren is geene uitvoerige beschryving
te geven.
Voortdurend hoopte het publiek samen, even
dikwyis werd er met de sabel op ingegaan.
In de Kalverstraat, op het Spui, op hot
Rokin, op den Dam, op het oude Beurspleintje,
overal werd gechargeerd. Iedereen liep dan
hard weg en ging 50 meter verder weer staan
kyken.
Af en toe worden steenwerpers in hechtenis
genomen.
Omstreeks drie uren begon een deel der
nieuwsgierigen huiswaarts te gaan.
Maar toch was het tot balfvier telkens
noodig de sabel te trekken.
Omstreek© dat uur is de hoofdwacht der
uitgerukte politie ingerukt, 't "Was den armen
kerels aan te zien, hoe vermoeid zy waren.
In het midden der stad bleef het druk.
De Kalverstraat kreeg langzamerhand weer
haar gewoon aanzien.
Te kwart voor vieren gelukte het aan de
reeds vermelde meisjes een 100 tal opgeschoten
jongens achter zich te krygen.
Deze stoet verdween, door vele nieuws
gierigen gevolgd, in de richting van den
Nieuwendijk.
De troep kwajongens, die den Nieuwendijk
i opgetrokken was onder liet zingen van socia-
listische wyzen, oranjelioderen en straatdeunen,
j met eene braadpan als vlag en eene menigte
kykers als publiek, ontmoette op de Martelaars
gracht politie. Op het Damrak werd der menigte
j verzocht uiteen te gaan. Toen hieraan geen
gevolg werd gegeven, trok de politie de sabel
en dreef do massa uit elkaar, waarby één
persoon in hechtenis werd genomen.
PRUS DER ADVJSRTENTrÉN:
Tub 1—regal# ƒ1.05. Iedere regel moor/"0.17J.
Grootere letters naar platlnniirate. Voor bet
Uicasaferen buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend.
Tegeiykertyd bleef het woelig op den Dam.
Omtrent de gekwetsten verneemt men, dat
een man en oen jongen een oor hebben ver
loren. Ook is eene gewonde vrouw in het gast
huis gebracht.
De tot halfzes op den Dam verzamelde
menigte heeft zich spoedig weder op weg
begeven, maar werd te kwart voor zessen op
het Koningsplein uiteengedreven. De Dam
bleef echter de verzamelplaats en tot, acht
uren groeide de menigte aan.
Met vele jongens was ook een groot aantal
mannon aanwezig, die spoedig optrokken
om de dubboltjes-vergadorirg in „Maison
Stroucken" te gaan by wonen.
Ook deze oploop werd op het Koningsplein
door de politie met de sabel uiteengejaagd.
Een persoon werd hier gearresteerd. Van alle
kanten klonk het geroep: „steenen halen!"
in3ar toen een gedeelte der menigte naar het
Spui trok, bleok de daar geplaatste licrop
steenen voldoende bewaakt te zyn. Opnieuw
verzamelde do menigte zich by het Konings
plein, maar werd, toen zy in optoeht op den
Heiligenweg kwam, opnieuw uiteengejaagd.
Onder eene hevige sneeuwbui werd de tocht
naar het Leidscheplein door het jeugdige deel
der betoogers vervolgd, maar by de Keizers
gracht achtte men het geraden, rechtsom te
slaan.
Steeds zingende, trok de sterk gedunde
bende, byna alleen straatjongens, door de Har
tenstraat over den Dam naar den Nieuwen
dyk. Daar wies de troep weer aan. Vooreen
kruidenierswinkel in de bocht werd halt
gehouden, maar vier agenten deden ae me
nigte spoedig uiteengaan.
Voortdurend werd het drukker, maar toen
eene afdeeling politie, dertig man sterk, Diet
ontbloote sabel in den stormpas kwam aan-
loopen, stoof alios uiteen.
To halftien rukte de politio, tot 40 man
versterkt, in, juist toen een hevige sneeuwbui,
vergezeld van zwaar onweder, losbarstte.
Aan do betooging was voor dezen avond
een einde.
Het gisterochtend door Geel aangekondigde
strooibiljet van het „comité", dat des avonds
is verspreid en hier en daar word aangeplakt,
doch door do politie weer afgescheurd, luidt
aldus:
„Werkloozen! Gy weet hot antwoord van
den burgemeester op do motie, door u Maan
dag jl. in „Plancius" gesteld. Het comité
echter heeft gemeend niofc eer zyne taak als
afgedaan te mogen beschouwen vóór en aleer
gy brood hebt.
15.)
„Ja, jo hebt good praten, ik had het var.-
daag te druk met mgno kopyhet is al de
vijftiende en morgen moet ik ze naar den
drukker zenden voor het April-nummer."
„Ah! Dat verandert. Hoe gaat het met
je tijdschrift en je kunst?"
„Uitstekend, jongen, uitstekend, en telkens
nieuwe medewerkers. Zeg, hoe vond je het
laatste stuk van Willem Van der Lee?"
„Hot beviel me zeer goed; vooral do schil
dering der natuur vond ik prachtig."
„Ja, dat is weer jouw vak, maar ik vind van
hem, dat hij zoo trouw do zielstoestanden
teruggeeft. Vooral in dit stuk, dat hier ligt
en dat ik van morgen nog ontving. Ik ben
dadelyk aan het lezen gegaan en het boeide
mo zóó, dat ik het tot het eindo gelezen heb.
Ik heb er zelfs mijne gewone wandeling door
verloopen. Zoo komt het, dat jo mo thuis
vindt, anders hadt je me buiten kunnen
zoeken."
„Nu, dan dank ik deD heer Van der Lee
wel voor zijne novelle, want ik zou je niet
graag nagesnuffeld hebben op je wandeling.
En wat behelst de novelle?"
„In hoofdzaak eene ongelukkige liefde;
het meisje wordt door haren beminde plot
seling verlaten, zonder oenig spoor van hem
te kunnen ontdekken."
Met schrik zag Max, dat Karei verbleekte.
„Hé", zeide de schilder min of meer som
ber, „een regenhanger van m(j, Max! Dan
wil ik de novelle ook wel eens lezen."
„Ja, Karei, daaraan had ik niet gedacht,
maar ik zou je raden het niet te doenzoo
licht konden je „alte Wunden", zooals Heine
zegt, weer opengaan."
„Vrees daar niet voor, Max, want ze zijn
nog niet geheeld geweest. Nog altjd voel ik
de wond, welke het korte liefdegeluk my
sloeg, in mjjn hart branden, en al toon ik
jou en de wereld ook een vroolyk gezicht
en al ben ik bij) mot de blyden, - toch
gevoel ik nog wat ik missen moet en lig ik
in „schweren Stnnden" alleen in mjjn ver
driet. Maar ik heb mu weer met myne kunst
verzoend, en in haar vind ik vertroosting. Ik
heb juist gisteren myne schildery afgewerkt
als je tyd hebt, kom ze dan eens zien."
„Heel graag", antwoordde Max; „wat heb
jo voor motief gekozen?"
„Niobo, baar kind zoekend. In het vrou
wengelaat heb ik Marie's trekken neergelegd,
want vergeten doe ik ze niet. Ik hoop en
goloof dat het stuk voldoen zal. Ik zend het
naar de aanstaande tentoonstelling op; wie
weet wat er gebeuren kan."
„Nu, ik wenech je van harte succes, maar
ik vind je motief wel wat vreemd."
„Ja, Max, dat kan zyn, maar ik moest
eene figuur hebben, waarin ik het zoeken,
het angstig zoeken naar een teergeliefd voor
werp kon neerleggen. Je begrypt dat ik een
deel van myn eigen hart daarin wilde terug
geven."
„Juist", hernam Max, „de kunstenaar leeft
in zijne werken."
„Je sprak daarstraks van de nieuwe novelle
van Willem I an der Lee, welke, zooaJs ik
reeds zeide, een aaraigon tegenhanger met
mpn eigen loven vormt. Jo zult, hoop ik,
niet vergeten mg do aflevering, waarin de
novelle voorkomt, over te maken? Wat is
das Endo vom Lied Vindt het meisje haren
verloofde terug?" vroeg Karei zeer be
langstellend.
„Gelukkig ja; laat dat een goed omen
voor je zyn!"
„Nu, ik zal daar „amen" op zeggen, al
weet ik dat dit voorteckon voor mjj niets te
beteckenen heeft."
„Kom", hernam Max bemoedigend, „wie
weet, jongenEn bovendien de tyd baart
rozen. Ik zeg dat niet om je te grieven of
omdat ik laag neerzie op je ongelukkige
liefde, maar, wees man, geef je niet al te
zeer aan eene dwaze gedachte over. Je kunt
immers toch geen gzer met handen breken?
En nu, Karei, het wordt etenstyd", ver
volgde hy luchtig; „laat me eerst het manus
cript wegleggen. Dio Willem Van der Lee
begint byzonder mijne belangstelling te wek
ken, ik bewonder hem zelfs en ik twyfc)
ook niet of zyne novelle zal met genoegen
gelezen werden. Ik ben van plan hem eens
op te zoeken en hem voor vasten medewerker
te enteren. Ik krijg het dagelyks drukker;
wellicht is hy genegen een godeelto van het
redactiewerk over te nemen en.
De deur werd geopend. De hospita trad
binnen en zeide:
„Mynheer, de tafel is klaar; ik heb ook
voor dien mynheer gedekt." (Want het was
niet de eerste maal, dat Max Karei
dineerde.) „Ik hoop dat er gei zal zjjn,
want ik wi6t niet.
(Worn •volgd.)