r:a. 10009. Zaterdag 8 October. A°. 1892. <§eze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Feuilleton. Geld alleen maakt niet gelukkig. LEIDSCI DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommere0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÉN: Van 1—6 regela ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor het tnoasseeron buiten de stad wordt ƒ0.05 berekend. Gmengd Nleuws. Omtrent de ongeregeldheden te Alkemade, alwaar de kermis op last van het gemeentebestuur is geschorst, wordt ons van daar door een inwoner en ooggetuige (niet door onzen gewonen correspondent) het na volgende gemeld: „Sedert eenige dagen is de rust in onze anders zoo vreedzame gemeente totaal ver stoord, doordat burgemeester en wethouders alhier verleden week besloten hebben de kermis niet te doen doorgaan, wegens het heorschen van cholera in het naburige Zwam- merdam. Onze burgerluitjes, hierover in 't geheel niet content, trokken zure gezichten op het hooren van deze treurmare, welke ontevredenheid zich al spoedig openbaarde door het onstui mig rumoer des avonds, wat we hier anders niet gewoon zjjn. Dit nam van dag tot dag toe en veranderde allengs in het uitvoeren van baldadigheden, zoodat de politie het al gauw te kwaad kreeg met deze overmacht, die al meer en meer aangroeide door den toevloed van personen uit omliggende dorpen, die hierheen waren gekomen expres met het doel om de orde te verstoren. Maandag-middag werden zelfs by enkele gegoede ingezetenen de ruiten door de onrust stokers ingeworpen, de lantaarns uitgedraaid en vernield en ging de brutaliteit der bevol king zoo ver, dat men het verkeer verbrak door het opbreken der bruggen, welke alhier in grooten getale aanwezig zyn, om de verbin ding tusschen de verschillende gedeelten van het dorp en de erven der bewoners mogelyk te maken. De burgemeester, thans ten einde raad, be sloot in overleg met het gemeentebestuur de hulp der militairen uit Leiden in te roepen, die hiertoe per telegram werden gewaar schuwd. Dat men van de komst dezer krijgs macht bewust was, liet zich gemakkelijk aan zien, daar de gemoederen opgewondener waren dan voorheen. Alzoo arriveerde alhier Maandag-avond te ongeveer zeven uren eene kleine militaire macht, gecommandeerd door een luitenant. Honderden bewoners hadden by de komst daarvan post gevat naby het Raadhuis, alwaar de drie rijtuigen, beladen met „zonen van Mars", stilhielden en door den burgemeester werden ontvangen. Na een klein onderhoud met den comman dant besloot ZEA., vergezeld van deze macht, liet dorp door te wandelen, ten einde mogelijk hierdoor het volk ontzag in te boezemen. Maar jawel, daar hadt je me het lievo leventje gaandeGevolgd door eene schreeu wende en zingende, onafzienbare menigte, trok die stoet plechtig door onze gemeente, overal onthaald op de fijnste liederen, meest allen doelende tegen onzen geachten Burgervader» die al deze baldadigheden en belèedigingen met de grootste kalmte en verdraagzaamheid aanhoorde. Zoo hoorde men o. a. zingen Hop, hop, hop, Hop, hop, hop, Hang den Burgemeester op! Kermis moet er wezen! Kermis moet er zijn! en meer dergelijke fraaiheden. De afgebroken bruggen werden gedeeltelijk door de soldaten hersteld en enkele ophaal bruggen neergelaten, waarby het der politie gelukte een paar belhamels te arresteeren, die waarschijnlijk oorzaak waren geweest van het wegnemen der planken van de bruggen. Terwijl dit plaats vond, kregen onze sol daten eene beurt, daar de menigte thans als uit één mond zong: De militairen moeten bruggen maken, Hi, ha, hol Zoo trok de stoet langzaam door de ge meente, overal het grootste kabaal verwek kende, terwyl van de zyde der gewapende macht niets werd gedaan, aangezien de Burge meester het niet raadzaam vond middelen van geweld te gebruiken, om de menigte tot be daren te krygen. Alleen was men thans on tevreden over het arresteeren der drie per sonen, zoodat de gemoederen nog onstuimiger werden en men algemeen op luiden toon de vrijstelling dezer personen vorderde, waaraan door ZEA. werd voldaan met den last, dat ieder zich naar huis of naar de herberg moest begeven. Hierop ging de menigte uiteen en werden de militairen (het was nu ongeveer middernacht) gedeeltelijk ingekwartierd, terwyl een ander deel de wacht hield. Later in den nacht werden nog eenige ruiten stukgeworpen en op verschillende plaatsen de kinderachtig ste baldadigheden uitgevoerd, zoodat men op sommige gedeelten van het dorp de hulp der overheid moest inroepen, waaraan echter door den Burgemeester niet werd voldaan. Het scheen wel dat Z.EA. iets anders ver wacht had van de militaire vertooning, althans de soldaten behoefden na middernacht niet weer te patrouilleeren en konden rustig bin nen blyven. Tot ongeveer halfvier des morgens ver toonden zich nog hier en daar troepen burgers, die al zingende van de eene kroeg naar de andere trokken en door hun zingen: „de Infanterie moet zakjes plakkenweinig respect voor deze macht schenen te hebben. In den morgen van den 4den October be sloot de Burgemeester na ryp beraad met zyne Raadsleden en op aandringen van eenige ingezetenen de infanterie te laten vertrekken, waaraan ongeveer te II uren werd voldaan. Wat betreft de menigte deze kreeg haren zin, want er werd tevens besloten de kermis zoo spoedig mogelyk te laten doorgaan. Hiermede is alzoo de rust in ons vreedzame Alkemade voor een groot deel gelukkig terug gekeerd. Of die kalmte stand zal houden ge durende de kermisdagen, is voor velen nog eene ernstige vraag. Wy maken onze lezers attent op de annonce van de firma Draisma Van Valkenburg, te Leeuwarden, wier inzending van levertraan op de Sporttentoonstelling, afdeeling visschery, te Scheveningen, met de gouden medaille werd bekroond. Men meldt uit Vleuten, dd. 5 Oct.: Heden had hier aan het „huis De Haar", dat, zooals bekend is, in herbouw is (een herbouw, die ongeveer 5 jaren duren zal) een treurig ongeluk plaats. Te halfelf hedenmorgen stonden bij een stuk oud muurwerk op eene 5 meter hooge stelling byeen de heer Swanink, van Utrecht, uitvoerder van 't werk (namens den aannemer, den heer Van Straaten, te Utrecht), de op zichter, wonende alhier, en een metselaar, van Harmeien. De laatste had in last den muur door te bikken; toen hy voor een groot deel daarmee gereed was, begon de muur te wankelen, doordien een stuk metselwerk, hetgeen, ter grootte van 1 kub. meter, daar achter verborgen was, door verlies van steun kwam overzetten. De metselaar kreeg dezen steenklomp op het hoofd, waardoor hy ter stond gedood werd; de opzichter viol met de instortende stelling op den grond en bekwam verscheidene ernstige verwondingen, terwyl de heer Swanink nog gelegenheid had, zich door een sprong van de 5 meter hooge stelling te redden; enkel was zyn been gekneusd. Het lyk van den metselaar is naar Har- melen vervoerd, de gewonde opzichter naar zijne woning op 't werk, de heer Swanink naar Utrecht, waartoe de kapelaan derR.-K. gemeente zich met de meeste welwillendheid beschikbaar stelde. De toestand van den heer S. was gelukkig zoo weinig ernstig, dat by zich den volgenden morgen weer naar 't werk begeven kon. Alle werklieden by dit werk zyn verzekerd tegen ongelukken. INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur! Zoudt u zoo goed willen zyn voor onder staande regelen een plaatsje in Uw veelgelezen blad te willen inruimen, wellicht kan het nog eens zyn nut doen. Met belangstelling las ik in Uw blad van heden de officiëele kennisgeving van den Burgemeester der oude Sleutelstad, waarby ZEd.Achtb. de lotelingen dier gemeente ernstig en dringend uitnoodigt zich by ge legenheid der loting geheel te onthouden van bet gebruik van sterken drank. Na het ge lezen te hebben, dacht ik zoo by my zeiven: ware het niet radicaler geweest, ter voorko ming van dronkenschap, vechtpartyen, enz., om het bevel uit te vaardigen dien dag alle kroegen te doen sluiten en alzoo het vergun ningsrecht buiten werking te stellen? Hier door zou zeker het oude gezegde „beter te voorkomen dan te genezen" ten ^olle bewaar heid worden en de goedkeuring van de vrede lievende burgery om niet van de blydschap der ouders van de lotelingen te gewagen, daardoor aller sympathie weggedragen heb ben. Nog kortelings heeft men het Ontzet van Leiden mogen gedenken en onbeschryflyk was de vreugde, toen men verlost werd van het Spaansche juk. Niet minder groot zal eenmaal zeker de vreugde van ons vrjjge- vochten Nederland zyn, indien de tyd weldra is aangebroken, dat van dien grooten ver woester van ons land en volk (den Drankgod) zyne alles vernielende macht is gefnuikt en de verbodswetten evenals in eenige Staten van Amerika hunne kracht uitoefenen, waar door het vergunningsrecht niet meer wordt gewettigd, waaraan thans voor drie-vierden der misdaden is toe te schryven en al onze Ryks- en Krankzinnigengestichten en gevan genissen (paleizen) er overbevolkt door zyn. Niet de cholera, neende sterke drank is de geesel des volks in Nederland. U dankzeggende voor de opname, Hoogachtend, Leiderdorp, Uw dw. Dienaar 6 October 1892. P. Van Rhijn. 104.) U hoogwelgeboren zou, door aan mijn ver zoek te voldoen, my tot de hoogste dank baarheid verplichten. Met de verzekering mijner hoogachting, noem ik mij uw hoogwelgeboren dienstwillige dienaar Widman, predikant te Wermersdorf." „Een recht opwekkend schrijven", zeide Egon, toen hy den brief gelezen had en zijne gewoonte volgde om zachtjes in zichzelven te spreken; „zeker zal de brief, dien ik heden avond ontving en nog ongeopend in den zak draag, eveneens van Widman zijn." Hy bracht het schrijven te voorschijn en las dit. Egon had juist geraden, de brief bevatte bedreigingen van Widman tegenover zijn neef, wanneer deze weigeren mocht jaarlijks twee honderd thalers van zijne verdiensten aan de voldoening van de schuld op te offeren. Egon frommelde den brief in elkanïer. „Gottlieb Pechmayer heeft dan voor de derde maal zjjn geld verspeeld", mompelde hij. „Die man is niet te helpen; men moet hem aan zijn lot overlaten. Hjj schijnt dit zelf wel in te zien, anders had hij nog wel eens eene poging gewaagd, om mi) ten der den male te bewegen hem ter hulp te komen Nog eens las Egon den aan den heer Voji Osternau gerichten brief, welke hem veel zorgen baarde. Wat zou h(j morgen aan den heer Von Osternau zeggen? In diens oogen toch was hy de werkelijke Gottlieb Pechmayer, de ondankbare neef van den predikant, de hartstochtelijke speler, die willens en wetens het hem door zijn oom toevertrouwde geld teruggehouden had. „Ik wil niet verhelen dat de brief mij in de goede meening, welke ik omtrent u koes terde, geschokt heeft", had de heer Yon Osternau gezegd en zeker was hij daartoe volkomen gerechtigd. „Het wordt ten hoogste tyd om aan de door mij begane dwaasheid een einde te maken", fluisterde Egon. „Ik moet weg uit dit hui», moet mij onttrekken aan de betoo- vering, welke m(j gebannen houdt." Reeds dikwijls had h(j in de laatste weken hetzelfde voornemen gekoesterd. Bijna dage lijks was hy, des avonds nadenkende over hetgeen den afgeloopen dag door hem be leefd was, tpt het besluit gekomen zich te ontwringen aan de banden, welke hem om kneld hielden; maar wanneer hjj dan den volgenden morgen zjjn besluit tot uitvoering zou brengen, was hem dit onmogelijk. Ja, een tooverdwang rustte op hem en hield zijne ziel gevangen, zonder dat hjj wist hoe het mogelyk was zich daarvan to ontlasten. Wanneer hy aan Bertha dacht, wanneer hare byzonder schoone gestalte zyne verbee! dingskracht prikkelde, was het alsof het bloed hem sneller door de aderen vloog, zyne gedachten in de war geraakten, zyne ziel door een brandend verlangen vervuld werd. Slechts eenmaal wenschte hy haar in zyne armen te kunnen sluiten, haar, die hy op zoo dwaze wyze boleedigd en versmaad had. Maar op dezen wilden roes van verrukking volgde steeds eene kwellende ontnuchtering, wanneer hy dacht aan menige uitdrukking van Bertha, welke hem vergunde een diepen blik in hare ziel te werpen. Dan gevoelde hy zich plotseling vreoselyk koel en teruggetrokken, dan kwam een ander lieflyk beeld voor zyn geest; dan zag Lize hem aan met oogen, waarin diepe smart, maar ook de hoogste liefde te lezen viel. Aan Lize dacht hy nooit met stormachtig verlan gen; hy gevoelde zich verheven, veredeld, wanneer hy in gedachte zich met haar bezig hield. Zy kwam hem voor als de goede engel, die hem gered had uit de ellende van zyn vroeger leven, in welke de booze engel, met de vurige, donkere oogen hem weder zocht terug te trekken. Beminde hy Bertha? Beminde hy Lize? Hy wist het niet. Bertha oefende op hem een duivelsch geweld, Lize eene machtige betoovering uit. Zyne ziel streed tusschen haar beiden een Stryd, welke hem zyne rust ontroofde, zyn wil onderdrukte, hem ongeschikt maakte tot een vast besluit te komen. Wellicht zou het toeval hem verlossing brengen. XV. De heer Von Osternau had een slechten nacht gehad. De brief van den predikant Widman had hem meer opgewonden dan hy zichzelven wel wilde bekennen. Had hy met zyne trouwe levensgezellin over de zaak kunnen spreken, dan zou hy wel spoediger tot rust gekomen zyn, maar hy wilde dit niet doen, vreezende dat me vrouw Von Osternau in den brief van den predikant Widman gronden zou vinden tot herhaling van den reeds geuiten wensch, om

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 5