Leiden, 12 November. Persoverzicht. De Amsterdammer" bespreekt art. 7 van het wetsontwerp tot regoling van de kies bevoegdheid, luidende: „De uitoefening van het kiesrecht wordt geschorst voor do mili tairen beneden den rang van officier by de zee- en landmacht, voor den tyd, gedurende welken zy zich in werkelyken dienst onder de wapenen bevinden." Eerst wordt herinnerd aan de wording van alinea 2 van art. 80 der Grondwet; van de bevoegdheid toch, in deze alinea den wetgever geschonken, wordt thans door minister Tak van Poortvliet gebruik gemaakt. Die alinea eigeniyk een amendement- Ilooseboom, gesubamendeerd door den heei Seret met de woorden„beneden den rang van officier," welk sub amendement werd aan genomen met 46 tegen 37 stemmen - die alinea dan werd aangenomen met 42 tegen 41 stemmen. De toonmalige Tweede Kamer, gaat de schr. voort, was dus ten opzichte dezer moe- ningen vrijwel in twee gelyke deelen ver deeld. Niettemin acht de Regeering zich thans verplicht in de lyn van dat gedeelte voort te gaan, dat de militaire wereld in twee kampen (nl. officieren en minderen) verdeelde, 't Is waar, de bepaling der Grondwet liet niet toe ook officieren uit te sluitenaan den anderen kant noodzaakte zy niet tot uitsluiting van onderofficieren en minderen in werkelyken dienst. Hot aantal der aldus uitgoslotenen by land en zeemacht samen wordt door den schrijver (buitengewoon ruim berekend, zegt hy) op 13 a 14,000 kiezers begroot. Dat aantal, door het land verspreid, acht hy klein genoeg om ook de mogelijkheid aangenomen, dat in enkele groote garnizoenen de militaire kiezers eenig gewicht in do schaal kunnen leggen voor den Staat of voor het algemeen belang geen gevaar op te leveren. Dat gevaar zou dus binnen den kring van leger en vloot zeiven dreigen. De schr. acht het echter gering. Do krijgstucht zal den op de militairen te oefenen invloed wel binnen redelijke grenzen weten te houdende officieren zullen hun ondergeschikten ten voorbeeld z\jn en de gevreesde partijstrijd, waardoor de kameraadschap kan worden verbroken hier van sprak by de Grondwetsherziening de heer Ilooseboom en de Memorie van Toelichting beroept zich thans daarop acht de schr. een te kwader ure opgeroepen spooksel. Ten onzent is het leger te weinig eeno afzonder lijke kaste; treedt te weinig op den voorgrond is te zeer kind van het volk, dan dat ooit onstuimige, verwoede of balddadige tooneelen, die den krijgsmansstand aantasten, onder do weinige tot het kiesrecht geroepen militairen (miliciens z(jn door hun leeftyd uitgesloten) zullen te wachten zjjn. Daar het echter noodzakelijk kan zijn in het belang van de veiligheid van oen staat, dat de militairen hunne posten niet verlaten, geeft do schr. in overweging om de bepaling op te nemen„dat de uitoefening van het kies recht geschorst wordt voor militairen benedon den rang van officier, zoodra de dienstplich tigen in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden buiten gewoon zijn bijeengeroepen." Hoewel niet iu een dag- of weekblad, maar in den vorm eener brochure, heeft de hoer J. Versluys het een en ander op en aan te merken omtrent „het kiesrecht van mr. Tak van Poortvliet," dat hij gelyk stelt met algemoen kiesrecht. Hy bestrydt dit als ongrondwettig. Dit gevoelen wordt door aanhalingen uit de verklaringen en redevoeringen, by de be handeling der Grondwetsherziening, over de „kenteekenen van geschiktheid en maat- schappeiyken welstand" uitvoerig toegelicht. De schr. acht het ook bedenkeiyk, dat het kiesrecht voor de gomeenteraden aan de toekomst wordt overgelaton, wat eigonlyk gelyk staat met daarvoor invoering van alge meen stemrecht te verzekeren. De nieuwe kiezers, die niets in de gemeentelaston be talen, zullen in de groote steden verreweg talryker zyn dan de anderen en hen dus overstemmen, in stryd met het gezonde be ginsel, door mr. Van Houten voorgestaan, dat „do reden van uitsluiting begint waar ook eeno kleine belasting afstuit op onmacht of onwil." Men moet beginnen met leerplicht in to voeren; anders spant men het paard achter den wagen. Men regele het kiesrecht voor j de gemeenteraden 't eerst op de wyze van I Pruisen en neme het bydragen in de gemeen- telasten als kenteeken van welstand, waarby dan de kenteekenen van geschiktheid hunne groote beteekenis verliezen. Dan wordt een verstandig finantiöel beheer in de gemeenten gewaarborgd. Vervolgens regele men bedaard het kiesrecht voor de Staten (generaal en provinciaal), met wegneming der groote onge- lykheden tusschen steden en platteland. Dit eischt onderzoekingen, waaraan nog niets ge daan is. In de afdeelingen der Tweede Kamer heeft men vlug gewerkt by het onderzoeken der beroeps- en bedryfsbelasting. Het beginsel dier belasting vond schier algemeenen by val, maar de wyze van in practyk brengen ondervond vele bedenkingen, hetgeen niet valt te verwonderen by het gebrek aan bei ui- gingen van sympathie in de Pers. Wy zou len nog eene geheele reeks van ontevredenheids betuigingen kunnen doen afdrukken, d«»cb, besnoeiende, zullen we slechts de voornaamste alsnog mededeelen. De „Standaard" kan zich volstrekt niet vereenigon met de ontworpen bedryfs- e.i be roepsbelasting en vooral he6ft het anti-revo lutionair orgaan bezwaar tegen de bedoeling om belasting te heffen van alle traktementen. Do traktementen hier te lande zyn toch reeds te schraal en te laag berekend en nu gaat het niet aan de positie onzer ambtenaren nogmaals te verslechteren. Vooral acht de „Standaard" het irrationeel, dat de Staat van zyne eigen ambtenaren belasting zal heffen. Van tweeën één tochof de Staat betaalt zyne ambtenaren te ruimmaar dan is het veel eenvoudiger om minder te geven, dan eerst te veel te geven, en er daarna weer van terug te nemen. Of wel de Staat betaalt nauwelyks het hoog noodige; maar dan heeft het ook geen zin, er straks weer eenige percenten van af te nemen. En ook de belasting der overige trakte menten, vooral van particuliere onderwy'zers en predikanten, acht do „Standaard" hoogst onbiliyk. Die traktementen zyn zóó klein, dat er op het materiëole niet te besparen valt, zoodat voor de opbrengst der belasting bezuinigd zou worden op uitgaven voor boeken, voor weldadigheid, enz. Het blad geeft des wege in overweging de wet te herleiden tot eene wet op winstgevende bedrijven. De win- nonde hand kan iets missen, mits men de winst, die vcor levensonderhoud noodig is, vrylate. Doch dan moet het landbouwbedryf niet worden vrygelaten, maar ook belast wor den, hetzy by afzonderlyke wet, hetzy eerst dan, als de winst, gaat boven wat noodig is voor een normaal leven in den boerenstand. Ook de „N. R. 0." heeft uitspraak gedaan en levert critiek. Hulde brengende aan de bekwaamheid van den ontwerper, meent het blad ontkennend de vraag te moeten beantwoorden of do be dryfsbelasting inderdaad den druk verplaatst van de schouders der mingegooden op die van sterkeren. Die gansche reeks menschcn, die met moeite een inkomen halen van/*600 tot 2000 moeten, meent het blad, lager worden belast dan is voorgesteld. Het toont door voorbeelden (ambtenaren, onderwy'zers, weduwen) dat de bedryfsbelasting zwaar drukt op de minvermogenden en wil daarin ver andering gebracht zien door aanmerkelyke verlaging van het voorgedragen tarief bene den een bedrag van f 2000 of f 2500. Vrees, dat de bedryfsbelasting dan minder zal opbrengen dan de patentwet, f 4,000,000, heeft het blad niet. Maar, zoo besluit het zyn artikel, al bleef daaromtrent twyfel over, al moest in den nood der schatkist worden voorzien, dan nog zou het geld behooren ge zocht te worden waar het is, en niet, althans niet in de eerste plaats by hen, die harden stryd hebben te voeren om het hoofd boven water te houden. Juist de hoogere opbrengst, die mag worden verwacht, en de zwaro druk der personeele belasting zyn redenen te meer tot matiging ook van dat gedeelte van het tarief, dat de middelklasse zal treffen. By het klimmen der gemeentelasten, dat zelfs in de hoofdstad des lands de naaste toekomst met zorg doot tegemoetzien, mag van het opleggen van hoogere lasten op die klasse geen sprake zyn. En zelfs al mochten betere tyden aan breken, dan nog ware het een verstandig beleid om eene zoo algemeene heffing als de hier voorgedragene juist door gematigdheid vasten voet te doen verkrygen. Een laag tarief zy een wettelyke breidel tegen de fiscaliteit; door de bepalingen van dit ontwerp zyn de ingezetenen daartegen niet voldoende gewaarborgd. Het „Vaderiand" is ook niet zeer inge nomen met dit wetsontwerp. In zyne arti* kelen „Te veel" veroordeelt het blad de heffing van 28 opcenten op de bedryfsbelasting, waardoor de minister voedsel geeft aan de verdenking het groot-kapitaal te willen sparen. Het wil o. m. de heffing begonnen zien by een inkomen uit bedryf van 750. Verkeerd acht hot „Vad." het, dat de minister pensioenen slechts voor 50 pet. wil rekenen. Het zegt hiervan: Dat pensioenen meest genoten worden door personon, die door ouderdom, ziels- of lichaamsgebreken ongeschikt zyn tot arbeid, alsook door weduwen en weezen, is maar ten deele waar; men ziet bijv. in de residentie heelwat bezitters van vette pensioenen rond wandelen, zoo gezond en frisch en krachtig, dat menig werkman ze kan benyden. Maar bovendien, zyn de pensioentrekkers vaak onge schikt tot arbeid, zy genieten dan toch ook hun pensioen zonder arbeid, en er isgeene enkele reden hen lager aan te slaan dan wie een zelfde inkomen in zwaren arbeid verdie nen. Stelt men de pensioenen onder 720 vry, gelyk wy wenschen, dan wordt de mee warigheid, die half wil aanslaan, te minder gegrond. En hetzelfde geldt van lyfrenten en wachtgelden, die de minister ongeveer met pensioenen gelyk stelt. Do „Chr. Schoolbode" zegt o. a. omtrent het aanhangig product van Piersons wetgevend vermogen, met het oog op de Christelyke onderwyzers Terecht of te onrecht heeft do Staat het noodzakeiyk gemaakt, dat de vraag naar onderwyzend personeel steeds meer zich doet gelden. Nu behoeven we, na al wat het pu bliek van eene onderwyzers-betrekking weet en na al, wat ook wy hierover reeds in het midden brachten, niet te betoogen, dat twee dingen zich allengs meer zullen doen gevoelen lste de behoefte aan onderwyzend personeel; 2de de ontstentenis van jongelioden, die zich aan het onderwys willen wyden. En waar nu de zaken zóó staan, zal eene bedryfs- en beroepsbelasting do positie van den onderwyzer nog wat ongunstiger doen worden? Men wete wel, wat men waagt, doch wy voor ons houden het voor zeker, dat het eene schrede op den verkeerden weg zou zijn, de onderwyzers te belasten met wat dan ook, in een tyd, waarin het veeleer zaak is hunne finantiëele verplichtingen zoo licht mogelyk te maken. Reods stuiten ons de zoogenaamde examen gelden. Eilievo, het Ryk zal duizenden over hebben, om de algemeene beschaving en volksontwikkeling door museums en wat niet al te bevorderen en eischt van de onderwyzers, ja, laat ons het eenvoudig uitdrukken, zooals we het meenon, bloedgeld, terwyl zy dan toch, meer dan museums en diergelyke, het peil van de algemeene volksbeschaving in do hand werken? Of mag het mot bloedgeld heeten, zoo iemand, die na zware voorbereiding oen luttele f 800, zegge achthonderd gulden per jaar verdient, van zyn over schotje nog eens eenige guldens by den voor zitter der examen-commissio storten moet? En nu zou hy straks ook nog den ontvanger een deel moeten brengen? Het blad spreekt dan ook van het ontwerp als van eene „geldmakery in flagranten stryd met de billykheid" en wenscht dat het bestuur der Veroeniging voor Chr. onderwyzers en onderwyzeressen zich met de zaak bemoeie. En hierby zullen we het nu maar voor van daag laten; anders zou al het geschryf over kiezen en belastingbetalen onze lezers wellicht nog tot het besluit doen komen dat we niet van maathouden weten. De Staatscourant van 12 dezer bevat het volgende By koninklyk besluit van 10 dezer is: lo. benoemd bij het wapen der infanterie, tot inspecteur van het wapen, de gen.-majoor H. P. J. Hennus, commandant der lste divisie inf.; 2o. op de meest eervolle wyze ontheven van de waarneming der functiën van inspecteur der infanterie, onder dankbetuiging voor de daarin door hem bewezen diensten, de luit.- gen. F. M. B. ridder Alewyn, adjudant in buitengewonen dienst van H. M. de Koningin, chef van den generalen staf; 3o. de luit. kol. M. C. U. Huber, van het 5de reg. inf., op zyne aanvrage, op pen sioen gesteld, het bedrag van het pensioen bepaald op 1800 'sjaars en dien hoofd officier, te rekenen van den dag, waarop zyn pensioen ingaat, de rang verleend van kolonel; 4o benoemd by het wapen der inf., by het 5de reg., tot maj. de kapitein B. R.p. Yan Viymen, van het wapen, thans op non-activiteit, als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaalby het 6de reg. tot luit.-kol., de majoor J. N. Roelants. van het corps. De deze week gehouden uitloting van obligatiën in het voormalig Amortisatie-syndi caat was de vóórlaatste. Op 300 reeksen na zyn thans alle afgelost. In 't volgende jaar zal de helft van dit restant worden uitgeloof de overbiyvonden zyn dan vanzelf tot delging aangewezen. In No. 267 der Staatscourant zfin op genomen1°. de wet van 31 Oct. jl. (Stsbl. 247), tot wijziging van het zesde hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1891 2°. de wet van dezelfde dagteekening (Stsbl! 248), tot onteigening voor vaartverbetering in de gemeente Leiden. De minister van binnénl. zaken heeft ingetrokken zyne beschikking van 20 Aug. jl., waarby het houden van markten van herkauwende dieren en varkens in de gemeente Gorkum is verboden, voor zoover botreft het ter markt brengen van herkauwende dieren en varkens uit de provincie Zuid-Holland. By Koninklyk besluit is pensioen ver leend aan P. J. H. Hermefis, van f 267, en aan J. Stam, van ƒ367 'sjaars. Benoemd E. J. Bergsma tot burgemeester van 't Bildt. De directeur van het post- en telegraaf kantoor te IJmuiden, A. Pagé, uit 'sRyks dienst ontslagen. Gemengd Nieuws. Wegens openbare dronkenschap werd te Zegwaard j. 1. Woensdag door den gemeente-veldwachter J. Rademaker proces verbaal opgemaakt tegen H. v. V., arbeider, aldaar woonachtig. J. 1. Donderdag is dezelfde persoon weder vèrbaliseerd wegens diefstal van een paar vetloeren manslaarzen, waarin eon wollen doek, een en ander toebehoorende aan J. V.7 bouwknecht by den landbouwer V., aan den Bleiswykschen weg. Genoemde II v. Y. had permissie om 's nachts by V. op den dorschvloer te slapen, doch had by vergissing ceze laarzen op een avond daaruit meegenomen. Naar hy opgaf, had hy diefstal gepleegd om op deze manier in de gevangenis te komen en alzoo voor den naderenden winter voor armoede gevrywaard te zyn. Mond- en klauwzeer is voor ge komen by vee, toebehoorende aan de land bouwers H. Ivoessier en G. C. Bos, te Zoeter- meer, en W. Noordam, te Zegwaard. De 1 4 - j a r g e A. J. v. d. B., d i e t o Haarlemmermeer betrapt is op hot afsnyden van de staarten der paarden van den land bouwer Yan 't S., aan den Kruisweg, heeft hy zyne bekentenis nog medegedeeld dat hy by zyn patroon het volgonde heeft uitgevoerd Den zuiger uit d9 pomp genomen, ringen uit de tuigen gedraaid, scharen en schyven van ploegen in de sloot gegooid, eene ladder idem, melktesten stuk gegooid, eene koe uitgemolken en de melk weggegooid, schroeven van de tilbury gedraaid, paardozwengen in de sloot gegooid, mestplanken idem, dorschkneppels idem, een slot en een sleutel zoek gemaakt, de ruif stukgeslagen, enz. Donderdag 24 November, 1 en 8 December a. s. zullen paardenmarkten te Hoofddorp gehouden worden. Aan de suikerfabriek „Holland" te Halfweg is gistermorgen de arbeider Braam by ongeluk tusschen de waschmachine geraakt en onmiddeliyk gedood. Dezer dagen werd er teBremer- haven in dèn schoorsteen van eene stoomboot een met brandwonden overdekt lyk. gevonden. Een onderzoek bracht aan het licht, dat iemand uit Dossau kosteloos den overtocht naar Amerika had willen doen eu zich tot dat doel voorloopig in den schoorsteen van het stoomschip had verborgen. De ongelukkige heeft tot zyn nadeel moeten ervaren dat hy om een goedkoop reisje te maken niet het doeltreffende middel gevonden had. Een zestienjarige jongen, die voor zyn vader een gestolon kip had gekocht, werd dezer dagen te Leicester voor dat feit tot drie maanden dwangarbeid veroordeeld. Ten gevolge der tusschenkomst van een Parlementslid werd deze zaak door den minister van binnenlandsche zaken nader overwogen. En omdat het voor de eerste maal was dat de jongen in aanraking met de justitie kwam, veranderde de minister het vonnis in één maand gevangenisstraf.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 2