feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zpn- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
Feuilleton.
(iclil alleen maakt niet gelukkig.
M. 9975.
Dinsdag 30 Augustus.
A°. 1892.
LEI I) SC II
DAGBLAD.
PTIIJS DEZER COURANT:
7oor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.48.
Afzonderlijke Nommera.n 0.06.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1—6 regols 1.06. Iedere regel meer ƒ0.17J.
Grootero lottere naar plaatsruimte. Voor hot
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berokond.
Gemengd IVleuww#
Waren er ln de vorige wGek
hier vele ongelukken te vermelden, de nieuw
ingetredene is ook weer begonnen met een
allertreurigst voorval.
In den ochtend van gisteren vernamen
de Rijksveldwachter J. P. L. en de gemeente
veldwachter D. M., te Leiderdorp, zoo deelt
men ons mede, dat op de Zijl nabij de vroe
gere Driegatenbrug een ongeluk was gebeurd.
Op het vernemen dier jobstijding togen zij
naar de vermelde plaats aan het gisteren
zoo woeste water en ontdekten aan de over
zijde van den weg een bootje, getuigd met
zeil, fok, enz. Met twee personen, die hun
bootje ter beschikking stelden, begaf men
zich gezamenlijk, onder storm en regen,
naar den anderen oever en tuigde het. zeil
bootje af, met het doel te zien of de daaruit
gevallen persoon zich soms ook in het riet
bevond, hetgeen bleek niet het geval te zijn.
Daarom ging men vervolgens tot visschen
over, krachtig bijgestaan door den inmiddels
gekomen vader en den teruggekomen broeder
van den drenkeling. Die broeder was er goed
afgekomen en was zijn vader gaan halen,
volgens onzen berichtgever. Die pogingen
hadden echter niet het gewenschte resultaat.
s Middags gingen dezelfdo personen weder
dreggen, thans door velen met een groot aan
tal bootjes bijgestaan, tot eindelijk en wel
met het vaartuig.ie, aan boord waarvan hot
ongeluk was geschied, des avonds te acht
uren hot lijk van den 19 jarigen C., woonachtig
te Leiden, aan de üiterstegracht, werd op
gehaald.
Afgaande op het oordeel van een ooggetuige,
komt alle lof toe aan de beide veldwachters
on de anderen, die naar den drenkeling ge
zocht hebben, al mochten hunne eerste pogin
gen, te midden van het ruwe weder, niet het
gewenschte gevolg hebben. Vader en broeder
werkten ook krachtig mede.
Het was gisteren geen weer om voor lief
hobberij te gaan zeilen, vooral niet voor minder
geoefenden^ die onder het zeilen zich met
nog iets anders, dat met visschen in verband
staat, willen bezighouden. En ondanks dat
guro weer, dat de Z\jl opzweepte, waren
gisterochtond nog knapen op dat water voor
hun plezier aan het roeien, die echter door
don genoemden Rijksveldwachter werden weg
gejaagd naar kalmer terrein, voordat dit on
geluk een der gebroeders C. overkwam.
Opgave van het vervoer en de
opbrengst van den Rijnlandschen Stoomtram
weg gedurende de maand Juni 1892Reizigers
aantal 28,153; opbrengst ƒ3964.36goederen
en diversen ƒ461,135. Totaal 4425.495.
Van 1 Januari tot ultimo Juni 1892Reizi
gersaantal 145,664opbrengst 19,707.21goe
deren en diversen 2899.505. Totaal 22,606.715.
Per dagkilometer bedraagt dit ƒ13.80.
Men meldt uit Rotterdam:
Ockeloen, die als vermoedelijke dader van
den moord, op den politio-agent Van den Berg
gepleegd, gearresteerd was, heeft, na lang
ontkend te hebben, ton slotte aan den rechter
commissaris bekend den moord geploegd te
hebben.
Gevraagd waarom hfj eerst halsstarrig ont
kend had, moet hjj geantwoord hebben, dat
hy aan „de ploerten uit de Meormansstraat"
(de politie van het in die straat gevestigde
bureel) niets had willen zeggen.
Ockeloen, een ongeveer 23-jarig jonkman,
was een der y verigste colporteurs van „Recht
voor Allen" en andere geschriften der sociaal
democraten. In die betrekking kwam hy
herhaaldelijk in aanraking met de politie, die
echter veelal alleen moest optreden om hem
te beschermen tegen het straatpubliek, dat
steeds geneigd was om Ockeloen (die mis
maakt is) in de maling te nomen, als hy
zich met zyne socialistische geschriften op
de publieke straat vertoonde. By alle socialis
tische standjes te Rotterdam kon men Ockeloen
steeds vinden, en hij was eon trouw bezoeker
van de vergaderingen.
"Welke beweegreden hy voor de misdaad
heeft opgegovon, is nog niet bekend.
Zaterdag-middag te drie uren
had in de sluis van het Westerkanaal te
Amsterdam een hoogst droevig ongeluk plaats.
Een spelend kind viel van den sluismuur in
het diepe water en zonk onmiddollyk weg.
Een omstreeks 40 jarig werkman, Gerrit
Roest, die in de onmiddellijke nabijheid aan
het hout lossen was, sprong terstond hot
kind na, maar verdween eveneens.
Een andere man, die beiden nasprong, werd
slechts met veel moeite gered. De eerste
drenkelingen werden later opgehaald, maar
alle pogingen om do levensgeesten weder op
te wekken, bleken vruchteloos. Gerrit Roest
was verdronken met de kleine, welke hy zoo
zelfopofferend had willen redden.
Een mislukte aanslag. Voor
een paar dagen vond een koopman te Har
molen achter zijne woning een keurig met
marmerpapier beplakt kistje. Voorzichtigheid
was by hem sterker dan nieuwsgierigheid,
en hy bezorgde de doos by de justitie, die
er ook respect voor had en haar, vóór ze i
open te maken, 24 uren in het water liet
liggen. Bij opening bleek werkeiyk, dat men
goed gedaan had met zoo voorzichtig te
wezen. In 't kistje bevond zich een tweede,
gevuld met buskruit, terwyl er zich een
middenstuk in bevond, dat op verschillende
plaatsen luciferskoppen bevatte, zóó geplaatst,
dat een mede daarin aangebrachte wry ver zo
by het langs schuiven moest doen ontbranden.
Dat langs schuiven werd bevorderd door een
trekker van yzerdraad, even buiten 't buitenste
kistje uitstekende. Ware dus hieraan getrok
ken, dan was eene gevaarlijke ontploffing
daarvan het gevolg geweest. De zaak heeft
in 't dorp heelwat beweging en schrik gegeven.
Een kanaalwerker te IJmuiden
is plotseling overleden ten gevolge van een
zonnesteek.
Op het strand by Grevelingen is
oen ileschjo gevonden en aan den Holland-
schen consul te Duinkerken overhandigd,
waarin zich een briefje bevond met den vol
genden inhoud:
„Dit flesscbje heb ik in het water op de
trugrys van fransch van sisko geg.er zit
50 gulden in myn kist, die heb ik achterge
laten en ben zoo over boord gesprongen.
Ze waren Wie het vindt zal wel begrypen
waarom. Want Mijn naam is
van plan Jozef van Peinklok.
om my
to vermoren.
Op do keerzyMoeder Vaarwel,
u hobt my over 2 jaar
voor het laatste gezien,
God zegene my ouderlyk huis
Vaarwel voor eeuwig
Vaarwel
voor u
Moeder
Oud 17 jaar ben ongelukkig
Over boord gesprongen
in het jaar 1870."
De evangelist te Duinkerken verzoekt allen
Hollandschen bladen dit over te nemen, daar
wellicht door ruime bekendmaking een geheim
kan worden opgehelderd, dat de schuldigen
op den bodem der zee begraven wanen.
Of zou het eene „aardigheid" geweest zyn?
Professor Henry Nettleship}
uit Oxford, is by eeno bestijging van den
Mont-Blanc, waarby twee gidsen hem ver
gezelden, door ruw weer overvallen, waar
door men de hutten niet kon vinden en een
dag en nacht in een sneeuwstorm ronddwaalde.
De professor is van koude en ontbering be
zweken. De dood van dezen geleerde wordt in
Engeland zeer betreurd.
Hot naar Zuid-Afrika via Ham
burg bestemde stoomschip „Anglian" der
Unioniyn zal Hamburg niet aandoen. De daar
liggende goederen worden naar Rotterdam
overgebracht en aldaar geladen.
Volgens de „Dóbats" zyn te
St.-Petersburg in een groot heerenhuis eenigo
duplicaten ontdekt van de Raphaels te Hamp
ton Court. Hoe deze naar Rusland verzeild
zyn, is niet bekend. De eigenaar vraagt er
71/, millioen franken voor.
Een gruwelijke moord wordt
uit Annecy gemeld. Te Rumilly woonde eene
wees by hare getrouwde zuster in en zou
over eenige dagen zelve in het huwelijk treden.
De zuster en haar man, opdat haar erfdeel
hun niet zoude ontgaan, besloten haar te
dooden. Op het oogenblik, dat zy verleden
Dinsdag het erf overging^ wierpen zy het
arme meisje in een gierkuil en hielden haar
zoo lang in het afschuwelijke vocht onder,
tot zy geen teeken van leven meer gaf.
Daarop begroeven zy haar onder een hoop
mest, een been en de halve borst onbedekt
latende. Het paar is in hechtenis.
Burgerlijke Stand.
LISSE. Gehuwd: Antonius Jacobus Maria Van
Houten on Hendrina Beelen.
Geboren: Leer dort, z. van IT. v. d. Mark en
L. Blonk. Catharina, d van J. Rutgriok en H.
Ruigrok. Claeina Anna, d. van O. J. v. d. Meer
en N. A. Do Groot. Bartholomous Adrianus, z. van
B. Moasoveld en J. F. v. d. Akker Cornelia en
Maria, z. on d van J. v. d. Laan on P. Hoogkamer.
Gerardina, d. van C. Lemmers on A. Wc-ijers.
Ovorlodon: Gerrit Balkenendo, G m. Cor-
nolis Broekhof, 3 m.
HILLEGOM. G o b o r o n Wilhelmus Hendrikus,
z. van Gerhardus Brouwer en Hcndrika Haarhuis.
Maria Geerfcruida Johanna, d. van Pioter Hopman on
Johanna Do Vos. Gsrardina. Martha, d. van Willem
Van Dam en Cornelia v. d. Linden. Cornelia
Gerardns, z. van Jacob Qorrit Kat en Cornelia
Gerardina Verdoorn.
Getrouwd: Hubertus Petrus Van Nickcrk,
wonende te Sassenhoim, on Johanna Helona Casandor.
Jan Hendrik Paase en Prijua Brammeijer.
Overleden: Mario Jeanne Van Grieken, -1 m.
Cornelia Catharina Johanna Lafebor, 34 j., ocbtgon.
van Tounis Eichhorn (wonende to Leiden).
NOORDWIJK. Geboron: Elisabeth WilhelmiDa,
d. van S. J. Zandvoort en O. Hastor. Johannes
Petrus Jeroen, z. van P. Verhoeven en J. O. Driesaen.
Cornells Job Joroen, z. van F. L. v. d. Weijdon en
C. Nulkes. Adrianue, z. van M. Hazonoot en M.
H, Hazcnoot.
Overleden: N. Vogt, 48 j., m. van G. C Kruijs-
wijk. G. Do Groot, 4 m.
Getrouwd: A. Wassenaar, 30 J. on E. A. Grulle-
mans, 31 j.
28.)
Inderdaad, mijn ongeluk, nl. het verve
lende geluk, dat my sedert mijne kinds
heid vervolgd heeft, blyft m\j ook hier go-
trouw het voert my by myne dwaze, avon-
tuurlyke stroken in oeno woning, waarin zich
iedor verstandig menscli, behalve ik, gelukkig
gevoelen moet! Zou het wel der moeite
waard geweest zyn in Pechmayers kostuum
te kruipen, om ook hior weder door het
geluk vervolgd te worden? En bovendien,
kan ik het met myn geweten overeenbren
gen, die eenvoudige, vriendelyke, goedige
menschen te bedriegen? Waren zy, zooais
ik my voorgesteld had, hoogmoedig en bru
taal, zagen zy met verachting neer op den
man, wiens diensten zy gekocht hadden, dan
zou het een geluk geweest zyn hun trots te
buigen, met hen een stryd te voeren. Zulk
eon stryd te voeren zou nog een paar weken
levens waard zyn. Maar nu? Nu, het is ten
minste iets anders dan dat eeuwige, altyd
hetzelfde najagen van genoegens, eene afwis
seling, wellicht even vervelend als het leven
in eene groote stad, maar toch gedurende
oonigo dagen uit te staan, en bovendien heeft j
mjj dan ook do gedachte eeno poging te
hebben aangewend om in een nieuw bestaan
al myne krachten aan te wenden, ton einde
iets goeds voort te brengen, verfrischt en
opgewonden.
Maar heb ik het recht met die goede men
schen te spelen, hen te bedriegen, om te
voldoen aan eene dolle luim van het oogen
blik? Bah, het waagstuk om een paar dagen
den candidaat Techmayer te spelen, kan ik
toch wel ondernemen! Ik heb hun toch open
hartig en eeriyk gezegd, dat het slechts
eene proef zou zyn en ikzelf niet aan myne
geschiktheid geloofde; wat kunnen zy meer
verlangen? En buitendien, wanneer myn alter
ego, do workelyke Pechmayer, wien zy go-
schreven hebben, by hen in betrekking ware
gekomen, zouden zy dan beter gediend zyn go-
worden? Ze moeten my er nog dankbaar
voor zyn, dat ik hen van dit wezen heb bevryd.
De grap is begonnen, zy moet voortgezet
worden tot nu ja, tot zy te vervelend
wordt en de valsche Pechmayer dan don weg
gaat, dien de ochto eergisteren had willen
volgen."
Plotseling hield by op mot spreken en
kregen zyne gedachten eene andere richting.
Eene vroolyke, juichende kinderstem deed zich
in den tuin hooren en trok zyne opmerk
zaamheid.
Uit oen der boschjes kwam in woeste
vaart een blondgelokte knaap te voorschyn.
Op weinige schreden afstands word by ge
volgd, nog sneller dan hij loopende, dooreen
jong, nauwelyks den kinderjaren ontwassen
meisje. Zy trachtto hem te grypen, doch h(j
onttrok zich aan hare handen, toen ze hem
byna ingehaald had, door eene geschikte be
weging, en kreeg daardoor weder een kleinen
voorsprong.
In het volgende oogenblik had zy hem
bereikt, hief den knaap in de hoogte, kuste
hom en zette zicli weder in beweging, roe-
ponde: „Nu, Fritsje, kryg my nu eens I" om
daarna in een boscbjo te verdwynen. Dat was
een verrukkeiyk tafereeltje. Als eene eifo
zweefde hare prachtige gestalte over den
grond; het zou den toeschouwer eer voor
komen dat zy vloog dan liep.
Slechts voor een oogenblik, terwyl zy don
knaap in de hoogte hiold om dezen te kussen,
had Pechmayer haar gelaat kunnen zien en
was zy hem wonderbaar schoon voorgekomen.
„Fritsje, Fritsje", - „jufTrouw Lizei Juf
frouw Lizel"
De oude Hildebrandt stond beneden op
het kiezelpad, dat rondom het grasperk liep,
en riep met eeno stentorstem do bovenge
noemde namen.
„Ja, ja!" kreeg hy van uit het boscbjo
ten antwoord en een oogenblik later kwamon
daaruit, hand aan hand en hard loopende,
de beide geroepenen te voorschyn; toon zy
het grasperk bereikten, matigden zy de snel
heid van hun loop, zoadat Pechmayer hen nu
op zyn gemak kon beschouwen.
Zy geleken buitengewoon veel op elkander,
waren even schoon, maar hot meis.ie omgaf
bovendien eeno bevalligheid, gelyk 6lechts
een meisje eigen kan zyn.
„Wat is er? Waarom roept gy ons, Hilde
brandt?" vroeg hot jonge meisje reeds
van verre.
De toon harer stom klonk Pechmayer zoo
helder in do ooren, als die van eene glazen
klok, krachtig en luid, niet schril; als het
ware weldadig op het gehoor werkende.
„De genadige vrouw, uwe mama, heeft
bevolen u te doen roepen! De gouverneur is
aangekomen. Fritsje moet dadelyk naar boven
gaan, naar de kamer van mynheer, om met
dezen kennis te maken."
(Vervolg ommaijdo).