DAGBLAD.
N°. 10089.
Woensdag XX Januari.
A». 1893,
Tweede Blad.
Qeze <Qourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
J?" euilleton.
liet Immermeer.
LEIDSCH
PEJJS DEZER COURANT:
Tooc L«id«a por t mund**f 1.10.
Franoo por pootB 1.40.
Afsonderl^jko Noramers0.05.
KOLONIËN.
BATAVIA, 3—9 December. Vervolg.
De „Atjehsche Courant" van 26 November
bevat de volgende berichten:
Op Dinsdag-avond omstreeks zes uren rukte
de 9de brigade marechaussee, onder commando
van den Europeeschen sergeant Werner, uit
de benteng Blang en nam stelling aan de
benteng, zjjde van den spoordijk, dicht by
dien post.
De ondervinding heeft dien brigade-com
mandant geleerd, dat even na zonsondergang
de sluikers de gelegenheid waarnemen om
goederen buiten de linie te brengen, waarom
hjj reeds zoo vroeg stelling nam.
Een kwartier daarna zag die commandant,
door het schijnsel van een licht van Lamdjamoe,
iemand zich langs den spoordijk bewegen,
om als éclaireur eventueele hinderlagen langs
het talud op te merken.
De marechaussees doken dieper in de sloot,
waar zy stelling genomen hadden, om niet
door dien éclaireur ontdekt te worden.
Hun geduld werd niet lang op de proef
gesteld, want niet lang daarna verscheen de
goed beladen smokkelaarsbende op ±600
meters, die over den spoordyk trok.
Waren de Atjehers vlug, de kogels uit de
goed gerichte karabijnen waren vlugger en
deden eene heillooze uitwerking op de smok
kelaars.
Dezen, -gewond of niet gewond, lieten hunne
vrachten vallen en de marechaussees waren
spoedig daar, om die vrachten voor goeden
buit te verklaren.
Door de natte sawahs was de vervolging
niet doenlijk, want hoofdzakelijk was het om
de smokkelgoederen te doen, welke meestal
aan de ons bevriende kampong-hoofden be-
hooren en voor 1 2 dollars arme drommels
met het naar buiten brengen belasten.
Doodmoe van de vervolging en beladen
met den grooten buit, kwam do brigade om
acht uren van dien avond binnen de benteng
Lamdjamoe.
Die buit bestond uit 16 pakken tabak, 1
groote zak ikan-kajoe, 5 pakken gambier, soda,
spijkers, lucifers, kain item, keper, 2 groote
flesschen kajoe-poeti olie, 2500 vischhaken,
120 kluwen garen, 2 kisten petroleum en een
zak damar selo.
Omtrent den inkoop van patronen door den
Imam van Lamtengah op den 22sten dezer,
werd ons van zeer bevoegde zijde het onder-
volgende medegedeeld:
Op Zondag t. v. heeft de Imam de kanon
nier 2de klasse J. W. Frings aangesproken
en hem o. a. gevraagd of hü Hollander is.
Frings gaf hem ten antwoord dat h(j Duit-
scher is.
Toen hem door den Imam de vraag werd
gedaan of hjj belast was met het oorlogs
magazijn te Lamtih en of er patronen over
zjjn, deze vraag bevestigend werd beantwoord,
deed de Imam hem het voorstel om over
deze aangelegenheid te onderhandelen en per
missie te vragen om naar Oleh-leh te gaan
op den volgenden dag, alwaar de Imam hem
zal opwachten.
Van dit gevoerd gesprek werd door Fringe
verslag gedaan aan den militairen comman
dant van Lamtih.
Dewijl de Imam van Lamtengah reeds lang
onder verdenking staat van met den vijand te
heulen en dezen ook patronen leverde, werd
aan Frings permissie gegeven naar Oleh-leh
te gaan, alwaar hij dan ook de noodige con
ditiën maakte voor hoeveel hjj de gevraagde
1200 patronen zal leveren en waar ze zullen
worden neergelegd.
De Imam gaf hem toen fS.50 en zoude
hem nog een rijksdaalder geven, wanneer
voorloopig 100 patronen op de bepaalde plaats
zouden zjjn afgeleverd.
De aflevering zou op den namiddag van
den 22sten plaats vinden, als de commandant
sliep. Ook hiervan gaf Frings kennis aan zijn
commandant, die voor de behoorlijke ontvangst
van den verrader de noodige bevelen gaf.
Bjj het afgeven van de patronon aan den
Imam of diens volgeling zou Frings zijn hoed
moeten afnemen als sein voor den hoornbla
zer, die „Wacht-parade" zal blazen, waarmede
de in hinderlaag liggende commandant met
zes man gewaarschuwd zou zjjn.
Alles werd behoorlijk afgesproken.
Op hot aangegeven oogenblik verscheen de
Imam met een volgeling voor de benteng.
De volgeling volgde Frings naar de plek, waar
de 100 patronen zjjn neergelegd. Zoodra de
man de patronen opnam, deed Frings het
afgesproken teekon, herhaald door den schild
wacht en beantwoord door den hoornblazer. De
hinderlaag schoot toe om den Atjeher te vatten.
De man verraden trok zjjn klewang, die door
Frings uit de hand werd gerukt, waarop tege
lijkertijd drie schoten vielen, die den volgeling
door het lyf gingen en doodden.
Gewapend met eene revolver, stond de com
mandant voor den achtergebleven Imam en
gelastte den verrader zijne revolver en rentjong
neer te leggen, daar h(j anders neergeschoten
zou worden.
Daar de commandants-revolver op zyn hoofd
was gericht, gaf hij zijne wapens over en
werd hy achter slot en grendel gezet en
later naar Gedah vervoerd.
Dat de volgelingen van dien Imam onzen
trouwen en eerlyken Frings wraak gezworen
hebben, is licht te begrijpen. Frings is nog
dienzelfden dag naar Kotta-Radja opgezonden
tor nadere indeeling.
De „Atjehsche Crt." van den 30sten
November meldt het volgende:
Op Maandag 28 November heeft de artillerie
proefoefeningen gehouden op het schyfschiet-
terrein te Penajoeng met de laatst aangekomen
mitrailleurs, onder leiding van den geweste-
lyken artillerie-commandant.
De resultaten moeten zeer bevredigend zyn,
zoowel by snelvuur als by het gewoon vuur.
Men zegt dat do oude Atjehsche kanon
van Kota-Moesapi herwaarts zal worden ver
voord. Of men het als curiositeit in den
Kraton wil bewaren of wel voor oud brons
verkoopen is niet bekend. De waarde daar
van wordt geschat op f 10,000.
Van Kemala is alhier het bericht ontvangen,
dat de Sultan-Pretendent, Toeankoe Daoed.
lydende is aan eene bloedspuwing; volgens
eenige Atjehsche hoofden moet deze ziekte
toegeschreven worden aan vergiftiging.
Eenigen tyd geleden wilde een aantal pas-
sargangers zich naar Lamtih begeven. Uit de
vyandelyke versterking Lambaid werden zy
echter beschoten en daarna door de bezetting
van die benteng met den klewang nagezet.
Drie der nagezette Atjehers vluchtten naar
Lamtih, terwyl de overige naar hunne kam
pongs terugkeerden.
Voor deze euveldaad werd Lambaid ge
tuchtigd door granaatvuur.
Aan de Atjehsche Crt. van 3 Dec. is het
volgende ontleend
De 1ste luitenant der infanterie J. K. B.
Doerrleben, van het 4de bataljon, is in het
hospitaal opgenomen, om naar Java te worden
geëvacueerd.
De vyandolyke benteng Kaloet wordt nog
steeds goed bewaakt.
Gisteravond omstreeks 101/, uur werd daar
uit een 15-tal schoten gedaan op de maan,
die door een praghtigen lichtkring was omgeven.
Ook uit andere vyandelyke versterkingon
werd naar de maan geschoten.
- Eene der oudste ingezetenen van Buiten
zorg, mevrouw Van Berckel geb. Tiedeman,
FHIJB DER ADVERTENTIËN
Ten 16 rageti ƒ1.06. Iedere regel meer 0.17j.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het
incasseercn buiten de stad wordt ƒ0.05 borokend.
is op 72-jarigen leeftijd, na ongeveer eene
halve eeuw verblijf in de tropen, overleden.
Velen hier in Indiè en ook reeds weder
gerepatriéerden zullen het overladen dezer
voortreffelijke vrouw, wier helder hoofd en
goed hart in Indie zoo algemeen bekend on
gewaardeerd waren, met leedwezen vernemen.
Uit goede bron vernemen wy dat de
minister van koloniën der Indische Regeering
in overweging heeft gegeven om de formatie
by het Departement van Oorlog te wijzigen
in dien geest, dat de betrekking van militaire
ambtenaren wordt vervangen door die van
commiezen 1ste, 2de en 3de klasse. (J.-B.)
Bij het klein-ambtenaars-examen, dezer
dagen te Semarang gehouden, zijn geslaagd:
met goed: "W. G. Abdon; met meer dan vol
doende: J. F. Van der Geugten, A. B« Ten
Bosch, J. P. A. Meyer, T. J. Alimamba;met
voldoende: H. Meijer, M. Bruinse, K. L. Mout-
haan, R. Falkenberg, K. F. Flohr.
Door F. "W. De Rijk, koopman teSoera-
baia, is het verzoek gedaan om vergunning
voor den aanleg en de exploitatie van een
stoomtramweg in de residentie Soerabaia van
de hoofdplaats Soerabaia naar Grisseo, met
een zijtak van de Heerenstraat te Soerabaia in
zuidelijke richting.
UTTLOTINGEN. Oostenrijkeche loton van hot
Roode Kruis 10 fl. van 1882.
Berieën:
1288 1451 3400 5349 5952 C054 9670 9726 11275
Serie 3330 No. 17 50000 fl. Borio 5816 No. 48 100 fl
4370 19 1000 6725 8 100
2337 28 500 6976 25 100
2466 23 500 7167 24 100
4811 24 500 8684 48 100,,
5687 37 600 10038 15 100
219 12 100 11560 3 105,,
1248 85 100 11596 41 100,,
Milaan 1861: Serie 1805 no. 19 45,000 s. 3102
no. 8, a. 4371 no. 41, 8. 7562 no. 82, oik 1000 fr.
a. 3027 no. 12, 8. 3102 no. 41, 8. 5455 no. 20 ca
8. 5724 no. 15, elk 600 11.
Sorkeo52 269 403 447 500 540 562 569 771 924
950 1105 1133 1221 1378 1453 1493 1627 1555 1615
1795 1797 1805 1808 2210 2222 2296 2471 2949
3025 3027 3981 3088 3101 3102 3116 3170 3272
3485 8561 3759 3766 3831 3945 3990 4004 4035
4300 4341 4371 4771 1781 4794 4984 4986 5129
5289 6353 5455 6570 5607 5628 6724 5791 6803
6078 6886 6431 6469 6753 6954 6981 7156 7200
7234 7516 7562 7627 7723 7821 7965.
3 pet. Obi. Crédit Fonoier de Franoe van 1885,
trekking van 5 JaD. 1898, betaalbaar 5 Febr. 1898:
No. 848648 fr. 100,000; no. 709851 fr. 25,000; no.
779806 41665 16253 717454 874376 on 174335
fr. 500C; no. 781359 329747 985987 474900 227161
942015 9037 261230 917809 61850 884616 39384C
011699 191619 517603 217527 314232 670451336864
G14152 770137 272034 8146C4 804599 633745 417607
47040 542779 110759 300558 807862 889899 221641
85005 312578 27^366 796418 68890 818649 623J15
793221 348850 578178 693240 637080, elk 1000 fr.
6.)
Erik maakt een crayonportret van my ik
heb driemaal moeten poseeren, telkens een
vol uur. Ik vond het wel vervelend, dat hy
myn gezicht zoo bestudeerde. Ik wilde het eerst
ook niet, maar moeder heeft my er toe over
gehaald; zy zeide, dat het mevrouw Werner
(Reinhardts mama) zooveel pleizier doen zou.
Maar je hebt geen woord gehouden, Rein-
hardt! Je hebt geene sprookjes gestuurd. Ik
heb er by je moeder wel eens over geklaagd,
maar zy zegt, dat je zeker nu wel wat
anders te doen hebt. Ik geloof het niet; er
zal wel eene andere oorzaak zyn."
Nu las Reinhardt ook den brief zyner
moeder en na de beide brieven nog eens
gelezen te hebben, borg hy ze zorgvuldig
weg. Hy liep eenigen tyd de kamer op en
neereen onrustig gevoel overviel hemhy
sprak langzaam en nauwelyks verstaanbaar
de volgende regels
Er ware fast verirret
Und wuszte nicht hinaus;
Da stand das Kind am Wege
Und winkte ihm nach Haus.
Toen ging hy naar zyne cassette, greep
er wat geld uit en ging heen. Het was op
straat inmiddels stil geworden; de lichten
der Kerstboomen waren uitgebrand; de kin
deren waren naar bed. Het woei hard, de
straten waren als verlaten; oud en jong,
ieder was thuis; ieder zat gezellig den
Kerstavond te vieren.
Toen Reinhardt by het bierhuis kwam,
hoorde hy het gekras op de viool en het
gezang van het meisje; eene donkere ge
stalte zag hy binnengaan. Reinhardt ging
snel voorby.
Na een oogenblik bereikte by den nog
verlichten winkel van den juwelier, kocht een
bloedkoralen kruis en ging langs denzelfden
weg, welken hy gekomen was, weer terug.
Niet ver van zyne woning zag hy een
klein, armoedig gekleed meisje voor een huis
staan. Het kind scheen de deur niet open te
kunnen krygen.
„Zal ik je helpen?" zei hy.
Het kind antwoordde niet, maar liet de
zware deurklink los.
„Neen", zeide hy, „ze moesten je eens
wegjagen; ga met my mee, dan zal ik je
wat koek geven."
Hy deed de deur weer dicht, nam het
kleine meisje by de hand en liep langzaam
met haar voort. Hy had het licht laten
branden.
„Hier heb je koek", zeide hy en wierp
haar de helft van zyne koeken toe; die met
de suikerletters gaf hy natuuriyk niet.
„Ga nu naar je huis en geef je moeder
ook wat er van!"
Het kind keek hem verlegen aanhet
was aan zooveel vriendelykheid zeker niet
gewendhet zeide niets. Reinhardt deed de
deur voor haar open en nu vloog het kind
met haren schat de trap af naar huis toe.
Reinhardt pookte den haard wat op en
zette zyn inktkoker op tafel; hy ging zitten
schry ven en schreef den ganschen nacht door
brieven aan zyne moeder en aan Elizabet.
Zyne koeken lagen naast hem; en do man
chetten van Elizabet had hy aangedaan, wat
zeer by zyn huisjasje afstak.
Zoo zat hy nog, toen de zon opging;toen
hy toevallig in den spiegel keek, zag hy een
bleek, ernstig gelaat.
Tegen Paschen ging Reinhardt naar huis.
's Morgens na zyne aankomst ging hy naar
Elizabet.
„Wat ben je groot geworden", zeide hy,
toen het lieve, slanke meisje hem tegemoet
kwam. Zy bloosde, maar antwoorddo niet;
zy probeerde wel hare hand, welke hy
dadelyk in de zyne genomen had, terug te
trekken. Twijfelend zag hy haar aan; dat
zou zy vroeger niet gedaan hebben; het was
alsof hunne verhouding niet meer, dezelfde
was van vroeger. Dit bleek nog meer toen
hy er langer geweest was en eiken dag by
hem kwam. Waren zy alleen, dan vond hy
die oogenblikken zóó pynlyk en gedwongen,
dat by zyn best deed ze te vermyden. Daar
hy in de vacantie gaarne eene nuttige bezig
heid had, begon hy Elizabet wat plantkunde
te leeren, een vak, waarop hy zich don eer
sten tyd van zyn studentenleven byzonder
had toegelegd.
Elizabet, die gewoon was in alles zyn zin
te doen en die graag wat leerde, vend het
prettig. Zy gingen dikwyls groote wande
lingen maken en brachten zy hunne botani-
seerbussen vol bloemen en planten terug;
Reinhardt kwam dan later terug om met
Elizabet hunne vondst eeriyk te deelen.
Zoo kwam hy eens de kamer binnen, toen
Elizabet by het raam stond en een verguld
kooitje, dat hy er nooit gezien had, met
groen versierde.
(Vervolg ommezijde),