Persoverzicht.
Naar aanleiding van het afdeel ingsverslag
over het voorstel Donner tot wijziging van de
Schutterywet in hot belang van hen,
wier gemoed door schutteren op den dag des
Heeren is bezwaard, heeft de „Arnh. Crt."
onder het hoofd „Geen Zondagsschutters
meer" eenige opmerkingen gemaakt.
De heor J. H. Donnor is ingezetene van
Leiden en afgovaardigde ter Tweede Kaïner
voor het hoofdkiesdistrict Katwijk (omvattonde
Katwijk, Noordwyk, Noordwykerhou^ Sas-
senheim, -Voorhout, Oegstgeest, Warmond,
Rynsburg, Valkenburg, Leiderdorp, Rynsater-
woude, Woubrugge, Oudshoorn, Koudekeik
Zoeterwoude, Voorschoten, Veur en Wasse
naar) en daarom achten we het in ons blad
zeer wel ter plaatse van bovenbedoelde op
merkingen gewag te maken, hetgeen we met
zouden gedaan hebben, ware de voorsteller
niet de heer Donner geweest, aangezien be
roeps- en bedrijfsbelasting en kieswet aldoor
nog veel stof leveren.
De „Arnh. Ct." beschouwt het voorstel als
tamelijk onschuldig, en ziet er hoegenaamd
geen gevaar voor de landsverdediging in,
wanneer de schutterljwet, welker dagen toch
reeds geteld zijn, in plaats van het schutteren
bij voorkeur op den Zondag voor te schreven,
zoolang ze nog leeft het schutteren bij voor
keur op eon anderen dag dan den Zondag
voorschrijft. Kan men door de invoeging van
dit éóne simpel woordeke de gemoedsrust
teruggeven en de godsdienstige bezwaren be
zweren van de gemoedelijke Nederlanders, als
wier woordvoerder en redder hier director
Donner optreedt, waarom zou men het dan
niet doen? Het is eene zaak van luttele be-
teekenis uit een militair, administratief en
politiek oogpunt; men heeft wel concessiën
aan gemoedsbezwaren gedaan, waaraan meer
bedenkingen verbonden waren.
Het blad acht het niot verstandig, dat men
tegen dit inderdaad zoo eenvoudig en onschul
dig voorstel zooveel bezwaren heeft to berde
gebracht. Dat de voorsteller niet ver genoeg
is gegaan, omdat hy ook de inspectiën der
schutterij op Zondag, die noodwendig by tijd
en wijle op dien dag moeten gehouden wor
den, niet by do wet wil verbieden, alsook,
omdat hy hetzelfde voorrecht van vrijstelling
voor gemoedsbezwaarden ook niet voor zijne
Israëlietische en Katholieke medeburgers met
betrekking tot hunne kerkelijke feest- en rust
dagen heoft voorgesteld, kan men hem toch
werkelijk niet als een ernstig bezwaar tegemoet-
voeren.
De voorsteller weet natuurlijk veel beter
dan de ongeloovigen, die hem met zulke
tegenwerpingen te berde komen, hoe ver do
gemoedsbezwaren van zyno geestverwanten
gaan. Zy volgen het menscfikundig voor
beeld van den haarsnyder en barbier in Dic
kens' Nicholas Nickleby, die aan den bak
kersknecht de diensten van zyne schaar en
zyn scheermes verleende, maar meende dat
een kolendrager beneden de waardigheid van
zyne instrumenten stond. „You must draw
the lino somowhere", zeide hydat heeft
director Donner ook gedaan, hy trekt de lyn
by de exercitiën. Daarby beginnen eerst de
gemoedsbezwaren naar zyne meening, in
spectie van een brandpiket is in zyne oogen
geene ontheiliging van den dag des Heeren,
exercitie welen daar dit voorstel door zyno
geestverwanten met instemming en lof is
begroet, kan men het er voor houden dat
dit als een erkend politiek-religieus dogma
van gemoedsbezwaardheid vaststaat. Mon moet
zich by deze beantwoording, die wy zeer
stellig in 's heeren Donners memorie van
beantwoording verwachten, eenvoudig neder-
leggen. Trouwens, laat ons er in vredes
naam toch niet, zy 't ook in kortswyi, aan
leiding toe geven, dat hot reeds al te ruim
gebied der gemoedsbezwaren nog verder uit
gerekt worde.
Wat het tweede argument, het bekende
overdryvings argument betreft, daarop zal de
voorsteller geen antwoord hebben te zoeken,
want een keurig, een naïef, een subliem ant
woord daarop is in dit Voorloopig Verslag
zelf gegeven, dat daarenboven een afdoend
antwoord is. „Dat de heer Donner niet voor
stelt, ook op de voornaamste Katholieke
feestdagen en don Israëlietischen Sabbath
geene oefeningen te houden, is, werd verder
opgtuoerkt, zeer verklaarbaar. Immers, noch
van de zyde der Katholieken, noch van die
der IsraÓDeten, zyn ooit tegen den bestaanden
toestand btvzwares ingebracht." Hetgeen, in
verstaanbaar .Hollandsch overgebracht zijnde,
eenvoudig dit beteekect„dat moeten de
Katholieken en de Israulietén zeiven weten,
dat ia oene zaak, die ons, orthodoxe protes-
tanton, niet aangaat." Zoo is het ook. Het
is een consequent, een oud en overbekend
verschijnsel van kerkelijk exclusivisme, dat
zich hier openbaart: myne gemoedsbezwaren
op den voorgrond, alles daaraan ondergeschikt
gemaakt; wat gaan my de gemoedsbezwaren
aan van andersdenkenden?
Dat deze eigenaardige aangeboren eenzy-
dighoid ook uit het voorstel-Donner doorstraalt,
is zeer natuurlyk. Het wordt daarom voor
ons ochter niet onaannemelyk, zegt de „Arnh.
Crt"; gemoedsbezwaren zyn altoos eenzy dig.
Doch zoo mon er aan tegemoet kan komen
door eene kleine wyziging van de wet, óie
geea enkel belang of zaak schaadt, die
nergens eenige verwarring noch verstoring vim
den gang van zaken teweeg kan brengen, c..n
moet men het doen zonder er veel water om
vuil te maken. Er zyn misschien vyf of zes
gemeenten in gansch Nederland, waar men
's Zondags schuttert; dat dit nuttig werk ov.-k
daar zonder bezwaar op de werkdagen vol
bracht kan worden, bewyst het voorbeeld v«n
het groot aantal gemeenten, waar dit tegen
woordig al geschiedt.
Het sop is de kool of de kool hot sop niet
waard. Juist daarom stelt het Voorloopig
Verslag ons te leur, want hot maakt de mug
tot een olifant en redeneert over het een
voudige voorstel-Doüner met een ernst en
eene zwaarmoedigheid, alsof 's lands belang
er werkelyk by betrokken was.
Nog even de kies wet! De „Tyd" is omtrent
deze tot do conclusie gekomen:
Waarheid is, dat de ontwerpen van den
minister zooals viel te begrypen nie
mand ten volle, slechts betrekkelyk weinigen
eenigermate voldoen. Te weinig of te
veel wy bezigden de uitdrukking reedti,
toen de plannen van den heer Tak nog slechts
by gerucht bekend waren; 't bleek ons tot
dusver nier, dat wy ons met die qualificatie
vergist hebben. „.Te ver" of „niet ver
genoeg" ziedaar over 't algemeen in het
kort het oordeel saamgevat van al wat gele
genheid vond om zich over de voorgenomen
regeling van de kiesbevoegdheid te verklaren.
Of overwegingen van anderen aard dan
ingenomenheid met de ingediende voordracht,
ton slotte eene meerderheid voor de ontwerpen
des heeren Tak zullen doen vinden? Wy
weten het niet. Wel gelooven wij dat het niet
zal geschieden, tenzy die ontwerpen in meer
dere deelen belangryke wyzigingen hebben
ondergaan.
Omtrent de beroeps- en bedrijfs
belasting lezen we in de „Standaard":
Gunstig is hot onthaal, dat de bedryfsbe-
lastng vindt, niet.
Biykbaar heeft Pierson, om Tak vóór te
blyven, te veel gejacht, en is dit ontwerp
meer eene studie, die tot een ontwerp had
kunnen leiden, dan een ontwerp in legisla-
tieven zin.
Een min gelukkige genius heeft den mi
nister verleid, om hot ontwerp, dat een
voudig had kunnen worden opgevat, uiterst
ingewikkeld op stapel te zetten.
Hierdoor geraakte hy by de uitwerking in
tal van moeilykheden, die alleen door gedurige
omwerking tot 6enheid van opvatting hadden
kunnen leiden.
Feitelyk toch maakte hy er van eene belas
ting op alle inkomen, dat niet uit vermogen
wordt getrokken; en natuurlyk ging het niet
aan, om deze breedo reeks van geheel onge-
lyksoortige inkomsten onder den eenen titel
van bedryf of beroep saam te vatten.
Zoo kwam hy tot eene amalgameering van
geheel ongelyksoortige bestanddeelen. Dit
moest zyne terminologie wel in de war bren
gen. En by zoo hopelooze verwarring kon
de »omorie van toelichting op weinig andere
dan op een zeer verward object haar licht
werpen.
Reeds formeel dunkt ons dit ontwerp, gelyk
het daar ligt, dan ook onaannemelyk.
Afgezien nu nog van de bezwaren tegen
den inhoud, dio legio zyn.
Op al te grooten spoed van afdoening rekene
men daarom niet.
Zal het ontwerp doorgaan, dan zal men
dienen te wachten op oene tweede editie.
Ten 6lotte het volgende: In het „Glds"-
Dommer van deze maand (Nov.) komt het eerste
gedeelte voor va/i een artikel door prof. Buys,
gewyd aan den staatkundigen toestand van
het oogenblik. De titel luidt: „Aan gene zyde
van het algemeen stemrecht."
Na te hebben gewezen op de groote werk
kracht, thans door onze vertegenwoordiging
ontwikkeld en den steun, door de liberale
meerderheid aan de regeering vërTeenft,'k^!lit"
hy tot* W meest belangryke der ingediende
ontwerpen: de kiesrechthervornjing.
Hy is van oordeel, dat de minister Tak,
door zoo ver te gaan als hy volgens de Grond
wet gaan kan, eene sterke positie heeft inge
nomen. Zyne antecedenten leidden hem ln
die richting, maar ook andere motieven van
zuiver politiek overleg voerden hem naar dit
radicale stelsel.
Het stelsel is logisch, al zyn de praemisson
bestrydbaar, en zulk een stelsel heeft in onze
dagen de meeste kans door de meerderheid
te worden aanvaard. Het middel zal velen
wellicht te kras zyn; het is noodig tot een
heroïek middel zyne toevlucht te nemen, om
aan den togenwoordigen toestand, die niemand
voldoet, te ontkomen.
Maar blykt dus prof. Buys geene principióele
bezwaren te koesteren tegen het voorgedragen
stelsel; wel acht hy het noodig, dat do wet
tevens de middelen aan de hand doe, om
eventueele nadeelen, uit het stelsel voort
vloeiende, te keeren. Hy gaat daartoe na hoe
de toestand is in andere landen, by welke
beschouwing vooral de aandacht op Amerika
en Zwitserland dient te worden gevestigd.
RECLAMES.
BERICHT. Den Abonnés binnen de
stad wordt by het nummer van heden een
Prospectus aangeboden omtrent de beroemde
Doerings Zeep met den Ui), waarop met nadruk
hunne aandacht wordt gevestigd. 6712 5
KOLONIËN.
BATAVIA, 24 30 September. (Vervolg.)
Omtrent het ongeval, den controleurs Van
Dyk en Kroesen in Tanah Djawa overkomen,
bericht de „Deli-Ct." nog dat do genoemde
ambtenaren in commissie waren gezonden om
met het ir.landsche bestuur eene regeling der
wederzydsche rechten en verplichtingen te
treffen en alle bestaande quaestiën op te lossen.
Zy hebben, nadat de Batakkers hen hadden
aangevallen, vier dagen noodig gohad om
Lagoe-boti te bereiken, en stonden daarby
vele ontberingen uit.
De „Deli-Ct." verklaart, na het inwinnen
van de meest nauwkeurige inlichtingen, met
zekerheid, dat het bericht van de „Loc." om
trent een optreden van den sultan van Djohor
als bemiddelaar in Atjeh volstrekt onwaar
en verdicht is.
Aan boord van het Engelsche oorlogs
schip „Mercury" ontplofte laatstleden "Woens
dag, by het uitdeelen van den oorlam, een
vat rum, waardoor brand veroorzaakt werd,
die, hoewel hy zich ernstig liet aanzien,
echter spoedig gebluscht was en aan het
schip betrekkelyk niet veel schade toebracht.
Treuriger waren de gevolgen voor een vyftal
der bemanning, meest dek-offleieren, waar
van éen gedood en vier ernstig gewond
werden. DeUCrt
Eene maand of wat geleden werd een
jongmensch op eene landeiyke onderneming
ergens in den Oosthoek geplaatst. Gezond en
wel er heen gegaan, keerde hy dezer dagen
te Soerabaia uitgeteerd terug en 't is hem
maar niet uit het hoofd te praten, dat men
hem vergift ingegeven heeft; hy had er met
gemeen volk te doen. De hem behandelende
geneesheer heeft, zegt men, geen spoor van
vergiftiging kunnen ontdekken. Maar zooals
onze bruine broeders „werken", komt men
er niet gemakkelyk en spoedig achter. Men
denke slechts aan jonge bamboevezel; krijgt
men deze, byv. met drinkwater vermengd,
in, dan sterft men, na een paar maanden
lydens; men teert eenvoudig uit.
Een groot ongeluk heeft by Irodikromo,
dessa Kadjoren (Kalassan), plaats gehad. De
eenige zoon des huizes, die de karbouwen
hoedde, bad er dikwyis plezier in om de
beesten te doen vechten. Toen hy op Dinsdag
jl. weder zulk eene aardigheid wilde uithalen
en de beesten door zweepslagen woedend
maakte, werd een der karbouwen zóó woest,
dat hy het onbedachtzame knaapje met de
horens opnam en tegen den grond dooddrukte.
Het bed van Mbok Wongso Widjoyo,
dessa Padjangan (Kalassan) schynt een nest
te zyn van gevaarlyke slangen. Althans in
den avond van Maandag jl., toen zy met haar
kindje sliep, werd zy in haren slaap door eene
dor meest giftige slangen in den hals gebeten,
en was er een geheel nest onder haar hoofd
kussen. Men vond haar den volgenden morgen
levenloos met opgezwollen lichaam, terwyi,
o, wonder, het kindje ongedeerd gebleven is.
Den 22sten dezer, des namiddags te
circa 5 uren, werden twee Bengaleesche koop
lieden te Medan, die hunne goederen door
een Chineeschen koelie lieten dragen, oahge-
vallen door twoe Chineezen op den publieken
weg Tan Stabat naar Tand jong-Poera, tusscben
4e ondernemingen LudWigsljurg en Tandjong
Bringin. Eén der Bengaleezen werd zóó zwaar
verwond, dat hy voor dood op de plaats bleef
liggen. De andere, slechts weinig verwond,
ontvluchtte naar Ludwigsburg en verwittigde
den heer Pastourel, administrateur der onder
neming, van het voorgevallene, terwijl.de
Chineesche koelie naar elders vluchtte of
misschien wel gemeene zaak heeft gemaakt
met zyno twee landgenooten. Alleen het geld
volgens opgave circa 70 doll, werd medege
nomen, terwyl de andere goederen ter plaatse
achterbleven. De heer Pastourel zond terstond
gewapende oppassers naar de plaats des
onheils en dezen brachten den Bengalees, die
hoe vreeseiyk ook verwond, toch nog leefde
alsmede de goederen, naar z\jne onderneming.
Na den ongelukkige zooveel mogelyk verbon
den en verpleegd te hebben, zond do heer
Pastourel hem den volgenden dag naar den
controleur te Tandjong-Poera. Een tiental
dagen vroeger werd er iemand vermoord
gevonden op dienzelfden weg, op slechts
korten afstand van de plaats, waar deze aan
randing geschiedde.
Het overlijden van Mme. De Morel. -
Een den 27sten Sept. te Batavia ontvangen
telegram deelde het overlyden mede, te Soera
baia aan de cholera, van deze ook te Batavia,
zeer geapprecieerde artiste, verbonden aan
het Italiaansche opera-gezelschap Vanoli.
Aangrypend is hetgeen de muziek-referent
van de „Soerab. Crt." schryft omtrent de
laatste uitvoering der „Cavalleria Rusticana",
welke de arme vrouw nog medemaakte, toen
de vreeselyke ziekte haar reeds had aan
gegrepen.
„Wie zou zoe vraagt hy lust en
opgewektheid gevoelen tot het schryven van
een uitvoerig verslag over de schoone opvoering
van eene hoog dramatische opera, wanneer de
geheele zaal met hem nog van een heel ander
on nog veel aangrijpender drama getuige
moest zyn, waar by het slaken van den
laatsten tooneelkreet in het stuk, voor aller
oogen als het ware ook het leven wegvlood
van de hoofdpersoon, eene begaafde en bemin-
neiyke artiste in den bloei der jaren, die bjji
volbrachte zware taak neerzeeg in den reeds
den ganschen dag volgehouden strijd tegen]
de vreeselyke ziekte, die haar onbewust be
slopen en waarschynlyk ten doode opge^J
schreven had?
„Op het oogenblik, waarop deze weinige
regels worden geschreven, is er byna geene,
hoop meer voor Mad. De Morel, die gisteravond
nog met zoo aangrijpend en hoogdramatisch,
spel de ganscho zaal bekoorde met hare ver
tolking van de zware rol van Santuzza inde
Cavalleria Rusticana, niettegenstaande ze zich
meer en meer door de ziekte voelde overmand
en dan ook by den slotgil ineenzakte zonderj
zelfs de kracht te hebben om, door dekame
raden opgeholpen, de dankbare hulde in ont
vangst te nemen van het publiek, dat nie
begrypen kon hoe die jonge en schoone vrouw
daar om zoo te zeggen te sterven lag onde
den yzeren greep van den worg-engel, dr
ook haar ia zyne niets of niemand sparend
klauwen had weten te krygen?
„Hoe het met de arme zieke zal afloopen,]
weet natuurlyk niemand, doch oe doctore"
hebben, naar men my meldt, nagenoeg geen
hoop meer haar te behouden, en de kanse"
staan dus bitter slecht.
„Arme zwerfster! Weinig hadt gij zooko
geleden nog kunnen denken, dat in dat schoon
land der palmen, waarnaar ge eenmaal ver-
langdet, waarschynlyk een eenzaam en ontydi
graf uw weinig benydenswaard deel zou zyn
„Onder de talrijken, die gisteravond hare
zwanenzang by woonden, zal er menigeen zeke
moeite hebben gehad een traan te onder
drukken by het vernemen der droeve tyding
„Voor het gezelschap is deze slag ee
vreeselyke en onoverkomelyke."
Uit Solo schryft menOp 22 dezer
s namiddags te drie uren, brak er een vreeselj
onweder los boven het Zuidergebergte te So
Eene angstwekkende windhoos (welke i'
lang aanhield) sloeg vele inlandsche wonin
van de dessa Tambeng (onderneming Mangge
tegen den grond. Nanka-, pisang- en and
vruchtboomen van het erf van den admini
trateur werden vernield. De zinken bedekki"
van het indigo-kookhuis werd naar alle kan
weggeslingerd, terwyl de daken van wo"
en goedang zwaar beschadigd werden. F.
5 minuten viel er een hagel, waarvan de ko
rel6 zoo groot als knikkers waren, zoodat ve