N°. 10051.
Zaterdag SC IVoveiiit>ei*.
A9. 1892,
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <gfin- en feestdagen, uitgegeven.
Dit iiommcr bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 25 November.
Feuilleton.
Geld alleen maakt niet gelukkig.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Loiden por 8 m&*ndeaf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.06.
PRIJS DER AJDVERTENTIÈN:
Y»n 1—6 regel» f 1.06. Ieder# regel meer f 0.17J.
Grootere letter* our plaatsruimte. Toor het
iocaeseeren buiten de etad wordt /0.05 berekend.
Met 1 December begint een nieuw
kwartaal van het Leidsch Dagblad.
Zij, die zich nu reeds op deze Courant
abonneeren, ontvangen de tot dien
datum verschijnende nummers gratis.
Met den aanvang van het volgend© jaar
zal alhier verschenen „Le Refuge, journal des
églises évangéliques wallonnes des Pays-Bas,"
waarvan "dö redactie is opgedragen aan den
beer J. S. Richard, walsch predikant te Am
sterdam, en do administratie aan den héér
N. Nardi, walsch predikant alhier.
- Examens M. O. 's-Hage, 24 Nov.
Geschiodenis. Opgeroepen twe© cand., waar
van opgekomen éón vrouwe]., die is toege
laten, nl. mcj. J. G. A. Longepée, van Leiden.
- De heer R. Jentink, gewezen 1ste luit.
der veldartillerie te Leiden, is benoemd tpt
directeur van de Eerste Nederlandsche Militie
verzekering-Maatschappij te Utrecht.
- Te Bournemouth (Engeland) is, geljjk
we reeds meldden, overleden een onzer vroegere
stadgenooten, do heer H. C. Humme. De over
ledene, een kweekoling van de toenmalige
Koninklijke Academie voor ingonieurs, ook
ter opleiding van O.-I. ambtenaren, to Delft,
behaalde na welgeslaagd eind examen in 1848
bet radicaal van O. I. ambtenaar 2de ld. Na
de vorschillonde rangen van ambtenaar ter
beschikking en die van controleur 3de, 5de
en 1ste klasse doorloopen te hebben, werd
h(j in 1861 benoemd tot assistent resident
van Toeban (Rembang). In 1868 ging hy rpet
2 jarig buitenlandsch verlof naar Europa en
keerde in 1870 weder naar Batavia terug.
H(j bleef, wyi er geene open plaats was, op
wachtgeld en werd toen benoemd tot assistent-
resident van Beukoelen in 1872 (Sumatra).
Het jaar daarop, in 1873, werd hy benoemd
tot resident van Timor. Daar verbleef hy twee
jaren om na ommekomst daarvan 's lands
dienst mot pensioen te verlaten. De heer
Humme, die altijd een groot beoefenaar der
Javaansche taal was geweest, kreeg bij zijne
vestiging hier te lanco al spoedig aanzoek
om als lector in die taal op te treden aan
de Gemoente-instelling to Leiden tot opleiding
van Indische ambtenaren, aan welke uitnoo-
diging door hem gehoor werd gegeven.
Toen echter den 14den September 1886 de
hoogleeraar-directeur der Indische Instelling
te Delft, de heer J. J. Meinsma, was komen
te overlijden, moest in de vacature voor de
colleges in d© Javaansche taal, godarende
geruimen tijd, zegt de „Delftsche Crt,", zeer
verdienstelijk door den leeraar A. J. Van den
Broek waargenomen, voorzien worden. Het
oog viel op den heer Humme, die na eenige
besprekingen zich bereid verklaarde de Instel
ling te Leiden op te geven bij eene benoe
ming tot leeraar aan de Delftsche Indische
Instelling. Deze benoeming had plaats in
October 1886. Aanvankelijk te 's-Hage woon
achtig gebleven, viol bet telkens heen en
wederreizen hem moeilijk, waarom hy in 1889
zijn vast verblijf naar Delft overbracht. De
gezondheidstoestand zijner echtgenoot©, eeno
Engelsche van geboorte, den terugkeer naar
haar vaderland noodzakelijk makende, vroeg
hij in 1891 eervol ontslag uit zijne betrekking,
dat hem met ingang van 1 September van
dat jaar onder dankbetuiging werd verleend.
Verschillende kleinere werken, waarmede
de heer Humme de Javaansche literatuur
heeft verrijkt, getuigen van zijne liefde voor
en grondige kennis van die zoo schoone taal,
waarvan hij de aanleering bij zijne studenten
zooveel mogelijk trachtte te bevorderen door
met voorbeelden te wijzen op het groote nut
van de kennis dier taal voor allen, die geroe
pen zouden worden eenmaal zelf als besturend
ambtenaar over een deel der Javaansche be
volking op to treden.
Tot de eerste werkzaamheden der Centrale
Commissie voor de statistiek zal, naar men
verneemt, behooren het opmaken, in opdracht
van de Regeering, van een beredeneerd over
zicht van de uitkomsten der volkstelling
van 1889; voorts het uitbrengen van advies
omtrent do wijze van publiceering der uitkom
sten van de beroepstelling.
De uitgave der bekende jaarcijfers, die
"vroeger vanwege de Yereeniging voor de
statistiek bewerkt werden, zal voortaan door
de Centrale Commissie plaats hebben.
Vanwege hot departement van oorlog
zal aan den Hoek van Holland oen post-
duiven6tation worden opgericht.
Op het wetsontwerp voor de organisatie
der landmacht, dat de vorige week bij de
Tweede Kamor is ingediend, zal waarschijnlijk
nog in deze zitting de hoofdzaak volgen. Zoo
althans inag men opmaken uit het antwoord
der regeering op de algemoene beschouwingen
betreffende de Staatsbegrooting. Daar wordt
gezegd, dat „de wetsontwerpen, welke don
dienst bjj militie, schutterij en landstorm en
de dienstplichtigheid daarbij regelen en om
schrijven, binnen een niet ver verwijderd tijd
stip kunnen volgen."
De detachementen voor de verschillende
plaatsen in Zuid-Holland, waar het mond
en klauwzeer heerscht, worden tegenwoordig
gegeven door het 5de reg. inf. te Amersfoort,
aangezien het reg. gren. en jagers, het 4de
en 7de reg. inf., allen garnizoen houdende in
Zuid- en Noord-Holland, reeds zooveel onderoff.,
korporaals en manschappen voor dat doel
hebben afgestaan, dat de overblijvende min
deren dier regimenten hoog noodig zijn voor
de verschillende in het garnizoen te verrichten
diensten.
„Kolonel" W. E. OLiphant, de leider van
het Leger des Heils in Nederland, heeft een
Antwoord op „Een Protest tegen het Legor
des Heils" van Tom Le Clercq doen vorscbyneD,
waarin op uitvoerige wijze wordt ingegaan
op de hoofdbeschuldigingen, door genoemden
heer in zijne brochure geuit.
Wy zullen uit het „Antwoord" slechts het
een en ander aanstippenimmers, het boekje,
dat niet in den handel is, is voor ieder be
langstellende verkrijgbaar gesteld, wanneer
hy zyn naam en. adres opgeeft aan „kolonel"
W. El win Oliphiant, Prins Hendrikkade 131,
Amsterdam, met by voeging van een 5-cents-
postzegel voor frankeerkosten.
Dat het hoofddoel van het Leger geldmaken
zou zyn, en daarvoor de officieren en de corp
sen worden uitgezogendat het Leger de fond
sen voor het geesteiyk en maatschappeiyk
werk niet gescheiden houden; dat er geld
naar Nederland gaat, om het werk daar te
steunen of het Engelsche Hoofdkwartier te
helpen onderhouden; dat het geld, voor maat
schappeiyk werk gegeven, voor geesteiyk werk
gebruikt wordt; dat zieko officieren geono
ondersteuning van het Hoofdkwartier krygen
dat het Hoofdkwartier de officieren en do
corpsen gebrek laat ïydendat de balansen
niet in orde zyn; dat officieren, nadat zy
ongeschikt voor het werk in het Leger zyn
geworden, aan hun lot overgelaten worden
dat de cadetten geene de minste Bybelkennis
verkrygon in de kweekscholendat kolonel
Olipbant ooit gezegd heeft: laat ons geld
maken, en dat de generaal of de heer Herbert
Booth het programma opmaakt voor de ont
vangst van den Generaal in andere landen
dat alles is volgens het Antwoord niet
waar, en op uit voorige wy zo wordt getracht
dit aan te toonon.
In hoever het Leger daarin geslaagd is,
laten wy gaarne over aan het oordeel der
lezers. Zy zyn nu in de gelegenheid gesteld,
zoowel wat de heeren Tom Le Clercq c. s.
schreven als wat het Leger antwoordde, te
wikken en te wegen. Wy stellen ons ook nu
geen party.
Vroeger is door het hoofdkwartier uitge
geven „Feiten en cyfers, een terugblik", door
kolonel W. E. Oliphant, bevattende het jaar
verslag van het Leger des Heils van 1 Mei
1891—1 Juni 1892.
Hiernaar wordt in het antwoord by her-
baling verwezen.
In den ouderdom van rüim 86 jaren is
te Nymegen overleden de heer M. J. De Bruyn,
oud-kolonel der genie.
Uit de sollicitanten, die onlangs examen
afgelegd hebben voor de betrekking van 2den
klerk ter Provinciale Griffie van Zuid Holland,
zyn door Gedeputeerde Staten benoemd de
heeren C. Cardinaal en S. Dekker, beiden te
's-Hage.
De heer C. H. F. A. Corbelyn Battaerd,
conservator aan het Friesch Museum, is door
de koningin-regentes van Spanje benoemd tot
ridder in de orde van Karei III.
Uit het nieuwe Koninkiyk besluit be
treffende besmettelyke voeziokten biykt ten
opzichte van het mond- en klauwzeer dat in
byzondere gevallon, ter beoordeeling van den
districtsveearts, afmaking van zieke of ver
dachte dieren kan worden bevolen. Ton aan
zien van de uitoefening van deze bevoegdheid
volgt de districtsveearts de bevelen van den
minister van binnenlandsche zaken
De huiden, hoornen, hoeven en klauwen
der afgemaakto zieke of verdachte dieren
moeten worden ontsmet. De borst- en buik
ingewanden en, wanneer dit door den d stricts-
veearts noodig wordt geacht, ook de koppen
der afgemaakte zieke of van ziekto verdachte
dieren moeten worden vorbrand of begraven.
Het stoomschip „Didam", van Amster
dam naar Nieuw-York, is 24 Nov. Wight
gepasseerd; do „Gedó", van Rotterdam naar
Batavia, vertrok 24 Nov. van Marseille; de
„Prinses Sophie", van Amsterdam naar
Batavia, passeerde 24 Nov. Ouessant; de
„Prins Willem II", van W.-Indiö naar Am
sterdam via Havre, is 24 Nov. Ouessant ge
passeerd.
By koninkiyk besluit is benoemd tot
commissaris van politie to Zieriksee J. Groebe,
thans inspecteur van politie te Deventer.
Aan don hoer 11. L. Martens, burgemeester
dor gemeente Bodegrave, toestemming verleend
om tot 1 Mei a. s. te 's-Gravenhage te wonen.
198.)
Zy schetste in sombere kleuren al het
onaangename van bet eenzame leven, datzy
tot dusverre geleid had, den omgang met
weinig geleerd zynde landjonkers en hunne
nog minder geleerde vrouwen en dochters.
Hoe geheel anders, hoe geestverheffend zou
daarentegen het gezellig verkeer in Linau
zijn, wanneer do heer Von Ernau daarvan
het middelpunt geworden was
Von Wangen kon het niet langer verdra
gen. Hy sprong op en snelde naar don tuin,
om geheel alleen te zyn, zich ieder woord
te herinneren, dat door hem gehoord was,
en dit luide te herhalen. Ieder geestdriftig
woord, door Bertha gesproken, was voor
Von Wangen het bowys, dat zyno vrouw
Von Ernau beminde, dat zy alleen voor zich-
zelve, Riet voor KJara, de glooiende begeerte
koesterde, hom zoo mogelyk als dagelijk-
schen gast op Linau te zien. Mot kwellende
onrust overwoog Von Wangen welkgowicht
door hem aan hetgeen door Bertha gesproken
was moest gehecht worden en steeds kwam
h\j tot dezelfde gevolgtrekkingen.
Hy dwaald9 door den tuin rond, totdat
hy geestelyk en lichamelyk was afgemat;
eerst toen de avondbei geluid werd, keerde
hy weder naar het heerenhuis terug.
In de galery vond hy Lize en Klara en
de overige familie om de theetafel ve gaderd.
Von Wangen was geestelyk zóó afgemat, dat
hy zich nauwelyks in staat bevond aan het
onderhoud deel te nemen. Hy hoorde niet
wat er gesproken werdzyne gedaohten
waren ver buiten den kleinen kring, nu eens
in het kasteel Osternau, dan weder te
Pl&gnitz toen hy in zyne gedachten plot
seling werd opgeschrikt door het opnieuw
hooren noemen van den naam Ernau.
Had Bertha dan geene andere gedachten
meer? Wist zy van niemand anders dan van
Ernau en van hem alléén to spreken? Hugo
kon het niet meer aanhooren. Eene plotse
linge ongesteldheid, hevige hoofdpyn, voor
wendende, verliet hy don familiekring; hy
zette zich in den tuin op eene bank en bleef
daar zitten tot diep in den nacht. Eerst toen
do overige bewoners van het heerenhuis
reeds in diepen slaap lagen, zocht ook Von
Wangen zyne legerstede op, om in onrustige
droom en vervolgd to worden door den kwel
geest, die hem niet meer verliet.
Treurige dagen volgden nu voor Von
Wangen. De jaloezie verteerde hem. Hy dacht
aan niets dan de liefde van zyne vrouw voor
Von Ernau. Met koortsachtige onrust bespiedde
hy Bertha in al haar doen en laten, en in
byna ieder harer woorden vond by nieuwe
gronden voor zyne jaloezie. De avontuurlykste
fantasieën vervulden hem. Eene geheime ver-
eeniging tusschen Bertha en Von Ernau
moest bestaan; indien hy nu maar kon door
gronden welke l
Zeker moest Von Ernau eerstdaags komen
en met pynlyk ongeduld verwachtte Von
Wangen dit bezoek, dat hy niettemin vreesde.
Hy verliet zyne woning nog slechts om kleine
wandelingen in den tuin of op zyne landeryen
te maken.
Wanneer hy dit laatste deed. zeide hy den
bedienden steeds in welke richting hy zich
zou begeven en gaf dan bevel hem dadeiyk
terug te roepen, wanneer do heer Von Ernau
misschien op bezoek mocht komen.
Mot ioderen dag nam de koortsachtige
onrust, welke Von Wangen pynigde, toe.
Bertha en Albrecht hadden nauwelyks meer
noodig die door gesprekken over den heer
Von Ernau te doen toenemenzy maakten
den ongelukkigen jaloerschen man half waan
zinnig, zy vernielden hom het lichaam en
den geest.
Op deze wyze vervlogen op de treurigste
wyze de dagen dor week. lederen dag had
Von Wangen gehoopt en gevreesd, dat de
heer Von Ernau een bezoek op Linau zou
brengen; by iedere wandeling had hy ver
wacht terug te worden geroepen, maar was
steeds in zyne verwachtingen bedrogen ge
worden. Wanneer de heer Von Ernau inder
daad in deze dagen misschien op Linau ge
weest was, dan had hy eene geheime samen
komst met Bertha gehad. En dat was zeker
gebeurd. Von Wangen was daarvan overtuigd,
ofschoon hy voor zyne meoning niet het
minste bewys had.
Von Wangen informeerde in alle stilte op
het dorp Linau of misschien ook een der
arbeiders den heer Von Ernau, dien hy den
lioden nauwkeurig beschreef, in do nabyheid
van het heerenhuis gezien hadiedere knecht
werd uitgehoord, natuurlyk tevergeefs, maar
Von Wangens overtuiging, dat Bertha achter
zyn rug met den heer Von Ernau in geheime
verstandhouding stond, werd hierdoor slechts
bevestigd, ja, was voor Hugo reeds een waan
zinnig idéo fixo geworden.
Wordt vervolgd.)