Maandag; 31 October.
A#. 1892.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§pn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Knnstmest naast Stalmest.
Leiden, 29 October.
F" enilleton.
Leid alleen maakt niet, gelukkig.
N«. 10028.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leidon per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommer»0.05.
PHUS DIB AD VESTEN TIÉN:
Ven 16 regel» f 1.05. Iedere regol meer fO.17.^
Orootere lettere neer plaatsruimte. Voor het
ineasseeren buiten de stad wordt /0.05 berekend.
Wanneer we de gemiddelde opbrengsten,
volgens het verslag over den landbouw in
Neder'and, per H. A. nagaan, dan moeten we
bekennen dat die allesbehalve schitterend
2(jn. Toch kan men het productievermogen
van den grond aanmerkelijk doen stijgen,
mits men er van overtuigd is, dat stalmest
alleen dat niet vermag. De weiden leveren
jaar uit jaar in gras op voor het vee, maar
dat gras heeft voedsel noodig, waarvan het
kan groeien. Dat voedsel verstrekt de grond,
waarin floor scheikundige werkingen alle jaren
nieuwe plantenvoedende stoffen opgelost wor
den, edoch niet zooveel als noodig is om een
krachtigen groei van het gras te onderhouden.
De substanties van het gras worden omge
zet in vleesch, melk en wol en deze artikelen
worden doorgaans verkocht, wat de melk
b9treft èn in natura èn in den vorm van
boter en kaas. Door dien- uitvoer wordt er
eeno massa plantenvoedsol aan den grond
onttrokken.
„Ja maar," zegt men, „het land kijjgt immers
weer mest terug!" Accoord, maar hoeveel
en om de hoeveel jaar? En waar komt die
mest vandaan? Hoofdzakelijk van het hooi,
dat toch ook gras is. Als al het hooi, in
den vorm van mest, op het weiland komt,
dan ontstaat er een groot tekort voor het
hooiland en brengt men dien mest, door
hooi voedering verkregen, op het hooiland, dan
weer lijdt het grasland, en wel dubbel, want
•het ontvangt niets en heeft veel stoffen
moeten leveren voor do uitgevoerde producten,
boven bedoeld. Maar er is nog een leverancier
van voederproducten, nl. het bouwland. De
bieten en knollen en wortelen en groenvoeder-
-gewassen, die het levert, worden ook ver
voerd en dus grootendeels tot mest herleid.
Met dien mest zou het grasland gebaat zijn,
omdat hy uit, stoffen bestaat, die niet van
zulk land afkomstig zijn. Maar als't grasland
er boter van wordt, dan wordt natuurlijk het
bouwland er slechter van. Brengt men den
hooiraest naar 't bouwland, dan weer bena
deelt men de weidenHoe men 't ook schikke
of plooie, er is fatsoenlijk geen mouw aan
te passen.
Of men de stoffen, in eene fabriek aan
wezig, van 't eene vertrek naar 't andere
verplaatst, dat baat niemendal; de hoeveel
heid bly'ft eender en vermeerdert er niet door.
Aanvoer van buitenaf in de fabriek zou beter
zijndan krijg je grondstof en daarvan maak
je wat je wilt. Zoo ook moet er grondstof
van buitenaf aangevoerd worden op het land
het moet en de landbouwer kan er
niet buiten, zelfs al had by stalmest ge
noeg tot zijne beschikking. D a n zouden zijne
landbouwgewassen en zijn gras wel kapitaal
groeien, maar de hoogste opbrengst gaven
ze toch nog niet, omdatnu ja, omdat
stalmest maar een betrekkelijk volledige
mest is- Het bevat wel alleplantenvoeder.de
stoffen, maar in niet voldoende mate. Phos-
phorzuur o. a. bevat het te weinig.
De quaestie by de teelt der gewassen is
doodeenvoudig of er oplosbaar voedsel genoeg
in den grond is; aan het weer kunnen we
af- noch toedoen. Het groeit in de natuur
altyd, mits de voorwaarden voor den groei:
voedsel, warmte en vocht maar aanwezig
zyn. De vraag in den tegenwoordigen tyd
van malaise is nietwat brengt de grond
op, maar wat kan hy opbrengen? „Dwingt
ze om in te gaan," staat ergens geschreven,
maar hier kunnen we zeggendwingt den
grond tot voortbrengen!
Waarmee? Luistert: Er was eens een tyd,
dat de aardbol met water was overdekt, maar
langzamerhand ontstonden er door de groot-
sche schepping rotsen en die rotsen, hoe stevig
ze ook waren, werden af en aan door mecha
nische en chemische werkingen zóó uit hun
verband gerukt, dat groote steenklompen los
raakten en door het stroomende water ver
gruisd en afgezet werden als slib op lage
plaatsen. Dat slib was en is nog zeer vrucht
baar, want we mogen niet vergeten dat, wat
voor eeuwen geschiedde met bergen en rotsen,
nog heden ten dage plaats vindt.
Of waar komen anders kwelders en schorren
en wadden en aanslibbingen vandaan? Uit
de zee, juist, maar die ontvangt het slib van
de rivieren en zy zyn de draagsters er van
uit de bergstreken. Nu, dat slib, die rivier
en zeeklei is vruchtbaar, by uitstek vrucht
baar zelfs, en wanneer we het dus over onze
akkers konden uitstrooien, dan moesten deze
er vruchtbaar door worden en zou de boer
er wèl by varen. En 't allermooiste is, dat
dat kan! Niet dat we slib gaan koopen, dat
herkomstig is uit de bergen en oorspronkelyk
een bestanddeel was van rotsen, maar we
zullen ons kunstmest aanschaffen, die deels
uit zulke rotssubstanties bestaat en deels
andere stoffen bevat. De grondstof van den
kunstmest is ontdekt; deze wordt verder
chemisch bewerkt en klaar zyn we.
De waarde van die uit de bergen afkomstige
stoffen leeren we duidelyk kennen aan lan-
deryen, welke met rivierwater bevloeid kun
nen worden. Zoo'n bevloeiing staat gelijk met
eene bemesting. De kunstmeststoffen zyn zeer
verschillend samengesteld en dat moet ook
wel, omdat de behoeften der landeryen niet
eender zyn. Hier is te kort van dit en daar
van dat en wil men dus in al die behoeften
voorzien, dan moet men natuuriyk meer dan
ééne hulpmeststof om 't grypen hebben. Toch
zouden we den kunstmest tot zekere rubrieken
kunnen brengen, omdat hy öf voorziet in de
behoefte aan phosphorzuur öf in die aan kali
en kalk öf in die aan stikstof öf tegelyk in
de behoefte aan twee dier stoffen.
We zouden dus kunnen spreken van phos
phorzuur-, kali-, kalk- en stikstofmeststoffen,
respectieve! i)k vertegenwoordigd door de super-
phosphaten, de kalizouten, thomasphosphaat
en chilisalpeter. Deze stoffen vormen het
voornaamste voedsel der planten en worden
door stalmest niet genoegzaam geleverd, wes
halve het bepaald noodig is ze opzettolyk aan
te voeren. Dat kost geld, ja, maar dat geld
rendeert goed en komt öf binnen een jaar
öf binnen twee jaar weer binnen met dikke
rente. Een kwartje uitgeven met de wiskun
stige zekerheid er twee weer terug te krygen,
is toch zoo'n waagstuk niet. Nog een staaltje
van practischen landbouw: van dezen zomer
werd in de eerste week van Augustus een
stukje land van zyne roggeschoof bevryd en
't land is ongerept gebleven tot nu toe.
Waarom er geen groenvoer ingezaaid, dan
had er nu allang eene snee voor de zeis klaar
gestaan en was er aan \oer geen gebrek.
Met een weinig kunstmest had men twee
oogsten gehad.
Kudelstaart. G. Dros.
Deze week werd onzen stadgenooten by-
zonder veel aangeboden op het gebied van
toonkunst. Gisteravond had er weder eene
uitvoering plaats in „Zomerzorg" en wel
de eerste liuishoudelyke van de jeugdige
Leidsche „Dubbel-kwartet-Vereeniging", waar
van de heer C. M. Groenendyk het genoegen
heeft directeur te zyn.
Onder de heeren, die gisteravond als wer
kende leden optraden, waren er, van wie het
bekend is dat zy met succes den zang als
een lievelingsvak beoefenen, die reeds meer
malen na uitvoeringen met lof van zich hebben
doen gewagen. By vernieuwing bleek ook thans
weder over welke krachtige, schoone organen
zy te beschikken hebben, welke talenten hun
deel zyn. Doch niet alleen die meer bekenden,
maar ook de overigen, die zich lieten hooren,
toonden berekend te zyn voor hunne taak.
In een dubbel kwartet en in oen (enkel)
kwartet nog meer kan daarover zeer goed
geoordeeld worden. Ieder moet dan zyne stem
laten hooren, niet één kan zwygen of op-
zetteiyk het piano toepassen by moeilyke
passages. Ieders volle medewerking is noodig;
op de wyze, waarop elk zyne taak vervult,
komt het aande figurant kan niet gebruikt
worden.
Alle nommer8 van het programma werden
flink en met gevoel voorgedragen, overeen
komstig den aard der liederen. Op de teekens
werd zeer goed gelet, hetgeen de uitvoering
niet weinig verhoogde. De solo's voor tenor,
Aria uit de „Elias", van F. Mendelssohn
Bartholdy, en Aria uit „Sancta Cecilia",
van G. A. Heinze; alsmede de bas-soloAria
uit „die Hochzeit des Figaro", van W. A.
Mozart, lokten een by zonder luid en welver
diend applaus uit. Ook do andere zangnum
mers mochten de tevredenheid op blykbare
wijze verwerven, niet het minst C. M. Groe-
nendyks „By het opgaan der zon", dat her
haald moest worden.
Als solisten deden zich hooren de heeren
W. J. Van Unen en H. J. Withake (tenoren)
en de heer J. A. Gybels (bas).
Met C. Hennigs bekende, eigenaardige
Froschcantate, met kikkersnabootsing, welke
steeds doet lachen, werd de uitvoering be
sloten, welke ook nog eeno verdienstelijke
piano-voordracht. (Liszts „Rhapsodiehongroise"
No. 2had te genieten gegeven. De pianino,
een welluidend instrument, was uit het ma
gazijn der Leidsche firma C. C. Bender.
Kon er van den vorigen avond, toen bet
concert van mejuffrouw Smit in „Zomerzorg"
plaats had, gezegd worden dat het een ge
zellige avond was, ook dien van gisteren kan
deze eigenschap toegeschreven worden. De vrij
talryk opgekomenen smaakten tevens kunst
genot. De Vereeniging putte hieruit moed om
blijmoedig voort te gaan op den door haar in
geslagen goeden wegZy verdwyne niet spoe
dig uit de ry harer zusteren; zy neme bij
voortduring in bloei en kracht toe! Zy heeft
recht van bestaan en kan nog veel genoegen
verschaffen.
De Fransche gezant te 's-Gravenhage
heeft zich gistermiddag voor eenigen tyd
buitenslands begeven.
De Spaansche gezant zaï eerstdaags voor
eenigen tyd de residentie verlaten.
14S.)
Egon luisterde met de meeste aandacht;
toen Von "Wangen van zijne vrouw sprak,
dacht Von Ernau aan den schoonen droom,
waaruit hy nog eerst kort geleden ontwaakt
was. Thans wist hy aan wie de hand be
hoorde, welke zoo zacht zyn voorhoofd aan
geraakt en de brandende wond j verkoeld had.
Hoe vreemd, dat in den droom de herinnering
eene zoo bedrieglyke gestalte had aangenomen,
dat hy had kunnen gelooven, dat Lize hem
verpleegd had, terwyl dit niemand anders dan
Bertha geweest kon zyn!
Reeds d kwyis waren in de laatste jaren
<!ie droomgestalten in elkander opgegaanhy
had van Bertha gedroomd, dat hy deze in de
armen hield, en dan was liet plotseling Lize
geweest; meestal eindigden op die wyze zyne
verwarde droomen en steeds gevoelde hy zich
dan byzonder gerustgesteld en gelukkig;
meer en meer was b\j hem de herinnering
aan Bertha verdwenen, terwyl hem Lizes
lieflijk beeld nog dikwyls in zyne schoonste
droomen voor oogen kwam.
Hem overviel by na een gevoel van ont
nuchtering, toen hy aan Von Wangens
mededeeling meende te mogen ontleenen, dat
Bortba zich zoo trouw en zorgzaam voor hem
getoond had, maar hy gaf aan dat gevoel
geene uitdrukking in woordenaan zulk eene
ondankbaarheid wilde hy zich niet schuldig
makenhy bedankte integendeel Von Wangen
hartelyk voor de liefderijke opname en ver
pleging, welke hy in diens gastvry huis ge
vonden had, en by dezen dank voegde hy
een kort woord tot opheldering hoe hy er
toe gekomen was eens in het kasteel Oster-
nau de rol van gouverneur Pechmayer te spelen.
„Ik was een verwend gelukskind", zeide
hy. „Ik had al de genoegens van het stads
leven zóó overdadig genoten, dat ik die meer
dan zat was, het leven my tegenstond.
Daarom verliet ik Berlyn en toen ik toe
vallig den gouverneur Pechmayer ontmoette,
toen hy my zyne allerjammerlykste levens
geschiedenis verhaalde, kwam by my de lust
op eens te ondervinden hoe zoo iemand het
wel in het leven moest ma^en. Ik bracht
het avontuurlijke plan onmiddeliyk tot uit
voering, daar ik van Pechmayer zyne kleederen
en diens papieren kocht en my als gouverneur
Pechmayer naar het kasteel begaf. Dat ik
i door myne dwaze verkleeding, door hot be-
j driegen van den heer Von Osternau in vele
verlegenheden kwam, daarvan zyt u getuige
geweest, mynheer Von Wangen, en heb ik
dus niets meer. te vertellen. U weet ook dat
ik eindelyk het besluit opvatte het bedriegiyk
spel op te geven en weder als Egon Von
Ernau naar Berlyn terug te keeren. Dit ge
schiedde, maar toen ik naar Berlyn kwam,
stond by my reeds het besluit vast het
najagen van genoegens op te geven en niet
weer een leven te gaan leiden, waarin ik
gruwelyken tegenzin gekregen bad. In
Osternau had ik den ernst des leve:&s leeren
kennen en tegelijk ook de vreugd® en het
genot, welke het vervullen van ayn plicht
iemand kan opleveren; tegeiykerijjd had ik
daar ook de schoonheden van het landleven
leeren kennen.
Ik wil u niet vermoeien met verdere, uib-
voerige beschouwingen omtrent hetgeen ik
beleefd hebdit laat zich in eenige woorden
samenvatten. Ik nam my voor een bekwaam
landheer te worden, de noodige kennis te
verzamelen, om zelf ray no goederen te be
sturen, zooals dit behoort. Te dien einde heb
ik op eenige groote landgoederen het land-
bouwbedryf practisch geleerd, en toen eene
revs gemaakt, om do opgedane kennis nog te
vermeerderen. Thans hoop ik genoeg to
weten. Ik keer naar Plagnitz terug on zal
daar voortaan als een echte en rechte' land
edelman leven.
Ziehier in weinige woojden mijne geschie
denis, mynheer Ton Wangenik verzoek u
deze aan mevrouw uwe echtgenoote te ver
halen! Zy zal het my dan, naar ik hoop,
vergeven, dat 3k ook toenmaals voor haar
den gouverneur Fechmayer gespeeld heb. En
veroorloof mij nu, dat ik het bed verlaat en
my, verkleedIk gevoel my daartoe volkomen
in staat en zie daar myn reiskoffer staan,
welke de Doodige garderobe bevat. Terwyl
ik toilet maaJs, zult u wellicht zoo goed zyn
mevrouw uwe echtgenoote er op voor te be
reiden, dab ik my aan haar zal voorstellen v
om haar myn harteiyken daDk te betuigen,
voor de liefderijke opname en verpleging,
welke ik in uwe woning gevonden "heb."
VII.
Mevrouw Bertha Von Wangen was vroeger
dan gewooniyk opgestaan. Zy wilde in de
galerij genieten van den "heerlijk frisschen
morgen, welke op den na^ht van het onweer
gevolgd was,
Wordt vervolgd.)