geheole deur berekend is op 8 cM. dikteHoe onhandig van mij, nietwaar? zulke verkeerde berekeningen niet kalmpjes achterwege te houden! De quaestie ie echter geheel anders jodor timmerman WGet dat, als men eene der gelijke deur berekent naar de gewone eenheids prijzen, men altijd te laag uitkomt. De hier be doelde deur was nauwkeurig uitgerekend en zonder winst" door mg gesteld op f 80, met nelken prijs de aannemers na onderhandeling genoegen namen. De opzichter heeft toen voor zichzelven eons nagegaan hoe zich dezeprjjs verhield tot den eenheidsprijs en vandaar de becijfering I Tot deze zelfde categorie moeten wij ver moedelijk de opmerking over de bochtknieren brengen. Ik kan toch niet aannemen dat de Commissie, voorgelicht door hare deskundigen, niet zou weten dat knieren No. 10 een handels artikel is, terwgl 22'/. cM. hooge knieren met de hier noodzakelijke zeer hooge bochten nr den handel niet voorkomon en geheel iels anders zijn. Blz. 11 bovenaan zegt de Commissie: bet verwurken van 3150 IJselsteenen heeft aan steen*) alleen de kleinigheid van f 52.82s gekost." Hoe kan de Commissie zoo onjuist citeeren Er staat toch 3150 steenen a 7.50 23.625 metselaar 72 uren a 0.20 r 14.40 opperman 80 a 0.16 12.80. Hét betreft hier, zooals uit den staat dui delijk blijkt, verschillende werkzaamheden, waarvan het vermetselen der IJselsteenen slecbts een onderdeel vormde. Doch genoeg om U aan te toonen op welke gronden de Commissie haar recht baseert in het publiek meeningen te uiten, waarop ik niet kan nalaten, zonder commentaar myner- zyds, nog eens Uwe aandacht te vestigen: Blz. 12: Blijkbaarofschoon niet absoluut (ker*), is dit werkloon zoo niet geheel dan toch gedeeltelijk gebruikt tót bet verwerken van dit hout. Dan mag hef volgens tarief niet gerekend worden." Dezelfde bladzijde. „Soms meenden wij wel op te merken dat het hout gerekend is tegen tariefsprijs (waarin dan het loon begrepen is) en dat het loon later nog extra gerekend wordt, doch wy konden daarover geene zekerheid krijgen, daar niet volkomen juist*) blijkt dat de genoteerde uren bohooren bij het verwerken van het hout." Blz. 13. fdan is onze indruk deze, dat overal, waar de gelegenheid zich aanbood, zooveel mogelijk is gerekend," enz. Voor ik van dit onderdeel afstap, wil ik nog een paar opmerkingen maken Onder op blz. 12 lezen wij„Elders is van het bout een prijs gerekend, lager dan in het tarief vermeld wordt." Dit wordt zoo terloops medegedeeld, en my dunkt voor een onpartijdig beoordeelaar is de fout, vooral uit administra tief oogpunt, minstens even groot wanneer den aannemer is te kort gedaan, als wanneer hem te veel is toegegeven. En deze afwijking komt meermalen voor en is niet onbeteeke- nend, daar slechts de helft van den tariefsprijs gerekend werd. Waarom wordt juist hier niet van plichtverzuim gesproken? Ik wil hier alleen op wijzen, daar de geest en de bedoeling tan het onderzoek door dit feit m. i. duidelijk Tvordt geïllustreerd. De reden dezer prijsver laging was dat hier hout uit de afbraak was toegelaten. Een tweede punt wordt genoemd door de kladpapiertjes, potloodberekeningen, doorha lingen, welke ik allen tor beschikking der Commissie heb gesteld en natuurlijk, zoo ik gewild had, netjes had kunnen doen over schrijven, schoonmaken of geheel achterwege houden. Ieder onpartijdige zou nu begrepen hebben dat de directie geen onderzoek, mits volledig, vreesde integendeel, en er uit bemerkt hebben, dat, mocht dan ook naar sommiger meening de vorm van de admi nistratie onvoldoende zyn geweest, de zaak zelve behoorlijk was behartigd. Na het hier behandelde gaat de Commissie in hoofdstuk III B or toe over „eenige" mijner „meest opmerkelijke*) tekortkomingen in het licht te stellen." Daar dat licht met opzet eenzijdig is gehouden, zij het my ver gund do verlichting wat vollediger to maken ik stel er prijs op U, en het publiek met U, goed over mijne „meest opmerkelijke" fouten te doen oordeelen; de minder opmerkelijke kunnen naar verhouding beoordeeld: f 1015 zou door mij eigenmachtig be steed zyn aan de verplaatsing van de „Waalsche Ik cursiveer. Bibliotheek" en de daaruit voortgevloeide wijzigingen. De Waalsche kerk ie zoo 6lim geweest daar 4 nieuwe daklichten bij te ver overen en de vertegenwoordigster van het kerk bestuur, de firma B. Van Driel, heeft blijkbaar, door alles in daggeld uit te voeren, aardig geprofiteerd. Als de Commissie dit niet wilde te kennen geven, waartoe diende dan do vermelding van al die werkuren? Hadde de Commissie kunnen besluiten haar onderzoek minder onvolledig te houden, zoo zou haar zyn gebleken, dat reeds iu April 1890 de bedoelde kosten door mij in een rapport zyn geraamd als volgt Daklichten600.— Orgelverandering 300.— Overbrengen bibliotheek. 250.— Totaal ƒ1150.- Ik ben daarop gemachtigd deze zaak te regelen met het kerkbestuur en de commissie voor de bibliotheek. Het bleek toen het een voudigst, dat de betreffende commissies de zaken zeiven deden uitvoeren door hun eigen timmerman (de firma Van Driel) en dat de gemeente alleen eene overeen te komen som zou betalen, tot een totaal bedrag van 1015, of 135 minder dan het door my geraamde. Daar echter zonder formeel contract of aan besteding tegen deze uitkeering aan de be doelde commissies een comptabel bezwaar zou bestaan, diende de firma Van Driel reke ningen in tot het overeengekomen bedrag. Dat de Waalsche gemeente of de commissie voor de bibliotheek hierby byzonder gepro fiteerd hebben, mag betwyfeld worden. e. Beeldhouwwerk Vóór ik de overschryding van het bedrag aan beeldhouwwerk toelicht, stel ik er prys op twee uitdrukkingen der Commissie hier af te schryven; anderen zullen wel in mync plaats daaraan de juiste quahficatie geven: lo. „Dat echter werkelyk 1138 verwerkt is, blykt nergens uit. Ons werd als eenig bewysstuk overgelegd eone nota aan de Ge meente met betaald mandaat er bij vau den heer BourgoDjon, luidend enz." 2o. „De verklaring, dat het werk volledig is opgeleverd, moet ons hier doen aannemen dat werkelyk in dezen door den aannemer aan zyne verplichting is voldaan, al waren ook nadere bewysstukken gewenscht geweest." En nu de overschryding. De Commissie is blykbaar van meening, dat men beeldhouw werk ook per kubieken Meter pryst, evenals gewoon steenhouwwerk. Daar het echter „kunst" betreft, hangt de prys af van den „kunstenaar", die zich het werk niet per vierkanten of kubieken Meter laat opdragen, 't Is met het oog daarop dat de gegadigden eenstemming op de aanwyzing verzochten voor dit werk een verrekenpost op te nemen, daar de prijs vooraf niet te berekenen was. Aan dien drang gehoor gevend, heb ik 500 vastgesteld, niet om voor dat bedrag al het beeldhouwwerk uitgevoerd te krygen, maar eenvoudig als basis van verrekening. Ik stem toe, dat het misschien eenvoudiger ware geweest het geheele beeldhouwwerk maar uit het bestek weg te laten, doch dat is ook de eenige aanmerking, welke de Commissie, zoo „zy" op de hoogte van het werk was, billykerwyze in dezen kon maken. Dat het hier gebeurde trouwens niet zoo heel byzonder is, blykt o. a. daaruit, dat voor het museum op de Garenmarkt het in het bestek voor beeldhouwwerk uitgetrokken bedrag van f 150 op de aanwyzing op 650 werd gesteld en, als ik wel ben ingelicht, ten slotte -jrf 1250 beliep. Ook een architect die weinig op de hoogte is h. De hijrekening der aannemers. Hier worden vyf punten besproken: lo. de verhoogde balkonvloer, door de des kundigen eene verbetering genoemd en daarom door do Commissie niet verder besproken. 2o. do tegels in de toiletkamers van 7.50 in plaats van ƒ6 per M'., „volgens de des kundigen geheel onnoodig." De geheele bete geling is natuuriyk onnoodig; het geldt hier eene quaestie van smaak. My was herhaalde- lyk op het hart gedrukt de toiletkamers netjes te maken. 3o. Wyzigingen en versterkingen in de kap. Straks hoop ik nog eens ep den spoed, waarmede het bestek is opgemaakt, terug te komen. Aan dien spoed is het toe te schryven dat ik toen de kappen eenigszins anders heb beschreven dan my later by kalme overwe ging wenschelijk en noodig bleek. Hoe de Commissie echter kan zeggen, dat het hier uitgegeven geld louter schade voor de ge meente is, is my evenmin dukloiyk, als waaruit zy het recht put te spreken van „de herhaalde wyzigingen van des architects inzichten." 4o. Het aanbrengen van sanitary closets. De Commissie, noemt. d;t. eep.e geheel wille keurige verandering; zy zal echter, hoop ik, niet ontkennen, dat het eene „verbetering" is, die ten goede komt aan reinlseid en ge zondheid. 5o. Meerdere kozynen en wijziging van be schreven kozynen. Inderdaad z|jn enkele kozynen by het maken van het bestek over het hoofd gezien. Ik acht deze tekortkomiDg niet zoo opmer- keiyk, dat ik er langer by zal stilstaan. Ook zyn er kozynen gewyzigd. Het is eenige malen voorgekomen dat de opzichter zich vergiste by het stellen en eenige malen dat de teekenaar zich in de maten vergist heeft. De Commissie zal natuuriyk beweren, dat de architect dat alles dan maar beter had moeten nazien! Ik stem toe, dat de architect aansprakelijk is voor alle fouten en vergis singen van zyn personeel, toch gevoel ik my hierover niet schuldbewust; ieder, die eenig begrip heeft van wat op een dergelyk werk omgaat en wat er van den architect en zyn personeel gevorderd wordt, zal ait begrypen. L en k. Minder werk. lo. Door my is, volgens de Commissie, den aannemers niets gekort voor de niet geleverde marquise, door de deskundigen op ƒ75 begroot. Niet alleen is dit „wel" geschied, doch het was der Commissie bekend ookten minste aan hare deskundigen, en ik kan toch niet aannemen dat die deskundigen, toen zy mede deelden dat zy „geene andere omissitn" had den kunnen vinden, niet tevens zouden hebben opgemerkt: „Deze omissie is er ook niet."') Immers was den deskundigen, by hun laatste bezoek aan het gebouw, het eenige, dat in tegenwoordigheid van den opzichter plaats had, uitvoerig medegedeeld hoe wy tot een prys gekomen waren, hoe de vor- rekening had plaats gehad! Het afgetrokken bedrag was aanmerkelyk meer dan 751 2o. By do verrekening van de tras en de cement van het in den winter vervaardigd metselwerk zou de tras niet zyn afgetrokken. Dit is onjuist. By de bepaling van den byslag voor het gebruik van cement is wel degelyk het niet-gebruik van tras in aanmerking genomen, echter natuuriyk is teven9 gelet op de gewyzigde verhouding van de specie, welke tevens „sterker" was gemaakt. "Wy komen nu tot „de verwarming." De Com missie noemt dit „het pyniykst" deel van haar onderzoek. Ik begryn dit volkomen en neem die quahficatie gaarne over. Immers, het maakt een zeer „pynlyken" indruk, wanneer de Commissie na zes maanden arbeid verklaart: „het was ons onmogelyk hier aangrijpingspunten te vinden voor het onjuist verklaren van enkele posten," en daarop laat volgen„dat zy toch overtuigd is dat de gemeente aanmerkelyk te veel in rekening is gebracht," ter motiveering van welke overtuiging zij alleen weet aan te voeren (blz. 11): lo. dat de werkman, welke ter beschikking der directie was gesteld en per uur betaald werd, zooveel uren was werkzaam geweest. 2o. dat enkele (geen „partijen", als de Com missie zegi) dryfsteenen eens tegen 35 en eens tegen 30 de 1000 zyn verrekend. 3o. dat eenige kozynen, in verband met de verwariningsnissen, zyn moeten verplaatst worden. 4o. dat de aannemers 5 in rekening heb ben gebracht voor takel en blok, door een werkman der directie gebruikt. 5o. de, zooals Ik vroeger heb aangetoond, foutieve mededeeling der Commissie over kosten van verwerking van 3150 IJselsteenen. „Pyniyk" is ook de indruk als men leest, dat de Commissie de wordingsgeschiedenis der verwarmingsinrichting wil leeren kennen uit de gevoerde correspondentie en zich dan tevreden stelt met de ingekomen brieven en de uitgegane met opzet ter zyde laat. „Pyniyk" is het te zien hoe de Commissie, als zy ontdekt dat door een misverstand tusschen de firma Bacon en my, de schoor steen eerst te nauw was opgetrokken, dat inderdaad der gemeente ƒ185 heeft gekost, zonder eenig verder bewys verklaart dat deze post „karakteristiek is voor de wyze van werken." By de mondelinge uitbrenging van het rapport luidde de mededeeling van den heer Van Heukelom, dat den deskundigen speciaal een nader uitvoerig onderzoek naar niet uit gevoerd en niet verrekend werk was opge dragen. „Pftnlljk" is het te lezen, dat de deskun digen de kosten van de kanalen, ketelbe- metseling enz. kbrtweg „buitengewoon hoog" noemen, zonder te expliceeren wat góedkooper had kunnen gemaakt worden en zonder ver- geiyking met andere dergelijke werkeD. „Buitengewoon hoog" is een groot woord, doch bewijst absoluut niets. Ik zal u hier niet uitvoerig betoogen waarom de verwarmingsinrichting niet vroeger kon worden vastgesteld. Iemand, die nooit zelf in een dergelyk gebouw de eischen van het gebruik, van den welstand, van de verwar ming en de ventilatie met elkander in over eenstemming heeft moeten brengen, kan met appreciOeren welke moeite dat vereischt. Ik wil hier alleen een paar mededeelingen van de Commissie rectlficeeren £>e Commissie verklaart op blz. 20, dat ik van 3 November tot 28 December lyd heb gehad voor het opmaken van het bestek der kanalen enz. De Commissie deelt echter niet mede, dat ik vermoedelyk eerst half December de noodige teekeningen ontving, ten minste 5 December nog op de toezending aandrong. De Commissie deelt mede, dat ik in het bovengemeld onderhoud van 5 Juli zou verklaard hebben: „dat de door my gevolgde wyze van handelen de juiste was" en doet het voorkomen alsof ik de theorie zou ver kondigd hebben, dat men de verwarming altyd eerst later moest projecteeren. Dit is ten eenenmale onjuist. Ik heb de meening bestreden van den heer Van Heukelom, dat de reis naar Duitschland my in staat moest hebben gesteld aanstonds een verwarmings- en venti latieplan vast te stellen I Ik wees er den heer Van Heukelom op, dat wanneer men, zooals hy begeerde, dadelyk het systeem van toestellen enz. uitkoos, mon by de be staande octrooiwetten in het buitenland natuur iyk in handen van bepaalde fabrikanten viel en derhalve veel meer geld moest betalen. Ik verklaarde dat „hier" de plannen voor de ver warming niet vooraf konden worden vastgesteld en zeide te begrypen dat men my te haastig werken verweet, maar niet te begrypen dat de heer Van Heukelom er my een verwijt over kon maken dat ik niet nog in do gauwig heid even een verwarmings inrichting er bij ontworpen had, een zaak trouwens, welke in den tegenwoordigen tyd geen verstandig architect zelf op zich zal nemen. Dit is hetgeen wy bespraken; de juistheid van hetgeen ik toen betoogde, houd ik nog vol; by raadplegen der „volledige" correspon dentie zal ieder over het overige kunnen oor deelen. Wy komen nu tot „hoofdstuk VI", waarin drie punten behandeld worden uit myn vroe gere memorie van toelichting, volgens de commissie even zoovele zelfbeschuldigingen. lo. Het niet bestaan van een post voor „onvoorziene werken". Volgens de commissie was ik vry geweest zooveel voor onvoorzien te plaatsen als ik wilde. Wanneer de commissie blykbaar do plaat- selyke verhoudingen en omstandigheden ge heel wenscht te negeeren, kan ik slechts mijn spyt uitdrukken dat deze vryheid my niet reeds in 1889 werd medegedeeld. De com missie schynt echter te willen betoogen dat by ryk en provincie de bedoelde gewoonte ook niet bestaat en daarvoor heeft zy drie voorbeelden van rijkswerken uit de laatste vyf jaar! De commissie schynt diep doorge drongen te zyn in de geheimen der bureaux of, wat ik waarschynlyker acht, heeft een voudig de voor onvoorzien „in debostekken" opgenomen hoeveelheden, als den geheelen post beschouwd, welke voor het werk beschikbaar bleef! 2o. De „buitengewone spoed", waarmede het bestek werd opgemaakt, is ook volgens do commissie een hoofdoorzaak van hetgeen zy betreurt in i-eze geschiedenis, doch „een goed ervaren bouwmeester laat zich onder geen voorwaarde bij zulk, een gewichtig deel van het werk haasten." Tegenover een dergeiyke machtspreuk zou ik misschien met meer recht kunnen stellen „Een goed mensch veroordeelt zyn medo- mensch niet in het publiek zonder volledig onderzoek en zonder hem gehoord te hebben" en meer dergeiyke, doch ik wil liever er J op wyzen dat, zy het ook achteraf gemak kelijk den spoed waarmede ik toenmaals gearbeid heb, te veroordeelen, de goede bo doeling in het belang der gemeente toch kan erkend worden. Ware de buitengewoon vroege en strenge winter van 189091 niet tue 6chenbeiden gekomen, dan zou myn boven- Ik cursiveer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 7