HET HA.HJPOHT Raadscommissie over den bouw der Stadsgehoorzaal. DER In de zitting van den Gemeenteraad, gehouden op 3 Maart 1892, werd, by de behandeling van punt 10 der Agenda, op voorstel van den eerstondergetoekende het besluit gonomen „dat de Raad eene Commissie van drie Ledon benoeme tot hot uitbrengen van een rapport over liet voorstel van Burgemeester on "Wethouders in z\jn geheelen omvang, met recht zich te laten voorlichten door één ot' meer deskundigen." Dit voorstel van Burgemeester en Wethouders hield in eene verandering in do kolom Toelichting van een staat model A tot voldoening uit den post voor Onvoorziene Uitgaven bogrooting 1891, en beoogde op die wijze de som van 153,900, by raadsbesluit van 18 September 1890 toegestaan voor de uitbreiding der Gasfabriek, te verminderen met f 25101.051 en daarentegen ditzelfde bedrag uit te trekken voor betaling der meerdore kosten, die volgens hun gemotiveerd voorstel (Ingekomen stukken 31) de bouw der nieuwe Gehoorzaal boven de indertijd daartoe vastge stelde sommen heeft veroorzaakt. Deze kortheidshalve door ons gegeven voorstolling is niet volkomen juist, daar de eigenlijk gezegde overschrijding volgens deze opgave bedraagt/'22851.00£ en daarby gevoegd moet worden eone verhoo ging der verlichting2250.— die in de zitting van 30 October 1890 was toegestaan, zonder dat er een post voor werd uit getrokken. (Zie Ingekomen stukken 224,1890). ƒ25101.001 Onze berekening van het tekort is eenigszins anders. Het totaal bedrag wordt door ons aan de hand van de opgaven van Burgemeester en Wethouders in hun gemo tiveerd voorstel, van eene schriftelijke recapitulatie, die wy vonden by de byrekening, en van de mandaten en reke ningen, enz., na correctie van een paar kleine fouten in de bijrekeningen, als volgt berekond: Aannemingssomƒ115910.— Rekeningen over de Waalsche kerk en archief 1015. v. Malsen (parketvloer) 1907 50 Gebr. Koch(cartonplerreversiering) 404.32 Bourgonjon (extra beeldhouwwerk) v 638. Arbeidsloonen (volgens maandstaten) 69.66 Byrekening (bouw) 14223.90^ af minder werk 701.96 Waterleiding aannemingssora2300.— extra werk 48.14 Verwarming contract Bacon ƒ14000.— extra rekening 458.32 Contract kanalenbouw 4530. ketelbemetseling 908.75 Byrekening voor verwarming. 1803.37 Verlichting (door ons wordt dit cyfer uit de memorie van B. on Ws. dd. 2S Jan. 1892 overgenomen) Meubilair (als boven, daar deze beide posten zoo goed als niet overschreden zijn en dus geen belang inboezemen). Toezicht en teekenloon Winterschade, byrekening van den aannemer 13521.94» 133466.42 J 2348.14 135814.564 21700.44 10355.S3 7868 62 1930.— 389.- 178058.45J af gevoteerd crediet 152550. 25508.45| Nog meenen wy, dat door de Gasfabriek vry groote hoeveel heden cokes geleverd zyn, met het bedrag waarvan de som nog verhoogd zoude moeten worden. Tot leden der Commissio werden in dezelfde zitting de beide eerstondergeteekenden en Dr. T. Zaayer benoemd. Nadat deze bedankt had, werd de laatstondergeteekende in de raadszitting van 17 Maart 1892 in zyne plaats aange wezen. Wy hebben de eer ons hierby van den ons opgedragen last te kwijten, doch wenschen vooraf een enkel woord te zeggen over de wy'ze, waarop wy meenden onze taak te moeten opvatten. Daar het voorstel van B. en Ws. een zuiver administratief en ftnantiëel karakter droeg, meenden wy ons ook te moeten onthouden van eonige op- of aanmerkingen over het ge leverde work. Slechts ééns by do bespreking der verwarmings inrichting konden wij ons van eene opmerking daarover niet onthouden. Niet do vraag of de Gemeente goede waar had ontvangen, maar de quaestie of de finantiéele belangen der Gemeente behoorlijk verzorgd waren, moesten wy be antwoorden. Daardoor konden wy niet, zooals b. v. teroeht het geval was by het onderzoek der Spanjaardsbrug, ons vergenoegen met een of meer deskundigen te bonoemen en hun rapport over te leggen, doch hot kwam ons raadzaam voor, twee deskundigen, volkomen vertrouwd met het op zicht over en den bouw van aangenomen werken te raad plegen, daar, waar wy meenden aanmerkingen te mogen maken, en onze eigen meening dus te toetsen aan die van ervaren mannen. De Heeren J. F. Metzelaar, oud-hoofdingenieur by het gevangenis-wezen, en A. C. Vink, president van de Kamer van Koophandel te Utrecht, haddon de goedheid ons met hun ryke ervaring by te staan. De booordeeling der feiten en der cyfers, die wy u zullen voorleggen, zyn dus niet door de deskundigen gegeven, doch het zyn do resultaten van ons onderzoek, getoetst, beoordeeld en juist bevonden door beide bovengenoemde Heeren. Lang niet al hun uit spraken zyn in ons rapport te vinden, doch wat wy aan voeren in de volgende bladzyden werd door hen en ons eenstemmig beoordeeld. Deze wyze van werken had zeker het nadeel van lang v.i:i duur te zyn, daar tweemaal hetzelfde werk gedaan word, doch leverdo o. i. meer waarborg op dat aan don - neenteraad geleverd werd wat gewenscht was, n. 1. een :.*ninis:ratiof en fmantiëel overzicht en voorstel, zonder ;t .en zich v*.:diepte in de beoordeeling van details in do techniek of architectuur. De lezing van dit rapport zal naar wy hopen de leden Uwer Vergaderingovertuigen, dat, zoo ons verslag ook zes maanden uitbleef, er in dien tyd ook heel wat te doen viel. Verder meenon wy te moeten mededeelen, dat door ons by herhaling aan den Gemeente-secretaris gevraagd is alle bescheiden, op den bouw betrekking hebbend, o. a. met name verrekenstaten van het werk, te mogen ontvangen. Met zyne bekende bereidwilligheid heeft hy aan ons verzoek voldaan en wy mogen dus aannemen, dat wy alle bescheiden onder ons hadden (afgezien van die van technischen aard). Op verzoek van Heeren deskundigen hebben wy later nog eens gevraagd of er niet meer was, doch een ontkennend antwoord ontvangen. Konden wy zoodoende de beoordeeling der cyfers en feiten onder deskundige controle opmaken, onze arbeid zoude vruch teloos zyn, als wy de gemaakte opmerkingen niet uit het oogpunt van de verantwoordeiykheid der Gemeente-ambte naren en de rechten der aannemers beschouwden. Ons verslag zal dus in hoofdzaak bestaan uit: I. Eene uiteenzetting van den leiddraad van verantwoorde- lykheid, die ons door het labyrinth van cyfers voeren moet. II. Een kort exposé der cyfers van de raming en de uitvoering. III. Het bespreken der cyfers va:i de byrekeningen, enz. IV. Het bespreken van de wording der verwarmings inrichting. V. Een resumé uit hoofdstuk III. VI. Eon met redenen omkleed oordeel over de leiding en de verantwoordelykheid van den Gemeente-architect. VII. Een gemotiveerd voorstel aan Uwe Vergadering. HOOFDSTUK I. De rockten van den aannemer en de verantwoordelijkheid van de Gemeente en de Gemeente-ambtenaren. Wy hebben hier te doen met twee vragen, wier beant woording ons zal moeten leiden. De eerste vraag luidt: Is de Gemeente rechtens het totale bedrag der byreke ningen verschuldigd? Uitgangspunt van het onderzoek moet zyn Artikel 1646 B. W., dat zegt: „Indien een bouwmeester of aannemer op zich genomen heeft om een gebouw by aanneming te maken, volgens een bestek met den eigenaar van den grond beraamd en vastgesteld, kan hy geen vermeerdering van den pry's vorderen, noch onder voorwendsel van vermeordering der dagloonen of bouwstoffen, noch ondor dat van gemaakte veranderingen of by voegselen, die niet in het bestek begrepen zyn, indien die veranderingen of vergrootingon niet schrifteiyk zyn ingewilligd en over derzelver prys met den eigenaar geen overeenkomst is getroffen." Deze bepaling is niet van openbare orde. Partyen kun nen or desverkiezend van afwijken. Wy hebben na te gaan, of zy dit in het onderhavige geval gedaan hebben. Op dit onderwerp heeft betrekking 102 van het bestek over den bouw dor niouwo Gehoorzaal. Deze paragraaf luidt aldus: „De Directie kan, zoo noodig, afwykingen van dit bestek gelasten. De daaruit voortvloeiende meerdere of mindere kosten worden naar de in de volgende to noemen een heidsprijzen verrokend, tenzy zy meent met den aannemer eene schikking omtrent hot bedrag der kosten to moeten treffen." „De aannemer maakt wekelyks een staat in duplo op van het door afwykingen van het bestek veroorzaakte meer der of minder work, en biedt deze uiteriyk Woensdag der volgende week der Directie ter goedkeuring aan. De prys volgens overeenkomst of eenheidspryzen wordt tevens in dezen staat vermeld. De staten worden door Directie en Aannemer geteekend, terwyi ieder hunner een exemplaar er van bewaart. Afwykingen, niet in deze staten vermeld, kunnen geen aanleiding tot verrekening geven." Nu volgt in 103 de lyst dor eenheidspryzen, en daar achter als laatste alinea: „Onder deze prijzen zyn begrepen de kosten van vervoer, arbeidsloon, steigering zoo noodig, bevestigingsmiddelen, winst onz." Zooals men ziet kan volgens deze „de Directie" zoo noodig afwykingen van het bestek gelasten. Onder „de Directie" is volgens Art. 14 der Algemeene Voorwaarden van aanbesteding van werken of leveringen ten behoevo der Gemeente Leiden, vastgesteld door den Gemeenteraad op 13 Mei 1869 (waarheen ook 86 en 110 van het bestek verwijzen) te verstaan „de Commissie van Fabricage, de gemeente architect of hy, die hem by afwezigheid of verhindering vervangt of aan wien het toe zicht dagelyks of tydeiyk is opgedragen." In al. 2 van dat artikel wordt echter „de Directie" ge noemd „naast" Burgemeester en Wethouders en de Leden der Commissie van Fabricage, terwyl al. 1 zogt, dat het toezicht is opgedragen aan „de Directie" onder recht- streeksch beheer der Commissie van Fabricage. Hier wordt dus de Directie in engeren zin gebruikt en duidt het aan de Gemeente architect met de aan dozen ondergeschikte ambtenaren, (ondor-architect, opzichters). Wy mogen aannemen dat dit ook de zin is van „de Directie" in het bestek (b. v. 87, 90, 91, 92, 96, 97, 99, 104) en ook in 102 boven aangehaald en dat alzoo volgens deze de aannemer verplicht is met afwyking van het bestek zoodanige werken te verrichton, als hem door den architect of den onder-architect, of den aange wezen opzichter worden opgedragen. De aannemer heeft dus ook waar de afwyking eene vermeerdering van koste» zal medebrengen niet te onder zoeken of de genoemde bouwkundigen behoorlyk gemachtigd zyn om de opdracht te doen. Hy wordt door de Gemeente (de aanbesteedster) in 102 van bet bestek verwezen naar de orders van de Directie; hy is aan die orders gebonden en daardoor tevens gedekt. Zoowel de Algemeene Voorwaarden (Art. 21) als het bestek binden echter het ontstaan eener „vordering" tegen de Gemeonte, op grond van werken buiten het bestek, aan ééne voorwaarde, en dat is volgens de Algemeene Voorwaardon een „schriftelijk bewys van de Directie," vol gens het bestek 102 (zie boven) de aanwezigheid van wekelyks opgemaakte staten van meerder of minder werk in duplo, behoorlyk geteekend door de Directie en den Aanr.emor. Deze uiteenzetting leidt tot de volgende conclusie: ,.De gemeente is gehouden aan den aannemer te voldoen het meerder werk, voorkomend op weekstaten, overeenkom stig 102 opgemaakt en geteekend. Zy is daarentegen in geen geval gehouden iets te voldoen voor werken en leve- rantién, die hierop niet voorkomen." In rekening mag zeker niet gebracht worden, wat zonder dagtoekening en onderteokening op de achterzydo van de weekstaten is vermeld. De bepaling van 102 vordert zoo stellig mogelyk de teekening van den staat. De handteeke- ning daaronder geplaatst kan zeker niet geacht worden te betreffen becijferingon op do koerzyde, waarnaar in den staat zelven niet verwezen wordt. Dat deze conclusie geen louter theoretische uiteenzetting, doch voor het onderhavige geval van groot gewicht is, zal later biyken, doch w(j kunnen het nu reeds met een voorbeeld ophelderen, door op te merken, dat achterop weekstaat 57 ongeteekend en ongedateerd eene extra-rekening voor yzer voorkomt ten bedrage van ƒ2441:13. Voor het minder werk moet hetzelfde beginsel gelden. Wordt dit niet op een door den aannemer geteekenden weekstaat vermeld, zoo mag de gemeente hiervoor mets van de aannémingssom aftrekken. Immers, 102 huldigt dit beginsel voor allo afwykingen. Dat in 102 gosproken wordt van het opmaken der staten „in duplo," kan geene andere bedoeling hebben, dan om te voorkomen, dat later oen der partyen willekeurig veranderingen in de staten maakt. Hieruit volgt dat de staten conform moeten zyn en dat een post, behoorlyk voorkomend op céu dor staten, b. v. op die van den aannemer, geen recht geeft tot vordering als de duplicaatstaat ze niet of niet behoorlyk gedateerd en onderteekend bevat. Dit alles heeft betrekking op koston, die de afwykingen, door den architect bevolen, veroorzaken. „In geen geval daarentegen zal de Gemeente posten behoeven te betalen, die op de byrekening voorkomen, als kosten van extra-werk, wanneer het leveringen of kosten betreffen, die onder de termen van het bestek vallen. Zelfs al komen dergeiyke posten voor op geteekende weekstaten," zoo kan daaruit geen recht vour den aannemer voortvloeien. 102 heeft toch alleen betrekking op de „afwykingen" van het bestek en op niets anders van eene extra betaling van bouwstoffen en kosten, die begrepen zyn in de termen ran hot bestek, wordt nergens gosproken. Kon er dan ook sprake zyn van een dergeiyk rocht, dan zoude daardoor feitelijk aan de Directie het recht gegeven zyn, ora door hare goedkeuring van den weekstaat naar willekeur de aannemingssom te verhoogen, door ten tweeden male te laten betalen, wat reeds in de aannemingssom begrepen en daarmee betaald is. De tweede vraag, waarop wy een antwoord hebben te geven, is deze: Was tegenover de Gemeente do architect bevoegd op eigen gezag aan don aannemer werkzaamheden en leveran- tiën op te dragen of te doen opdragen, waardoor de aan nemingssom werd overschreden? En zoo neen, is hy ge houden aan do Gemeente de schade te vergoeden, welke deze hierdoor heeft geleden? Het bestek en de voorwaarden over den bouw der Gehoorzaal zijn, overeenkomstig art. 179 der Gemeentewet, vastgesteld door Burgemeester en Wathouders. De architect heeft volgens art. 5 zyner Instructie het toezicht op de uitvoering van alle gemeentewerken. Waar een bestek is opgemaakt, heeft hij zich by de uitvoering hieraan streng te houden. Dit volgt, reeds implicite uit Art. 1 zyner Instructie, dat hem rechtstreeks onder Burgemeester en Wethouders stelt, van wie het bestek, op welks naleving hy heeft toe te zien, afkomstig is. Het blykt ten overvloede uit Art. 6 zyner Instructie, dat hom oplegt, by afwyking van de bestekken, 't zy in den tyd der levering, 't zy ia het werk zelf, dadeiyk schriftelijk kennis te geven aan den Voorzitter van de Commissie van Fabricage. Geene enkele afwyking van het bestek mag dus de architect op eigen gezag goedkeuren. Dat hy nog veel minder op eigen autoriteit eene afwijking mag „voorschryven," ligt voor de hand. Allerminst mag hy zonder machtiging last geven tot wyzigingen, die verbooging van kosten medebrengen. Dit kan ten overvloede ook nog afgeleid worden uit Art. 11 zyner Instructie, dat hem by uitzondering veroorlooft dage- lyksche geringe horstellingen beneden het bedrag van f 50. (en alleen deze) te bevelen zonder machtiging der Commissie* van Fabricage. De eerste zooeven gestelde vraag moet dus ontkennend worden beantwoord: „tegenover de Gemeente was de archi tect niet bevoegd aan den aannemer werkzaamheden en leverantién op te dragen, waardoor de aannemingssom over schreden werd." Wat de andere helft der vraag betreft, 102 van het bestek stalt de Directie (en dus allereerst den architect) in de gelegenheid voor de Gemeente verbintenissen te scheppen, door afwykingen van het bestek te gelasten. Voor den aannemer geldt (het werd hierboven aangetoond) eene opdracht „door de Directie," als eeno door de Gemeente gedaan. Maakt echter de architect van do gelegenheid, die 102 hem biedt, gebruik, om zonder dat hy hiertoe gemachtigd is de Gemeente te verbinden, dan handelt hy onrechtmatig. Hetzij nien zulk eene handeling wil brengen onder Art. 183S B. W. (verzuim by het volvoeren van een last) of ze, wat ons de meest juiste opvatting voorkomt, wil beschouwen als eene onrechtmatige daad (Art. 1401 B. W.) „altijd is do architect gehouden de schade te ergoeden, die do G-e meente hierdoor lydt. Evenzoo zal de architect aansprakeiyk blyven voor de schade, die hy de Gemeente berokkent door onnauwkeu righeid, slechte contréle of verzuim by de uitvoering van het werk." Aan de hand van deze beschouwingen zullen wy in het derde hoofdstuk de byrekeningen en extra-kosten bespreken. Vooraf echter zal een zeer kort overzicht van de wording der zaak, voor zoover die uit de ons overgelegde stukken blykt, niet onwelkom zyn aan die leden Uwer Vergadering, die zich minder in het byzonder met deze zaak hebben bezig gehouden. HOOFDSTUK II. Korte uiteenzetting van de cijfers der Raming en der Uitvoering. Op 8 Mei 1890 werd door den Raad der Gemeente voor den bouw dor Nieuwe Gehoorzaal een crediet toegestaan van 152,550.— terwijl later op 30 October 1890 die som

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 2