ft9. 10056
Vrijdag 3 December,
AB. 1892.
Qeze iCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nomntcr bestaat uit TWKli
Bladen.
De Citadel van Antwerpen.
Leiden, 1 December.
F euilleton.
Geld ulleen maakt niet gelukkig.
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURAJïT:
Voor Leidon per 8 muodoof 1.10.
Franco per poet1.40.
Afzonderlek» Nomtnera0.06.
PRIJS DER AD VERTENTIÊN
Vin 1—0 regel» f 1.05. Iedere regel meer 0.1T|.
Grooter* lettere near pliatamimte. Voor bet
üic&eseeren b ai ton de stad wordt ƒ0.05 berekend.
Eerste Blad.
De 30ste November van dit jaar was een
dag, welke niet geheel onopgemerkt mocht
blijven. In eenige plaatsen van ons land hadden
zich commission gevormd om de roemvolle
verdediging der Citadel van Antwerpen, nu 60
jaren geledon, te herdenken en aan do nage
dachtenis van Chassé en z\jne dapperen do
hulde te bewijzen, welke hun zelfs niet ont
houden werd door den Franschen maarschalk,
graaf Górard, wien het gelukte de Citadel tot
onderwerping te brengen. Hij toch verklaarde,
dat zoo hy ze had moeten verdedigen, hy
reeds vier dagen vroeger de sterkte had
overgegeven.
Het beleg begon eigenlijk in den nacht van
den 29sten November, toon de Franschen de
loopgraven hadden geopend, en wel tegen
krijgsgebruik, daar de opeisching eerst den
30sten November plaats had. Het was van
Chassé te verwachten, dat hy weigerde de
Citadel over te goven, hy, die in eene dagorder
aan zijne „dappere krijgsbroeders" verklaard
had: „Geheel Nederland, ja, zelfs geheel Europa
houdt hot oog op ons gevestigd; toont dan
in het algemeen, en elk uwer in het by zonder,
dat hot vertrouwen, hetwelk onze dierbare
Koning ons geschonken heeft, niet aan onwaar-
■digen besteed is, en nemen wy het onwan
kelbaar voornemen, om ons met mannenmoed
tot het uiterste te verdedigen. Leve de Koning!"
Wjjl de Franschen met hunne werken voort-
giDgon, beantwoordde Chassé hunne vijande
lijkheden door des middags klokslag 12 uren
het eorste kanonschot op hen te lossen.
Hoe groot de schrik en ontsteltenis binnen
Antwerpen waren, is licht te begrijpen, daar
men or nog niet vorgeten was, hoe, ruim een
jaar vroeger, de 6tad door de bezetting van
de Citadel en de bemanning van de op de
Schelde liggende kanonneerbooten was bescho
ten, ten einde haai' te straffen, dat zy het
voorbeeld van oproer, reeds door onderschei
dene steden gegeven, volgde.
Van weerszijden was weldra het gedonder
van het geschut zóó hevig, dat men het to
Amsterdam en te Keulen kon hooren.
De verjaardag van den prins van Oranje
(6 Dec.) werd door Chassé en zijne dapperen
met eene heftige kanonnade gevierd. Leopold I
verscheen wel binnen Antwerpen, maar om
er feest te vieren en van den torentrans den
Franschen seinen te goven, waar zij Chassé
hot gevoeligst kondon treffen. Deze trachtto
zoolang mogelijk de onderhoorige forten, aan
wier bezit voor de verdediging der Citadel
zoo veel gelegen was, te verdedigen. Eenige
aanvallen op hot fort St.-Laurent werden
door den kloeken kapitein Morre verydeld;
maar ton laatste moest ook dit fort bezwijken.
Een oogenblik verkeerde do Citadel in het
grootste gevaar, toen eene bom door den ring
muur sloeg van het grooto kruitmagazijn,
waarin zich ongeveer 40,000 pond buskruit
bevond. Dank zy de kloekheid van Hans
Van Leeuwen, die do bom opraapto en in de
burgwalgracht wierp, welk feit door Tollens
is bezongen, bleef de Citadel toen gespaard.
Toon het hospitaal door de gedurigo schud
ding dreigde in te vallen, do magazijnen van
levensmiddelen waren verwoest, de drink
putten bedorven, de kazematten der krijgs
lieden vergruisd, viel het Chassé onmogelijk
de Citadel langer te verdedigen. Hy liet daarom
den 23sten December de witte vlag hjjschen,
ten toeken, dat hij nu in onderhandeling wildo
treden. Twoo hoofdofficieren werden door hem
als parlementairen naar den Franschen maar
schalk Gérard gezonden. In den avond van
dien dag kwam de overeenkomst tot stand,
waarbij bepaald werd, dat Chassé en zyno
dapperen (daar zy, als zy naar 't vaderland
terugkeerden, zich niet verbinden wilden tegen
de Belgen meer te strijden) naar Frankryk
werden gevoord. Do soldaten moesten hunne
geweren en andore wapenen neerleggen. Do
officieren mochten hunno degens behouden
de luitenant-adjudant Geve-laar wiorp den
zijnen in arren moede weg, wyl hy er als
krijgsgevangeno toch geen gebruik meer van
kon maken. Een Fransch officier gaf hem dien
torug mot de vleiende woorden: „Behoud hem,
mynheerby behoort in zulko dappere handen
Groot was de vreugde onder de Franschen
zeiven, toen de moorddadige stryd opgehouden
had. Zy schenen zich geheel met de Neder-
landsche dapperen te verbroederen, onthaalden
hen op tabak, ververschingen en levensmidde
len en bespaarden hun den smaad, dat eenige
Belgische officieren naar hen kwamen kijken
daar zij mot de kolven der geweren werden
teruggedrongen. In Mei 1833, toen Koning
"Willem I beloofd had den stryd met België
niet meer te zullen aanbinden, keerden Chassé
en zyne manschappen uit Frankryk in het
vaderland terug. Hunne terugkomst schoen
een triurnftocht. Overal, waar zij aankwamen,
maar inzonderheid te Arnhem en te Amsterdam,
deed men hun allo eer wedervaren wegens
hot tot het uiterste verdedigen der Citadel.
Eenige staaltjes van hun moed verdienen
aan de vergetelheid ontrukt te worden.
De luitenant Van Buuren, by de verdediging
van 't fort St. Laurent een zwaar gewonden
soldaat niet willende achterlaten, nam hem
op zyn rug en droeg hem voort, tot een kogel
hemzelven in de dy trof, welke tot de buikholte
doordrong, ten gevolge waarvan hy zelf be
zweek.
De luitenant Jeltes kreeg oen kogel in den
mond, welke door de wang uitging. Hy be
dekte do wond mot zyn zakdoek en hoewel
de kogels hem om de ooren snorden, wilde
hy zich niet verwyderen vóór een doodeiyk
gewond soldaat weggehaald en in veiligheid
gebracht was. De vry williger Goozen Morre,
van Amersfoort, bleef op zyn post, ofschoon
hij zóó jammoriyk verminkt was, dat hy zyn
rechterarm en zyno linkerhand had verloren
en verscheidene bajonetsteken bekomen. In
liet vaderland teruggekeerd, zoide hy by het be
schouwen van de graftombe ter eere van J. C. J.
Van Speyk in de Nkiuwo Kerk to Arasterdam
„Een ander gedeelte van zyn stoffeiyk
overschot ligt in de Schelde; myn rechter
arm en ïuyne linkerhand liggen achter Ant
werpen, doch dat is niets! Het is voor Vorst
en VaderlandDo wakkere matroos Robert
waagde het, ondanks het snorren der kogels,
de vlag, waarvan de lyn was stukgeschoten,
te herstellen. Zoodra hot hem gelukt was,
salueerde by den vyand door driemalen de
vlag op en neer te halen, terwyl eenige
matrozen, met hunne mutsen zwaaiende, een
luid hoezee! aanhieven. De flankeur Everts
hoorde tegen den avond van den dag der
capitulatie, dat eeu Fransch kapitein van
do borstwering was gevallen en daar diens
makkers hom niet durfden redden, trok hy
zyne kapotj.is uit, wierp zich in de vesting
gracht en had het geluk den kapitein te
grypen, mot wien hy, daar hy tegen den
steilen wal van het bastion niet kon opklau
teren, de geheele gracht in do breedte door
waadde en hom weder op het droge bracht.
Uit dankbaarheid bood de kapitein liera eene
gift aan, maar deze weigerde hy. De hertog
van Nemours kon hem er evenmin toe be
wegen van hom oonige vyf frankstukken aan
te nomen. In de Fransche taal gaf hy dit
opmerkeiyke antwoord„Een Hollandsch sol
daat laat zich de vervulling van zyn plicht
met geen geld betalen. Elk Nederlander doot
hetzelfde, als hy door opoffering van zyn
leven dat zyner medemenschen redden kan.
Ik heb niets meer dan myn plicht gedaan
en dus geene bolooning verdiend."
Het verlies aan onze zyde was niet groot.
De bezetting telde op den 23sten December
slechts 90 dooden en 349 gekwetsten, van
welken nog een groot aantal in de hospita
len te Antwerpen zyn bezweken. De Franschen
daarentegen hadden 3700 man aan dooden
en vermisten verloren en 7000 gekwetsten
te betreuren.
Het aantal van hen, die zich wakkere ver
dedigers der Citadel van Antwerpen hebben
betoond, is in den loop van 60 jaren zeer
gedund, zoodat er weinigen van hen meer
in leven zijn, maar het behoorde steeds tot
hunno aangenaamste oogenblikken er van te
gewagen wat zy voor Koning en Vaderland,
hebben doorgestaan en met welken moed zy
gedurende de belegering der Citadel bezield
waren.
Nederland vergeet zyne kloeke zonen niet.
Vandaar dat de 30sto November nog getuige
nis draagt van de hordenking hunner roem
rijke daden.
Do „Volksbyoenkomsten" mogen zich dezen
winter in eene by'zonder grooto belangstelling
by het publiek, dat gowoon is die te bezoe
ken, verheugen, zóó groot zelfs, dat zy de
verwachting d6r Commissie, die zich met de
regeling daarvan belast, in beschamende mate
overtreft, zooals gisteravond, ter gelegenheid,
van de tweede „byeenkomst", aan hot liebt
kwam. Men had, met de ervaring van vorige
jaren te rade gaande, gemeend dat althans
voor een lees- of spreekavond do ruimte van
den foyer in de Stadsgehoorzaal aan de
opkomst zou beantwoorden, maar het bleek
wel anders. Die zaal toch was niet alleen
spoedig moer dan gevuld, maar zelfs daar
mede was nog geenszins aan alle behoefte
voldaan. Velen moesten, tot hunne teleur
stelling en tot leedwezen der Commissie, de
tijding vernomen, dat alle beschikbare plaat
sen bezet waren, en dezen zouden zelfs geheel
onverrichter zake naar huis hebben moeten
gaan, indien riet nog, terwyl de eorste
voordracht reeds werd gehouden, door de
Commissie was besloten om, ondanks de daar
aan verbonden bezwaren, voor het tweede
gedeelte van den avond nog andere maatrege
len to nemen en naar de groote zaal te ver
huizen. Voor een weinig geduld en met
opoffering van oen deel van het voorgestelde
-enot kon zoodoonde dan toch nog aan de
211.)
In gedachten verzonken, zat hy in het
heerenpriëel, dat hy tot zyn iievdingsplaatsje
gemaakt had, aangezien hy van daar uiteen
Hink vergezicht had. Wanneer hy op de
eenvoudige houten bank zat, rustte zyn oog
op bet lachende landschap; voor zyn gees-
te!yk oog echter kwamen dan beelden op uit
een vroogeren tyd. In hot heerenpriüel was
zi)n lot beslist gewordendaaraan knoopten
voor hem zich de meest treurige herinne
ringen vast, maar daarom ook juist zocht hy
dit plaatsje op, ten eindo over het verledene
te kunnen droomen.
Twee jaren waren voorbygegaansedert den
trourigen dag, op welken hij met geweld
zich de liefde voor een onwaardige uit het
hart had verbannen; twee korte jaren, maar
hoe was in dien tyd toch alles veranderd en
irclk een ommekeer had ook by Von Wangen
aelven plaats gegrepen'
T.enmaals had hy vroolyk do toekomst
tegemoetgezien, heden zag hy met droefenis
°P hot verledenvroeger was hy een jonge
man vol levensmoed en levenskrachtheden
kwam hy zichzc-lu-n oud, moed-i en afge
leefd voor.
Had hy dan in de laatste twee jaren zoo
verschrikkelyk veel beleefd?
Waren zy voor hem, uitgenomen eenige
weinige veelbewogen uren, niet tamelyk een
tonig voorbygegaan?
In die veelbewogen uren was de beslissing
over zyn lot gevallen. Bertha was hem van
uit het prieel gevolgd, had zich aan zyno
borst geworpen, weenend hem verzekerd dat
zy do geheele waarheid gezegd had, smee-
kende met do leugens van hare vyanden to
gelooven, maar hare tranen hadden hem het
vet trouwen niet kunnen terugschenken; zy-
zelve had dit te veel geschokt, daar Von
Wangen ieder woord was bygebleven, door
zyne vrouw gesproken om zyne jaloezie op
te wekken.
Juist omdat by haar tot dusverre zoo go-
heel en al vertrouwd en zoo innig en oprecht
bemind had, troffen hem hare onwaarheden
en zucht tot bedriegen des te erger. Hare
voortreffelijke schoonheid had op hem geene
macht meer, hare tranen lieten hem koud;
verstoord over de lage wyzo, waardoor zy
opnieuw Von Ernau en Lize verdacht trachtto
te maken, sliet hj haar van zich af.
Toen sprong zy op als eene furie, toen
schoten hare oogtn vuur. Zoolang zy gemeend
had door tranen de verloren macht op haren
echtgenoot te kunnen herwinnen, had zij
geweend en gevleid; nu echter, bemerkende
dat haar spel verloren was, gaf zy zich geene
moeite meer zich niet in hare ware gedaante
te vertoonen. Zy liet zich door haren toom
geheel vervoeren; zy overlaadde liem met
verwyten en bittere beschuldigingenzy ver
klaarde dat zy hem nooit bemind, ja, dat zy
hem steeds als een man, die arm aan geest
was, veracht had. Hetgeen zy gedurende vier
jaren had weten op te kroppen, daaraan gaf
zy thans lucht. Haar schoon, ryk leven had
zy voor hem opgeofferd; verre van de schit
terende wereld, waarin haar c-lement was,
had Von Wangen, gelyk zyno vrouw liem
verweet, haar doen versmachten in doodelyke
verveling op een afgelegen landgoed, had zy
zich moeien ontzien voor en zich laten be-
leedigen door zyn domraen vader en zyno
gehate zuster.
Zy was vorrukkeiyk schoon, toen zy zoo voor
hem stond, met als 't ware vlammende oogen
on heogroode wangen; maar die schoonheid
boezemde Von Wangen afschuw in. Thans zag
hy haar in beur ware gedaante; zy had
zichzelvc het masker afgerukt. Met diep
haiteleed moest hy bekennen, dat ieder
woord van liefde, door haar vroeger tot hem
gesproken, eene leugen was geweest. Zwaar
geschokt wendde hy zich van haar af.
Hy moest alleen zyn; thans was het
hem onmogelyk te antwoorden op hare uit
vluchten; de toorn over hare \alschheden
zou hem overmeesterd en uitgelokt hebben
tot het doen van verwyten, welke hemzelven
onwaardig geweest zouden zyn. Hy verliet
haar; het spottend gelach, dat zy deed
hooron, toen hy zich verwyderde, klonk hem
nog lang, onaangenaam, gillend, sr.ydend in
het oor, toen hy, reeds ver van Linau vor-
wyderd, door de omstreken daarvan reed.
Zyne gedachten speelden gedurende den
rit, wolken hy maakte, als liet waro kry-
gertje; hy trachtto tevergeefs zich duidelyk
en helder de toekomst voor oogen te stellen.
Door eene diepe, nooit te genezen wonde
was het verleden van de toekomst geschei
den; alle banden waren verbroken, welke
hem tot dusverre aan het leven gebonden
hadden; hy vermeende dat al zyne liefde
voor Bertha verdwenen was; hy had zich
van haar gescheiden voor eetnvig on altyd!
(ff'ordt vervolgd.)