N<>. 10040.
Maandag; 14 November.
A0. 1892.
feze dOourant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven
Tweede Blad.
Feuilleton.
field alleen maakt, niet gelukkig.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
A.fzondorlijke Nommers0.05.
PRUS DER ADVERTENTIEN
Tan 16 regels f 1.05. Iedere regel meer
Orootero letters naar plaatsruimte. Voor het
incaeaeeren buiten de stad wordt ƒ0.05 bcrekencL
Het Woordenboek.
In „De Gids" van deze maand wydt de
Leidsche hoogleeraar dr. P. J. Cosyn eenige
bladzijden aan den onlangs overleden prof.
dr Matthias De Vries. Hy geeft ons daar een
kflkje in het laboratorium, waaruit de afleve
ringen van het groote „"Woordenboek der
Kederlandsche Taal" te voorschijn ziin ge
komen on waar hij 20 jaren met prof. De
Vries heeft gewerkt.
Wij lezen o. a. hoe deze laDgen tijd er
op stond, dat al zijne medewerkers z\jne
methode volgden.
„Eenheid van bewerking, van inhoud en
vorm, was zijn ideaal", schrijft prof. Cosijn.
„Toen ik het woord geel zeer naar zijn ge
noegen had afgemaakt, riep hij blijde uit:
„Bravo! nu hebben w\j een flink model voor
de behandeling der kleurnamen." En ware
in de letter A [die prof. De Vries zelf be
werkte] een kleurnaam aan de orde geweest,
wees er dan zeker van, dat hij genoemd artikel
zoo getrouw mogelijk gevolgd had. Dat onafge
broken streven naar eenheid, deze reproductie
van al wat reeds zijn plaats in de kolommen
des werks gevonden had, was natuurlijk niet
bevorderlijk aan den gewenschten voortgang
van het geheel. Telken reize moest men zich
afv agen hoe iets gezegd, hoe over iets ge
oordeeld was: zóo moest het dan herzegd,
z.'-ó weder beredeneerd en geformuleerd worden,
wanneer men althans met geen verwijzing kon
volstaan. De Vries begreep niet of maar
flauwtjes, welk eene geweldige inspanning op
die wflze van zijne mederedacteurs gevor
derd werd.Maar men went aan alles.
En we groeiden er zoo gaandeweg in vast,
het werd ons tot een tweede natuur, een
natuur echter, die zich niet door koene
sprongen en bijzondere vlugheid kenmerkte.
Het erk was nu eenmaal er op aangelegd,
om in den breede alles voor allen te verklaren
van den beschaafden en minder beschaafden
lezer zoo goed als geen inspanning en alleen
van de arme redactie de daarvoor vereischte
afmattin? des geestes te vragen. Dit ver
klaart genoegzaam, dat do kopij niet altoos
met bekwamen spoed ter drukkerij werd
bezorgd; dat op do jaarlyksche conferentie
het gelaat der voortvarende uitgevers niet
juist van vreugde straalde."
De methode van prof. De Vries leidde er
toe, van het Woordenboek niet alleen te maken
„een vraagbaak voor ieder die bij voor
komende gelegenheden opheldering of inlich
ting noodig had, maar een boek bestemd tot
„gezette lezing", een taal museum, waarin
men een tijd lang vertoeft om op zijn gemak
het geheel te overzien, de onderdeelon van
naby te beschouwen, te vergelijken en te
genieten".
Om dit te bereiken, wilde prof. De Vries
onze taal door haar zelve verklaren, door van
elk woord de beteekenis of de beteekenissen
te omschrijven en in zyne geschiedenis na
te gaan; bij elk en bi) de samenstellingen
de ontwikkeling der verschillende beteeke
nissen doen uitkomen door eene nauwkeurige
indeeling; den rijkdom onzer taal aar.toonen
door niet enkel losse woorden, maar ook
spreekwijzen, uit tal van woorden bestaande,
op te nemen en te verklarenen dat alles
toelichten met aanhalingen uit schrijvers en
uit de spreektaal, om te doen zien hoe de
woorden in de taal loven.
Zoo moest het woordenboek worden wat
het is, zegt prof. Cosijn: „een populair werk,
bestemd voor allen die aangaande den oor
sprong, de geschiedenis, de verkla
ring, de begripsontwikkeling en het
gebfuik van elk woord onzer beschaafde
8chfyftaal wenschen onderricht te worden,
hetzij bijwijze van leering als belangstellenden,
hetzij oin aan dö eischen der practijk te vol
doen, als schrijvers of schryvenden
Toch kon die strenge eenheid van bewer
king niet worden volgehouden. De mede
werkers sprongen wel eens uit den band en
gingen hun eigen weg. Prof. Cosijn verhaalt
hoe, toen Eelco Verwijs en hy 0hun leer- en
vlegeljaren reeds lang achter den rug hadden,
het wel eens noodig werd bevonden dat de
leider zelf de pen opvatte om zekere indivi-
dueele en revolutionnaire neigingen to onder
drukken en den wagen weer in het oude
rechtzinnige spoor te brengen."
De methode van prof. Do Vries kostte
echter zjjn medewerker erkent het oprecht
te voel tijd, was te omslachtig. Moeten alle
woorden met gelijke uitvoerigheid worden
behandeld? En niet alleen de bestaande,
maar ook de denkbare en toevallig gevormde?
Moet elk woord, ook hot meest bekende,
worden verklaard, „als ware de geheele natie
plotseling memorioloos geworden op dit ééno
punt"? Moet bjj elk werkwoord, dat met
hebben en zijn wordt vervoogd, dit telkens
worden verklaard? Moet de voortgang van
het Woordenboek aldus worden vertraagd,
enkel „ter tegemoetkoming aan de nooden
der kleinste taalluiden"?
Prof. Cosijn denkt er blijkbaar anders
over; hy is voor vereenvoudiging „mits
de kern der zaak behouden blij ve en de dege
lijkheid van den arbeid er niet onder lijde."
In de laatste jaren is dan ook, om meer
voortgang te maken, de vroegere eenheid
niet meer gehandhaafd. Prof. De Vries zelf
bleef zich „tot zjjn laatsten pennetrek" gelijk.
„Bjj anderen gedoogde hy zoo gaandeweg
wat meer bekorting en besnoeiing, totdat
eindelijk en ten laatste de beslissende stap
gedaan werdieder op zichzelf, geene samen
werking meer!Hy gaf toe of liever
hy liet toe, dat ieder na een kort jaar zjjn
eigen weg zou gaanHy wist het, het
zou toch zijn Woordenboek zijn en blijven
van A tot Z."
Hoe vast hy in de voltooiing van den
reuzenarbeid geloofde, blijkt uit de mede-
deeling, dat hy, toen de Tweede Kamer het
jaarlijksch subsidie had geweigerd, uitriep:
„Nog nooit heeft de zaak van het Woorden
boek zoo goed gestaan als vandaag!" En
den volgenden dag vond hy by Keller,
meent prof. Cosijn een prachtig citaat voor
do uitdrukking een zomersche dag.
„Hy noteerde liet zorgvuldig en riep ver
heugd uit: „Dat kan ons te pas komen by
de Z!"
„Hoe jammer", zegt zyn medewerker, „dat
dit nog wel een tydje zou aanhouden!"
Door deze en andere feiten mee te deelen
rvan minder algemeene, wellicht ook van
volstrekt geene bekendheid", heeft prof. Cosyn
de lezers van „De Gids" een zeer welkom
kykje verschaft op de samenstelling van het
Woordenboek. De belangstelling der natie in
dit „waarlyk grootsche monument" zal er
zeker niet weinig door worden bevorderd.
Leiden, 12 November.
Tot notabelen der Hervormde gemeente
van Woubrugge zyn herkozen de heeren
Wouter Boot en W. Van der Waa aldaar.
Tot predikant by de Ned.-Herv. gemeente
van Woubrugge is beroepen ds. N. De Jonge,
zerdings-leeraar te Brussel. De toezegging
geschiedde reeds vóór eenige weken.
In het laatst dezer maand zal te Rot
terdam de vierde algemeene vergadering
gehouden worden van de Provinciale Ver-
eeniging van ambtenaren ter gemeente-secre
tarie in Zuid-Holland.
Als hoofdpunten komen op de agenda voor
lo. ingekomen stukken; 2o. verkiezing van
twee bestuursleden (ten gevolge van periodieke
aftreding); 3o. wyziging der statuten, in
174.)
Dize heeft geheel en al het karakter van
haren vader, die myne meeste wenschen
vervulde, maar onverbiddelyk was, wanneer
hjj vermeende dat zyn geweten hem voor
schreef dezen of genen plicht te vervullen.
Het dwaze kind vernietigt haar eigen levens
geluk het is zeer treurig, maar ik weet dat
er niets aan te doen valt, dat geen middel
tn staat zal zyn haren vasten wil te buigen,
óanneer het eenmaal zyn moet, dan is het
misschien beter maar geen oogenblik te
aarzelen
Met veel lichter hart dan ik gekomen was,
verliet ik de beide dames.
Aangenaam kon de aan den heer Yon
Osternau gerichte boodschap zeker niet ge
noemd worden en toch verrichtte ik haar
met eene zekere soort van leedvermaak. My
kwam het voor, alsof jufFrouw Lize thans
?ered was van een noodlot, verschrikkelyker
dan de dood, en toch wist ik dat haar be-
sluit haar een treurig leven, in armoede en
ontbering te leiden, zou bezorgen.
Of do luitenant wel gedacht had, dat zy
een dergelyk besluit zou nemen? Hy hoorde
mij kalm aan, toen ik hem, zooveel mogelyk
woordgetrouw, voor zoover myne herinnering
reikte, mededeelde hetgeen mevrouw Yon
Ostemau en Lize gezegd hadden. MejufFrouw
Lize had, teen ik van haar afscheid nam,
my nog dringend verzocht, dat ik geen woord
van hetgeen zy gezegd had, zou verzwijgen
of verzachten. Slechts dit alleen vertelde ik
den luitenant niet, dat Lizo hem een dief en
een brandstichter genoemd had. Een boos
aardig lachje speelde, terwyi ik myn ver
haal deed, om de lippen des heeren Von
Ostemau; hy luisterde, zonder my aan te
zien, met alle aandacht; eerst toen ik had
uitgesproken, keek hy eensklaps op, maar
sloeg onmiddeliyk de oogen weer neer.
„Ik heb het goed gemeend", zeide hy ein-
deiyk, kalm en vriendelyk. „U zult my dit
ten volle moeten toegeven, mynheer Storting
Laat my de schuld niet zyn, indien myne
bloedverwanten niet meer als voorheen in
weelde kunnen leven; ik heb hun een beter
leven aangeboden. Ja, ik ga zelfs zoo ver, om,
niettegenstaande Lizes afwyzing, toch niet
van myne goede voornemens af te wyken.
Lize is jong en onervaren. Zy weet nog niet
wat armoede zeggen wil. Zy is thans licht
zinnig, maar na verloop Yan enkele jaren zal
zy wel anders denken; het kasteel Osternau
zal voor haar ten allen tyde openstaan. Zeg
dit aan mevrouw Von Osternau en ook dat,
naar ik hoop, de tyd verandering zal brengen
in Lizes dwaze levensbeschouwing. Myne
vereering jegens haar is onwrikbaar en onver-
gankeiyk, het kasteel Osternau zal voor haar,
wanneer het weder uit zyne assche is ver
rezen, steeds een toevluchtsoord zyn, en het
zal my hartelyk verheugen, wanneer zij het
kasteel Osternau biyft beschouwen als de
geheiligde plek, waar zy het eerste levens
licht aanschouwde. Mocht zy er echter de
voorkeur aan geven Osternau te verlaten en
hierdoor te bowyzen, dat zy geheel gebroken
heeft met do overleveringen onzer familie,
dan ben ik ook als vanzelf verplicht te kort
te doen aan de verplichtingen, welke de wet
my tegenover haar oplegt. Zoover de geschie
denis onzer familie strekt, hebben steeds de
Von Osternaus te zamen in het kasteel ge
woond het zal ook Lizes verblyfplaats
zyn, wanneer mevrouw Von Osternau zulks
verlangt."
Het zou u vermoeien, mynheer Von Ernau,
wanneer ik u nog langer ophield met al dat
gene, waardoor de luitenant trachtte te be-
wyzen, dat hy niets inniger verlangde dan
de goede verstandhouding in de familie, zoo
verband met de koninklyke goedkeuring, en
4o. inleiding door den voorzitter, den heer
A. Blankostyn, te Oegstgeest, van de Schut-
terywet en de daaruit voortvloeiende werk
zaamheden.
By gelegenheid van de jongste Colum-
bus-feesten te Huelva zyn de commandant
van de „Johan "Willem Friso," kapt. ter zee
J. C. Joekes, alsmede de 1ste officier, overste
Rovers, de luits. ter zee 1ste en 2de klasse,
baron Mulert en Hosang, en de offic. van
administr. Vasseur, benoemd tot ridder in
verschillende klassen van de orde van Mari
tieme Verdiensten van Spanje.
Men meldt ons dat de intendant der
keizerlyke opera te Beriyn, graaf Von Hoch-
berg, van H. M. de Koningin-Regentes het
grootkruis der Oranje-Nassau-orde gekregen
heeft. (Vai.)
De eerste vergadering der regeerings-
commissie voor de statistiek, aanvankelyk
bepaald op 15 November a. s., is verschoven
tot don 22sten d. a. v.
De Tweede Kamer zal Dinsdag a. s.,
dos namiddags kwart voor vieren, eene open
bare vergadering houden.
De minister van binn. zaken heeft, uit
overweging, dat de heer J. P. Th. Van Nunen
ontslag heeft genomen als lid van de Tweede
Kamer, bepaald dat de verkiezing in het hoofd
kiesdistrict Zevenbergen zal plaats hebben op
Dinsdag 6 Dec., en de herstemming, zoo
noodig, op Dinsdag 20 Dec. a. s.
Het Staatsblad No. 223 bovat een konink-
lyk besluit van 18 Oct. tot vernietiging van
het besluit van burgemeester en wethouders
der gemeente Ruinen van 22 April 1892, waar-
by aan H. Harens aldaar vergunning is ver
leend tot verkoop van sterken drank in het
klein. Het vernietigings-besluit rust op de
overweging, dat tydens het verleenen der
vergunning by H. Harens, als kostganger in
woonde F. Harens, sluis- en brugwachter,
en dat volgens de drankwet de vergunning
geweigerd moet worden, wanneer een bewoner
van het huis, waarin de sterke drank in
het kloin zal worden verkocht, sluis- of brug
wachter is.
Door de arr. rechtbank te Roermond is,
ter vervulling van eene vacature van rechter
in dat college, opgemaakt de navolgende
alphabetische lyst van aanbeveling: rar. P.
F. A. Cremers, substituut-griffier by gemelde
rechtbank; mr. E. R. H. Regout, ambtenaar
van het openbaar ministerie by de kanton
gerechten in het arr. Roermond, en mr. R.
H. A. M. Romme, kantonrechter te Oorschot.
als die tusschen hem en zy'ne bloedverwanten
tot vóór den brand bestaan had, te doen
wederkeeren, en wanneer dit niet mogelyk
was, hy er zich toe zou moeten bepalen
mevrouw Von Osternau alleen de driehonderd
thalers uit te keeren, welke haar als wedu-
wenpensioen toekwamen. Hy wist maar al te
goed, dat mevrouw Von Osternau, onder de
tegenwoordige omstandigheden, zyn aanbod,
om by hem op het kasteel te wonen, niet
zou aannemen.
Inderdaad was mevrouw Von Ostemau op
dit punt dan ook geen oogenblik in twyfel
hoe zwaar het haar ook viel Osternau te
verlaten, besloot zy toch, op Lizes aanraden,
te Beriyn te gaan wonen, daar zy in die
groote stad gemakkelyker dan ergens anders
gelegenheid zou vinden haar klein inkomen
door den een of anderen arbeid te vergrooten.
Zoodra mevrouw Von Ostemau van hare
ziekte in zooverre hersteld was, om eene
reis te kunnen ondernemen, hetgeen onge
veer veertien dagen na de aankomst van den
luitenant op Osternau het geval was, verliet
zy het dorp, om hare woonplaats in do hoofd
stad te vestigen.
Wordt vervolgd.)