JPersoverziclit. De nieuwsbladen hebben al heelwat namen vermeld van voor de vrjje- en ordeoefe ningen der gymnastiek geslaagde dames en heeren; daarom achten we het niet ongepast aan een ingezonden artikeltje van de „N. Prov. Gron. Crt." over de examens daarin het volgende te ontleonen: 't Is eene kostelijke zaak voor de gym- nastiekonderwyzers. Was het by hen vroeger maar schraaltjes, thans regent het zilver. Ieder moet les hebben en de heeren laten zich over het algemeen goed betalen. Rykscursussen op het platteland en veie examens, alles brengt hun geld i n den zak u i t den zak der candidaten. En wat nu het ergste is: het schynt, dat de eischen telken jare verzwaard worden. Waar moet dat heen, als 't zoo voortgaat? Menigeen, die al zyne examens met lof af legde, „zakt" voor dit examen, omdat hy mis schien niet te vlug zyn romp kan buigen of reeds te styf van ïyf en leden is. Toen de eerste maal het examen afgeno men werd, slaagdon er, die nooit eene les in de gymnastiek hadden bygewoond, maar slechts een boekje hadden nagezien. Men wist toen nog van „moderatie". En thans, nog geen twee jaren later? Nu worden velen afgewezen, die een jaar flinke, degelyke cursussen hebben gevolgd. Wie zouden het meest van de gym nastiek weten; de eersten of de laatsten? Waarlyk, de „moderatie" is „moorderatie" geworden. Is dat biliyk? Mag dat? Is het programma voor vrye- en ordeoef. gewyzigd na Dec. 1889 Ik meen: neen! Wat is dan veranderd? De blik der heeren examinatoren op het programmaToen slaag den te Groningen b. v. de meeste candidaten, die zich aanmelddon voor het examen, enthans? Men mag vertrouwen, dat de kennis der ad- spiranten veel grooter is dan voor twee jaren, omdat de gelegenheden voor do studio meer en beter zyn geworden. Thans (ten minsto gedurende de eerste week) werden van ruim 70, die zich aan het exa men onderwierpen, nog geen 80 toegelaten Is dat eene verhouding? Waar ligt dit aan? Eene van de voornaamste oorzaken, dat zoo weinigen te Groningen succes op hunne studie zien, is, myns inzien, het verschil, dat er op sommige punten onder de examinatoren be staat. De commissie is niet homogeen. Geen vak, waar meer verschil tusschen de deskundigen bestaat, dan juist bij de gymnas tiek en ieder meent natuurlyk, dat hy het by 't rechte eind heeft. Met eenige karakteristieke en interessante voorbeelden toont de schryver aan, dat er onder de ondorwyzers en examinatoren in dit vak eene Babylonische spraakverwarring teerscht. En van die eindelooze, meestal slechts ter minologische geschillen onder de heeren wordt menig candidaat de dupe. Want ongelukkig, zegt de schryver ten slotte, zyn de candidaten, die zulke betwiste punten op het examen krygen en geen ver standig examinator hebben, die ook de opinie van een collega kan verdragen, al is die de zyne niet. Is hefe niet reeds genoeg, dat do wet terugwerkende kracht heeft, iets wat op zichzelf reeds oen ongehoord feit ismoeten de eischen nu ook nog zoo zwaar raogeiyk worden gesteld? Op deze manier zullen de onderwyzers geen lust krygen in het hun door de wet opge drongen vak; maar zullen ze mot weerzin de studie voortzetten voor de acte J of het geheel overgeven. Van gymnastiek, meer in het by zonder van het onderwys in dat vak gesproken, zegt de „Arnh. Crt.": Niets ondermynt meer het gezag dan wet ten, die niet nageleefd worden, wat met het onderwys in de gymnastiek het geval is. De meeste gemeenten zoeken zich van dezen plicht te ontslaan door argumenten, dat de gemeentekas de noodige uitgaven niet ver oorlooft of met een gevoel van medelyden voor den ondorwyzer. Daar deze argumenten, ofschoon niet steekhoudend, toch de ge- wonschte uitwerking hebben, heeft het ge meentebestuur te Alblasserdam zich van het nieuwo argument bediend, dat vrijstelling van gymnastiek gevraagd wordt, omdat de kinde ren metklompen ter school komen. Heeft Alblasserdam ook met dit argument succes, dan mogen de plattelandsgemeenten haar voor deze nieuwe vinding, die op allen toegepast kan worden, wel dankbaar zyn. Onder het hoofd bedryfsbelasting komt in de „Standaard" het volgende voor: Iemand, directeur in 'sRyks dienst, woon achtig in eene plaats van 4000 zielen, waar het leven allesbehalve goedkoop is, daar er veel nette stand woont, geniet aan salaris f 1600. Hy heeft het voorrecht eene nette, flinke vrouw en zeven gezonde spruiten te hebben. Hy heeft zoogenaamd vry wonen, doch be taalt aan personeele belasting/' 75. hoofdeiyken omslag 30. geeft 's jaars aan armen enz. 20. betaalt aan pensioen a 120. aan aflossing voor op genomen f 2000, ten einde 4800 als waarborg voor zyne positie op het grootboek te kunnen deponeeren 200. loon aan do meid75. een zoon op de H. B.-S. met 't spoor108. eene dochter ter plaatse op de kostschool„80.— aan dokter en apotheker 40. af f 75,4, Saldo f 846. Saldo f 846 10 f 84.60 per hoofd! Yan dat bedrag moet een huisgezin van 10 menschen leven, leven als gezin van net geplaatst ambtenaar! Van dat bedrag moet komeneten, klee ding, schoeisel, onderhoud en siytage, meubelen en kleeden op 6 kamer6, linnengoed, enz., enz. 1 En op myn woord van eer verzeker ik u, Mynheer de R., dat wy letteriyk van ons salaris moeten leven. En desniettegenstaande verkeert menigeen hier nog in de meening, dat we niet onbe middeld zyn! Hoe men daartoe komt? Dat komt een voudig hierdoor, dat eene nette, zuinige huis vrouw van niets iets weet te maken, waar door de kinderen altyd nogal netjes voorden dag komen; omdat die vrouw eene vrouw is, in het laatste hoofdstuk der Spreuken zoo schoon geteekendeene vrouw, die God vreest, welke vreeze in haar doen u tegenblikt; die zichzelve voorbyziet, maar den arme menig penningske toestopt, die zelve in geen 2 jaren in het volle daglicht haar huis heeft verlaten, eenvoudig alweer, doordien haar een passend kleed ontbreekt. Wanneer dan een dokter zegt: „Mevrouw, u moet geen vleesch, eieren en wijn ontzien, want, geloof my, u is dóór en dóór zwak", dan gevoelt ge iets, waaraan ge moeilyk een naam kunt geven, want die artikelen kosten geld. Wanneer dan een wynhandelaar zich by mynheer presenteert, om mynheer eens eene kleine heerlyke collectie te mogen zenden, dan krygt mynheer eene kleur als vuur, want, hoo gaarne voor zyne zwakke vreuw iets willende bestellen, ingevolge 's dokters raad, mynheer zou niet weten waarvan te betalen, vandaar dat zulk soort luxe-(?)zaken reeds sinds jaren niet meer in mynheers huishou- deiyk woordenboek voorkomen. De tyd is niet verre meer zoo hy^ er niet reeds is dat er eene nieuwe rubriek armen ontstaat, n.l. „grootelui-armen". Bovenstaande schots, aan de werkelykheid ontleend, heeft nog heelwat zusteren. Zou de minister, zoo de tyd daarvoor door Z.E. kon worden uitgekocht, nu zoo vrien- deiyk willen zyn my te doen aantoonen, waar myne vrouw de f 32 beroepsbelasting nog op zou kunnen uitzuinigen? Op de beantwoording dier vraag, Z.E. kan er zich van verzekerd houden, stel ik hoogen prys. Men ziet het, om een antwoord op hot /mishoudkundig vraagstuk van onzen inzender te vindon, zegt de redactie van de „Stan daard", zou de schranderste kop zich wel tovergeefs moeten afpynigen. En dat feit klemt te meer, wyi, zooals te recht gezegd wordt, deze schets „heelwat zusteren" heeft; en naar wy gelooven, niet weinig zusteren van nog heelwat minder conditie. De „Arnh. Ct." merkt naar aanleiding van dit ingozonden artikel op, dat er niet velen zyn, die in zulk eene kleine gemeente zoo'n inkomen genieten en dat de schryver er nog by voegt, dat het leven er allesbehalve goedkoop is. Hy neemt aan, zoo heet het verder in dat blad, dat de man zeven „spruiten" heeft;dit behoort ook niet tot de noodzakelyke voor waarden om ambtenaaar op f 1600 te zyn; maar onder zyne uitgaven is de grootste post f 200 aan aflossing voor opgenomen f 2000, ton einde /4800 als waarborg voor zyne positie óp hét grootboek te kunnen deponeeren. Waarom is de ambtenaar getrouwd voor dat hy zooveel had overgelegd, dat hy uit eigen beurs die f 2000 had kunnen storten? Wanneer men zoo roekeloos een gezin sticht en de verantwoordeiykheid op zich neemt om zeven „spruiten" groot te brengen, kan men voor de gevolgen de wet niet aansprake- ïyk 6tellen. Dat ƒ32 belasting voor ambtenaren op f 1600 een niet onbeduidend bedrag is, geven we toe, maar als de man verstandiger was geweest, zou hy jaariyks f 168 minder be hoeven uit te geven om van de zeven „spruiten" niet te gewagen en dat is ruim vyfmaal meer. Over de quaestie of de bedryfsbelas ting met 1 Mei a. s. zal kunnen ingevoerd worden, spreekt ook de schryver der Haagsche Kroniek van de „N. Gron. Ct." Hy schryft dienaangaande 0. a. My is verzekerd, dat de heer Pierson druk bezig en al ver gevorderd is met eene totale herziening der wet op de personeele belas ting. Hy voorziet wel en ik geloof terecht dat zyne bedryfsbelasting op zeer ernstige bezwaren stuiten zal, zoo men niet vooraf de zekerheid heeft, dat eene spoedige wyziging van het personeel er naast zal liggen en het schijnt wel, dat hy er alles naar richt om desgevorderd nog vóór de openbare behan deling van zyne bodryfsbelasting de herziening van het personeel aan te bieden, opdat deze, moet het zyn, daarmee in verband kan gebracht en desgevorderd tegeiyk ingevoerd worden. Er heerscht ook onder de liberale Kamer leden wel een zucht om het in die richting te leidonmaar zoo heel gemakkelijk is toch ook deze regeling van de belastingherziening niet, omdat, by zulk eeno orde van zaken, tevens in do behoeften der gemeenten zou dienen te worden voorzien. Intusschen ware dat wellicht te vinden door eene heffing van opcenten te decreteeren op vermogens- en bedryfsbelasting, uitsluitend voor de gemeen ten tegen de opcenten voor het Ryk op de bedryfsbelasting bestaat toch algomeen groote bedenking. En wat den tyd van behandeling aangaat, zou een uitstel der bedryfsbelasting voor eenige maanden (met invoering alleen van de vermogensbelasting) niet zoo gevaar lek zyn, wanneer men do zekerheid had, dat dan ook het personeel tegelyk zou worden herzien alles nog vóór de behandeling van het kiesrecht, Van welks invoering toch, hoeveel spoed men er ook moge achterzetten, vóór 1894 niets zal komen. Dat schynt thans wel by iedereen vast te staan. De Belgische troonrede zegt in hoofdzaak het volgende: De Belgische grondwet is op dit oogenblik de oudste op het vasteland. Zy heeft ons eene reeks van jaren van vrede gegeven en ontwikkeling bevorderd. Maar alle menschen- werk heeft zyn tyd en moet verbeterd en vernieuwd worden. Er is dus grond om onze politieke organi satie aan een onderzoek te onderwerpen. Door de grondwetsherziening afbankeiyk te maken van de stem eener buitengewone meerderheid, hebben onze vaderen willen waken dat zy geen party werk werd. In dezen geest zullen aan uwe goedkeuring voorstellen worden onderworpen, en gy zult die wel in dezen zelfden geest willen onderzoeken. Deze beraadslagingen zullen grootendeels beslag leggen op den arbeid der volksverte genwoordigers, en daarom zal men aan toe komstige afgevaardigden van het vermeer derde kiezerscorps andere vraagstukken, welke nog hangende zyn, overlaten. Het onder zoek naar de geschiktste middelen om den toestand der arbeidersklassen te verbeteren, zal gewis door u onafgebroken worden voort gezet. In 1886 kondigde ik u eene reeks van be langrijke maatregelen aan, over scheidsraden, betreffende de regeling van den arbeid van vrouwen en kinderen, het tegengaan van dronkenschap, het verbeteren der arbeiders woningen, het tegengaan van de misbruiken betreffende de betaling der loonen, de ont wikkeling der instellingen van voorzorg, hulp, verzekering en pensioenen. Sedert is het programma voor een groot deel uitgevoerd. Er zyn andere wetten goed gekeurd, welke van niet minder belang waren ook heeft de Hooge Raad van arbeid aan de zaken der werklieden dezelfde organisatie gege ven, welke de landbouw en de ny verheid reeds bezaten, en men kan gerust verklaren dat onze arbeidswetgeving niet achterstaat by die van ©enig ander land. Maar vooral op dit punt is het noodig dat de verbeteringen van gisteren dienst blyven doen als aansporing tot verbe teringen van heden, en ik beveel in uwe wel willende aandacht aan alle wetten, welke u zullen worden voorgelegd omtrent arbeids contracten, de vorming van speciale arbeids- lichamen, de regeling van den kinderarbeid spaarkassen, onderlingen by stand, enz. In den loop van dit laatste jaar zyn belangryke ver anderingen op juridisch, voornamelijk straf- rechteriyk, gebied tot stand gekomen. Ik zal u slechts noemende nieuwe orga nisatie van do armenzorg, de regeling der invrijheidstelling en van de voorwaardelijke veroordeeling, van het toezicht op vrygelaten gevangenen, van de onderdrukking der bedelarij en der landloopery, enz. Ik twyfel niet of de wetgevende macht zal hare sympathie blijven schenken aan de nieuwe pogingen, welke nog steeds in deze richting zullen worden aan gewend om de wetgeving te verbeteren en ik hoop dat weldra de Kamer zich ook geheel zal kunnen bezighouden met de her ziening van het Strafwetboek en het B. W. en met de niet minder noodzakelyke uitwer king van de militaire wetboeken. De openbare gezondheid, welke eenigen tyd bedreigd werd, verkeert thans in bevredigen den toestand en de plaatselyke autoriteiten zullen niet nalaten hunne eerste plichten na te komen om den hygiónischen toestand steeds te verbeteren. De regeering zal alles doen wat zy kan om hen daarby te steunen en om onze sanitaire en hygiënische wetgeving op de hoogte te brongen van den vooruit gang der wetenschap. De landbouw, welke nog altyd zeer gedrukt is, heeft toch voordeel getrokken uit den betrekkeiyk overvloedigen oogst. Onze regee ring zal blyven voortgaan met het aanbren gen van verbeteringen en verschillende onder nemingen vooral waar het betreft het onderwgs in den landbouw in allerlei vormen. De oprichting van verschillende syndicaten en de ontwikkeling van verkeerswegen voor handel en ny verheid hebben ook met veel bezwaren te kampen gehad. By de moeilykheden, welke voortkwamen uit de algemeene malaise, hebben zich die gevoegd, welke voortspruiten uit de meer en meer strenge protectionistische maatregelen, welke onzen uitvoer treffen. Sedert 1830 heeft België ontzaglyke som-1 men besteed ter verbetering van het staat huishoudkundige radorwork; de uitgaven,1 daarvoor besteed, bereiken byna het bedrag van zyne schuld. Maar hoe aanzienlijk ook de pogingen reeds geweest zyn, welke in deze richting werden aangewend, zoo moet daar mede toch worden voortgegaan. Onder de belangen, welke de algomeene aandacht vragen, is geen grooter dan de geestelyke ontwikkeling des volks. Het is door steeds degelyker onderwijs, door den glans van letteren en kunst dat j Staten van den tweoden rang moeten trachten, eene belangryke rol to spelen. Het onderwys ontwikkelt zich op al zyne verschillende trappen. De wet van 1890 betreffende het I verkrijgen van academische graden heeft aan degenen, die een cursus aan eene hoogeschool volgen, zoodanige eischen gesteld dat daardoor hunne degelyke bekwaamheid moet blykenj en die wet heeft ook aan het Hooger Onderwijs een practisch karakter gegeven. De studenten van alle faculteiten worden nu in het vervolg degelyk ingewyd in de wetenschap. Sedert 8 jaren is de bevolking der lagere scholen steeds toegenomen en de verhooging der leerlingen, die by do kantonnale wedstrijden getuigschriften kregen, is gestegen van 27 pC'tJ tot 66 pCt. van het geheele aantal mede dingers. Ook hier is groote vooruitgang waai te nemen. Myne Heeren! Er zyn in het leven van elk volk historische oogenblikken, wanneer de dan te nemen beslissingen een grooten invloed oefenen op het lot van het land. Zulk een oogenblik is thans gekomen. Gy zul de vraagstukken, welke u worden voorgelegd hebben op te lossen met waarachtige vader landsliefde en met de edele oogmerken welk< meer en meer door den gestadigen voortgang der moderne denkbeelden worden vereischt Ik reken er dus op, dat wy een nuttig duurzaam werk tot stand zullen brengen ei dat wy aldus, met Gods hulp, nieuwe olemcntei zullen bybrengen voor do welvaart van on geliefd vaderland."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 6