N°. 10011
Dinsdag XI October.
A9. 1892.
Tweede Blad
Leiden, 10 October.
(Deze Bourant wordt dagelijks, met uitzondering
van :Zpn- en feestdagen, uitgegeven.
feuilleton.
Geld alleen maakt niet gelukkig.
*s2 -;.i.vV-s^c^ fl
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leidrn per maanden1.10.
Franco per post1.10.
Afzonderlijke Nommers0.05.
- By de heden gehouden openbare verkoo-
piDg van cokes, in partijen van 100, 50, 10
en 5 hectoliters, waren de hoogste pryzen:
fi2, 22, 4.60 en f 2.30; de laagste:
fi2, 21.50, 4.50 en ƒ2.25.
- Omtrent het gouden huwelijksfeest te
Weimar meldt men vandaar dd. 8 October
bet volgende:
De dag begon met e9ne muziekuitvoering
voor het raadhuis. Des middags had do feeste
lijke inzegening plaats van het groothertoge
lijk paar in de Slotkapel.
Alle hooge gasten waren tegenwoordig.
Kadat do gaston, do officieren gedost in
gala uniform, de dames in kostbare toiletten,
samengekomen waren, begaf het gouden
bruidspaar zich met de vorstelijke gasten
tusschen de op ryen geschaarde genoodigden
door de Diehterkamer naar de Slotkapel. Yoor
hon uit gingen bruidsmeisjes en pages. De
groothertog had den arm geboden aan de
groothertogin. Deze droeg een wit met goud
versierd gowaad. Na hon kwamen hunne
inderen en kleinkinderen. Keizer "Wilhelm
liep tusschen de Koningin-Regentes der
Nederlanden, op wier wit zijden gewaad de
roode band oener Weimarsche orde prykte,
en Koningin Wilhelmina, die evenzeer in het
wit gekleed was. De keizer droeg de roode
uniform vau de Garde du Corps.
De prachtige kapel, welke nog nooit een
gouden huwelijksfeest aanschouwde, straalde
den glans der uniformen en juweelen. Be
halve met een schat van ridderorden, waren
hooge gasten allen mot de herinnerings-
modaille versierd. Als eene bijzonderheid ver
dient nog vermelding, dat de Bijbel, die op
't altaar prijkte, en het kruis met Christus
beeld, daarachter aan don wand bevostigd,
geschenken waren, welke het groothertogelijk
paar by gelegenheid van zijn zilveren jub loum
van wijlen Keizer Wilhelm ontving.
De stoet van ruim 40 vorsten en vorstin
nen schrood, vóór en na den gang naar 't
altaar, statig door de beroemde dichterzalen,
waar alles van Weimars grootheid op hot
gebiod des geesteslevens spreekt
In de kapel knielde het bruidspaar op eene
kleine bank en daarop hield do hofprediker
dr. Hosse zijne toespraak, waarin hij het
gouden paar vergeleek bij de apostelen, die
twee aan twee door Jezus uitgezonden worden
om hot evangelie te verkondigen on overal
te brengen. „Daarom"', zei de redenaar,
„brengen wij heden het gouden paar onze
hulde on de verzekering van onze trouw.
Sedert hunno verooniging gingen 50 jaren
voorbij, welke getuigen waren van liefde,
welke verdraagt, gelooft, hoopt en duldt.
Liefde tot het evangelie blinkt sedert eene
halve eeuw als een schitterend edelgesteente
in beider vereenigde kroon. Beiden hebben
Schillers woorden nagevolgd: „Wat gij van
uwo vaderen geërfd hebt, laat dat ook uw
eigendom worden". Bij den terugblik op dit
leven, donken wij er aan, wat God gedaan
en gegeven heeft; welke zegeningen ver
spreid werden, en wij zijn dankbaar voor
deze onverdiende barmhartigheid. Daarom
looft het gouden paar God en zwijgt over
eigen daden.
„Maar wij weten, wat zij gedaan hebben,
t. w. de welvaart bevorderd en het christelijk
bewustzijn in het familieleven opgewekt. Een
voorbeeld zy'n zy geweest. Zy hebben kunst
en wetenschap beschermd en Gods geboden
gehouden. Yoor dit alles brengt hun hot volk
dank."
De predikant eindigde met den wensch, dat
God ook verder hen zegenen zou.
Hierop volgden het roerende gebod, het
ipzegeningsformulier en klokgelui. Na afloop
van den dienst, welke door schoon koorgezang
werd begeleid, werd in de „Dichterskamer"
eene receptie gehouden.
Aldus had do defileercour plaats.
In de beroemde witte zaal had het hooge
echtpaar plaats genomen en 'in eene lange,
onafgebroken ry trokken thans langs hen
hoen, om, gelyk de Hofterm luidt „mit stum-
mer Verbeugung", hunne gelukwcnscben te
brengende gezanten by hot Groothertogeiyk
Hof, de gezanten van vreemde Hoven, hot
Staatsministerie, het bureau van den Landdag,
allen met hunne damesde dames met
„Exellenz-rang", de genoraals en heeren met
„Exellenz-rang", de deputaties van vreemde
officieren, curatoren der universiteit, buiten*
landscho deputaties, Duitscho en Weimarsche
deputaties, enz.
Om 4 uren was de defileercour afgeloopen.
Des avonds had in het groothertogelyk
paleis het groote feostmaal plaats, waar 300
personen aanzaten, w. o. 44 vorsten.
De keizer zat naast de groothertogin, aan
zyne rechterzyde was de Koningin-Regentes
gezeten, die het lint droeg van do Weimar-
orde van den Witten Valk. De keizer voerde
herhaaldelyk een zeer levendig gesprek met
do Regentes, aan wier andere zyde de groot
hertog van Baden was geplaatst.
Koningin Wilhelmina zat tusschen den
gouden bruigom en den koning van Saksen.
Ook de kinderen uit de Groothertogelijke
familie nemen aan het gala-diner deel. De
verdere gasten zaten aan in de Karl August-
on Spiegel-zalen.
De prachtige menu's, met gouden letters
op blauw karton gedrukt, droegen de wapens
der feestvierende Vorsten en de jaartallen
1842-1892.
Keizer Wilhelm nam het eerst het woord
en zoide ongeveer„Veroorloof my, de ge
zondheid van het hooge echtpaar te drinken en
de innige wenschen van de hier verzamelde
gasten in deze bede saam te vattenMoge
de goede God u nog zeer lang sparen tot
ons geluk, tot vrode des lands en tot heil
des volks."
De groothertog dankte voor deze wooraon
en dronk eerst op den keizer, daarna op onze
jeugdigo Koningin, op den koning van Saksen
en op de andere bevriende vorsten, die aldaar
tegenwoordig of door hunne gezanten vertegen
woordigd waren.
De maaltyd werd opgeluisterd door muziek
en gezang. O. a. werden de Duitsche en de
Weimarsche volksliederen uitgevoerd.
Na den maaltyd reden de vorstelyke per
sonen, die in de schitterend verlichte straten
zeer levendig weiden toegejuicht, naar den
schouwburg, waar in lovende beelden eenige
tafereelen uit de geschiedenis van Thuringen
en uit die van Nederland worden vertoond.
Van de vele onderscheidingen, welke by
gelegenheid van het feest werden uitgereikt,
dient nog vermeld de benoeming tot ridder
in de Weimarsche orde van don Witten Valk,
wan de heeren jbr. S. M. S. De Ranitz, part.
secr. van do Regentes, jhr. W. F. H. Van
de Poll, adj. van H. M. de Koningin, en jhr.
mr. P. H. Gevers Deynoot, referendaris aan
hot kabinet der Koningin.
De Regentes benoemde de officieren dor
oerewacht tot ridder der Oranje Nassau orde,
terwyl vele hof officianten do medaille ont
vingen of geschenken.
Aan de beide pages, die den vorigen dag
aan het gala-diner der Regentes toegevoegd
waren, zonen van don hofmaarschalk Von
Hadeln, schonk zy ieder een gouden hor
logeketting.
Te "Weimar woonden g'steren, Zondag, alle
vorstelyke personen den dankstond by m do
Stadskerk.
Koningin Emma reed met den Duitschen
keizer naar de kerk.
Het groothertogelyk© paar, dat in een open
PRIJS DER ADVERTENTLEN
Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer /"0.17J.
Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor hot
incasseeren buiton do stad wordt ƒ0.05 berekend.
rytuig gezeten was, werd door de bevolking
met hartelyke geestdrift begroet.
Koningin Wilhelmina was niet in de kerk
aanwezig.
Onze Koninginnen worden 15 dezer to
Steinfurt verwacht. Zy zullen daar een paar
dagen de gasten zyn van de zuster der Regen
tes, de Vorstin van Bentheim Steinfort.
De Koningin woonde Zaterdag-avond ook de
comedievoorstelling niet by. Maandag halfelf
reizen de Koninginnen af; te Cassel wordt
van gevolg gewisseld en te 3.29 zal men te
Arolsen aankomen.
Uit Weimar wordt verder dd. 9 October
aan het „A. H." gemeld
Heden werd onder begunstiging van friscb,
mooi weder de geschiedkundige optocht ge
houden. De stoet was schitterend. Op GD
wagens werd in zinnebeeldige voorstellingen
een denkbeeld gegeven van de belangrijke
geschiedenis van het groothertogdom. Omringd
door oen groep van jagers te paard, gingen
Lodewyk de Saliër en Lodewyk de Heilige
voorop. Tooneelen uit de geschiedenis van
don Wartburg volgden. Men zag daarby Luther
in zyn cel, tafereelen uit de hervorming, de
verlossing uit de gevangenis van keurvorst
Jan Frederik, voorgesteld door de studenten
van de universiteit te Jena. Een volgonde
groep, van de voorgaando door voetknechten
gescheiden, omgaf hertog Bernhard van Saksen-
Weimar, den beroemden held uit den 30-jarigen
oorlog, die ook in Holland in den 80-jarigen
kryg streed. Onmiddellyk daarna volgden
tafereelen uit den bloeityd van Holland onder de
prinsen van Oranje, waarby de Nedorland6cho
kunst op een grooten zegewagen word voor
gesteld. Belangwekkend ook was de afdeeling
met figuren uit de gedichten en tooneelwerken
van Goethe en Schiller, en figuren uit den
tyd der vriendschap tusschen hertog Karei
August en Goethe, oen groep, welke door
de standbeelden der beide groote dichters
besloten werd.
In den stoet liep ook een aantal horauten
mot do wapenschilden van Saksen-Weiraar
en van de Oranjes. Aan het slot kwam de zege
wagen der stad, omgeven door gemeenteraads
leden mot den burgemeester aan het hoofd,
van jonge meisjes met palmtakken en manden
vol bloomen.
Het gouden bruidspaar en hunne hooge
gasten schepten byzonder veel behagen in
het schouwspel. Men kon het keizer Wilhelm
aanzien, dat hy zich goed amuseerde. Als
bewys zyner ingenomenheid schonk hy aan
den ontwerper Von Cranack zyn portret.
110.)
De heer Von Ostemau had op dien avond
nog een verhoor te ondergaan, eer hy zich
ter ruste kon begeven; hy moest voor zyne
vrouw biechten. Zy toch had recht te weten,
wat dat plotseling verlof van den gouverneur
en diens bezoek aan een oom, waarvan men
te voren nimmer iets gehoord had, betee-
kenden. De heer Von Ostemau kon niet
anders, hy moest haar den brief van den
predikant Widraan en zyn onderhoud met
Pechmayer rnededeolen. Hy deed dit dan
ook, tegeiyk daarby als zyne vaste over
tuiging uitsprekende, dat de gouverneur een
rechtschapen man was, en mededeelende welk
eon groot bewijs van vertrouwen hy dezen
geschonken had, door hem het invorderen
van den wissel te Breslau op te dragen.
Mevrouw Von Ostemau deelde niet in het
groote vertrouwen, dat door haren echtge
noot in den gouverneur gesteld werd.
„Ik vrees", zeide zy hoofdschuddende, „dat
8Ü u weder eens door uwe grenzenlooze
goedmoedigheid hebt laten vervoeren. Frits,
zoudt go die opaic ht maar niet liever torug-
nemen? Tien duizend mark is eene aan-
zienlyke som, welke een armen gouverneur,
een mensch, dat, gelyk wy thans weten,
hartstocht voor het spel heeft, licht in ver
zoeking zou kunnen brongen. Neef Albrecht
kon morgen naar Breslau gaan of wel een
van do beide opzichters."
„Dat zou thans, daar de opdracht eenmaal
gegeven is, eene beleediging voor den heer
Pechmayer zyn, een bewys van wantrouwen,
hetwelk ik hem niet zou durven geven.
Misschien was ik onvoorzichtig, maar het is
eenmaal geschied en het moet daarby biy ven."
Geheel gerustgesteld was intusschen de
heer Von Ostemau niet; de bezorgdheid zyner
vrouw wakkerde die, welke hy gekoesterd
had, opnieuw aan. Hy sliep des nachts slecht
en den volgenden morgen ontwakonde, ge
voelde hy zich zóó vermoeid, dat hy, niet
tegenstaande het heeriyke zomerweder, buiten
staat was zich naar den tuin of zyne lan-
deryen te begeven. Hy moest in zijn leunstoel
aan het venster blyven zitten.
Mevrouw Von Osternau en Lize hielden
hem gezelschap; maar zy konden do droeve
stemming niet verdryven, waarin hy, deels
door de verplichting in de kamer te moeten
blyven. deels door zyne bezorgdheid, verkeerde.
Hij moest steeds opnieuw denken aan den
gouverneur Pechmayer en ook aan het feit
of deze den wissel te Breslau wel zou ont
vangen en het geld getrouw verantwoorden.
Tegen elf uren des voormiddags kwam de
luitenant, die van een rytoer naar do lande-
ryen terugkeerde; het scheen hem niet aan
genaam te zyn Lize en mevrouw Von Ostemau
by zyn neef te vinden. In het eerste oogen-
blik was hyzelf ietwat verlegen, maar her
stelde zich spoedig.
„Ik kom op dozen ongewonen tyd by u,
neef Frits, ten einde een verlof voor eenige
dagen te vragen. Wanneer ik eene u bekende
aangelegenheid in orde wil brengen, dan
moet dit persoonlyk geschieden; het is dan
noodzakeiyk dat ik voor eenige dagen naar
Berlijn ga."
„Gy weet dat ik uwo vryheid nimmer aan
banden leg", antwoordde de heer Von Oster
nau vriendeiyk, „en in dit geval wensch ik
zulks nog minder te doen, daar ik slechts
wenschen kan, dat gy zoo spoedig mogeiyk
tot uw doel komt. Wanneer wilt gy ver
trekken
„Indien het u goed is, na afloop van hot
middagmaal! Ik wil met den nachttrein naar
Breslau gaan, om morgen te Beriyn d?n ge-
heelen dag voor my te hebben."
„Het is my volkomen goed. Ik wil u alleen
nog verzoeken reeds morgen, en wel zoo
vroeg als mogeiyk is, een bezoek aan oom
Gastrow te brengen. Ik weet dat gy met uw
oom op eenigszins gespannen voet staat en
hem daarom niet gaarne bezoekt, maar in dit
geval zult gy my genoegen doen door eene
uitzondering te maken. Er is my zeer veel
aan gelegen, dat gy by oom Gastrow per
soonlyk inlichtingen vraagt hoe het met
Bertha's aangelegenheid geschapen staat, of
men van den verdwenen heer Von Ernau
reeds iets gehoord heeft, en of de praatjes
in de gezelschappen ©enigermate hebben op
gehouden. Gy schryft my dan morgen wel
dadelyk hetgeen gy vernomen hebt."
„Dat zal niet noodig zyn. Ik kan u, ook
zonder oom Gastrow bezocht te hebben, het
nieuwste mededeelen en moot u om vorschoo-
ning verzoeken, dat dit nog niet door mij
gedaan is. Ik wilde u gisteren vertellen het
geen ik eergistermorgen voor myn vertrek
uit Beriyn op bet station, waarheen een oud
vriend my vergezelde, gehoord heb, maar ik
was zóó opgewonden, myn geheele denkver
mogen was, gelyk u begrypen zult, zóó ge
heel door myne eigen zaken in beslag ge
nomen, dat ik die van Bertha geheel ver
geten heb.
Wordt vervolgd.)