N«. 9962. Maandag; 15 Augustus. A0. 1892. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Dit Hommer beslaat uit DRIE Bladen. Eerste Blad. Kikeriki. Dc uitvaart van prof. dr. M. De Vries. Leiden, !3 Augustus. Feuilleton, i lieli! alleen maakt niet gelukkig, i LEIDSCÏÏ DAGBLAD. FR.U8 DEZER. COURANT: "Voor Leidra per 8 meendenf 1.10. Frenoo per post1.40. AfroDderlgke Nommert0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Ten 16 regels ƒ1.05. Iedore regol meer /"0.17|. O rooters lettere neer plaaUrntmte. Voor het Inoeaeesren boiten de kUd wordt f0 10 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 47 van Kikeriki. Hedenmorgen werd op plechtige wyze in den familiegrafkolder op het nieuwe gedeelte der begraafplaats aan de Groenesteeg bijgezet het stoffelijk overschot van wylen den oud- hoogleeraar dr. Matthias De Vries. Eene talrijke schare van vrienden en ver eerders van den overledene had zich op den doodonakker vereenigd, reeds lang voordat de rouwstoet, bestaande uit den lijkwagen en zeven volgriJtuigon, er was aangekomen. Onder die aanwezigen bevonden zich vele hoogleeraren der Leidsqhe universiteit; zij, die in verschillende betrekkingen ook aan do andere academische instellingen zijn verbon den cenige hoogleeraren van de elders hier to lande gevestigde universiteiten; oud-leer lingen, die nu verschillende maatschappelijke betrekkingen bekloedenvertegenwoordigers der Maatschappij van Nodorlandsehe Letter kunde, van do Koninklijke Academie van Weten schappen en andere geloerde genootschappen, waarvan de overledene lid of bestuurslid is geweest; vertegenwoordigers van bet Collegium van het Leidsch Studentencorps, van de Letter kundige Faculteit en van „Pro Pallia", do studenten-vereeriging tot vrijwillige oefening in don wapenhandel; alsmede zeer velen van hier en elders, die op andere wijze met den doodo gedurendo diens veelbeteekenend leven in aanraking waren gekomen. Het was oen lange stoet, welke de lijkbaar langzaam grafwaarts volgde en waarin wy nog opmerkten mr. O. W. Star Numan en rcr. C. J. E. Graaf Yan Bylandt, als vertegen woordigers van het college van curatoren onzer hoogeschool, den reetor-inagnificus en den secretaris, prof. dr. H. Oort en prof. dr. C. P. Tiele, als vertegenwoordigende den Acade- mischen Senaat; mr. H. J. Smidt, den tegen- woordigen minister van justitie, enz. Bij den stoet van de familie en de intiemst en hadden zich ook de overige belangstellenden aangesloten. Aan den lijkwagen zei ven waren geene kransen of andere bloemstukken zichtbaar geweest, doch toen de kist daaruit was ge nomen, vertoonde er zich een fraaie palmtak op, terwijl boven de groeve daaraan nog werden toegevoegd een kostbare krans van het Collegium, een van do Letterkundige Fa culteit en een van „Pro Patria", op de oranje linten van welken laatste stond te lezen „Pro Patria aan haar Oprichter en oudst Eerelid." Toen de kist in de groeve was neergelaten, trad prof. dr. J. G. R. Acquoy uit den broeden kring naar voren en sprak ongeveer aldus: Wenschen van overledenen zijn heilig. De man, wiens stoffelijk overschot w\j aan don schoot der aarde hebben toevertrouwd, was geen voorstander van eene reeks van toespra ken bij een graf. Even weinig gevoelde hij zich bevredigd door een doodelyk zwijgen op oen kerkhof, alsof de levenden elkander daar niets hadden te zeggen. Zijn ideaal was, dat een enkel goed vriend aan zyne groevo een paar woorden zou spreken uit het hart tot het hart. Ik heb mij niet opgeworpen, om deze vriend te zijn. Doch nauwelijks werd mij gezegd, dat hot den overledene genoegen zou%ebben gedaan, indien hij bad geweten dat ik het wezen zou, of ik gevoelde dat ik niet weigeren mocht. Hij zou my zóóvele jaren zóóveel hartelijke vriendschap hebben betoond, en ik zou niet gaarne doen, wat hem aangenaam wezen kon, ook nog na zijnen dood! Maar hoe zal ik samenvatten, wat er in zoo velerlei harten op zoo verschillende wijze thans omgaat? Een man als De Vries kan van zoo véle kanten worden beschouwd. Men kan hem in verband brengen tot do Hoogeschool, waarvan hij een der grootste sieraden is geweest en altijd blijven zal; tot do Faculteit der Letteren, die vooral door zyn invloed geworden is wat z\j nu is; tot de vele leerlingen, die hy gevormd heeft en die thans de leerstoelen in zyn vak in ons vaderland met eere bekleeden; tot de studeeronde jongelingschap, die hy altyd een warm hart heeft toegedragen en die in zyn bloeitijd zijne gehoorzalen overvulde; tot de Koninklijke Academie van Wetenschappon, waarin niemand met meer recht zitting had dan hijtot do Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, die hy liefhad, waarin hy ge loofde, en van wier raderwerk hij de veer is geweest jaren langtot het „Woordenboek dor I Nederlandsche Taal," z\jn kind, zijne schep- i ping. En als men dat alles had gedaan, dan zou men bemerken, dat men den vertegenwoor diger eener richting vergeten had, den stichter oonor school, don man, die do studie der Nederlandsche taal tot eeao wetenschap heeft verheven. En als ook dat zou zyn besproken, dan zou men inzien, dat men nog niet ge dacht had aan den warmen vaderlander, den bezielden en bezielenden spreker, den man van heilige geestdrift. Maar bovenal aan den kinderlijk eenvou- digon, mannelyk braven, vrouwelijk fijngo- voelenden monsch, vriendelyk zonder bere kening, gastvry zonder zelfzucht, harteiyken lief, vriendschaphoudend en trouw, in zyn jongen tyd een goed zoon en later een goed vader, weleer vol liefde voor zyne moeder en later vol teerheid voor de gade, bij wie hy nu voortaan zal rusten in dit graf. En zoo zyn wy vanzelf tot de zedelijke eigenschappen van den overledene gekomen. Zonderlinghier wordt nu een groot geloerde begraven, een man van naam, een hoogleeraar zooals er niet vele zyn geweest, de stichter van eene school, de grondlegger van eene weten- Schap, en by al de hulde, aan de gaven van zyn hoofd gebracht, gevoelen wy toch het meest voor de gaven van zijn hart. Laat my van dat hart een paar kleine trekken mogen verhalen. Hy heeft veel ge werkt, maar als moD mot hem sprak over hetgeen hy op wetenschappeiyk gebied had gedaan en tot stand gebracht, dan zeidebij„Ja, maar bedenk, dat het alles, om zoo te zeggen, gereed lagik had deze dingen maar voor het grijpen." Alsof het niet juist een teeken van ware grootheid is, te bcgrypeD, dat men kan gr&penl. En hy heeft veel geleden. Eene lieve dochter, een geliefde zoon, eene teer beminde gado, een lieftallig kleinkind werden hem door den dood ontnomenzijn eigen lichaam benauwde en pynigde hem vaak op treurige w|jze; en toch plaatste bij nooit de rampen, maar altyd de zegeningen van zyn leven op den voorgrond. „Ik mag niet vergeten," zeide hy dan, „dat ik vyf en twintig jaren van byna ongestoord geluk heb gehad. Dat kun nen niet velen met my zeggen." Ziedaar een paar kleine, maar veelbete kenende trekken, waaruit men hem kan leeren kennen in den beminnelyken eenvoud van zyn hart en do zachtheid van zyn gemoed. En nu zoo eindigde spr. zyne boeiende en gevoelvolle rede heb ik zoo het een en ander uit myn hart, en gelyk ik hoop ook tot uw hart en naar uw hart gesproken. Nu zyn wy niet zwygend liior geweest, en hebben ons niet in veelheid van toespraken verloren. En toch kunnen wy van hier gaan met de gedachte: „Wij hebben een groot en goed man begraven, al zullen zyne zonen, zyn broeder, zyne Triendei; daar met den dichter byvoegen: „En ons was hij meer." Gelukkig de dooden. van wie men zoo veel goeds zeggen kan. Gelukkig de levenden, die hen hebben gekend. De broeder van den overledene, mr. G. De Vries Az., oud-minister van justitie en lid van den Raad van State, daarna eveneens eenige woorden van waardeering aan zyn broeder wtydende, bedankte tevens namens de beide aanwezige zoons voor do schoone rede van den vorigen spreker, maar ook voor de ver dere ondervonden blijken van deelneming in het verlies, dat do familie had getroffen, alsmede voor de heden betoonde belangstelling. Een laatste blik werd toen nog in het graf geworpen en onder den indruk der aan grijpende plechtigheid verliet men de stille lustplaats onzer geliefde dooden, overtuigd er andermaal eengroot, algemeen geacht en bemind man te hebben achtergelaten. Voor liet examen Fransch, lager onder-- wys, zyn geslaagd de damesS. J. Herikers, van Leiden, en A. W. D. Juta, van Katwyk. Tot onderwijzeres aan de 1ste openbare lagere school to Hellevoetsluis is door deit gemeenteraad met algeineene stemmen be noemd mej. M. C. Spruitenburg, van Leimuiden. By gelegenheid der interpellatie van den heer De Savornin Lohman betreffende de vee ziekte, heeft de heer Fransen Van de Putte, zyne verbazing te kennen gevende over de onbetamelijke wyze, waarop de Belgiuche minister zich in den Senaat over eene be- vriendo Regeering heeft uitgelaten, daaraan nog toegevoegd, dat het oogenblik tot eene dergelyke onvri-ndelyke uitlating hem boven dien voorkwam al zeer slecht gekozen fe zyn, nu de bescheidenheid orn niet te zoggen de ingetogenheid aan onze zjjde, door bolanghebbenden, door de pers, door do vertegenwoordiging cn, voor zoover bekend, ook door de Regeoring betracht, zoo byzonder uitkomt tegenover do geruchtmakende en in Belgió sterk afgekeurde uitvoering, aan het ons opgedrongen Congo tractaat gogeven. Naar het „Hbl." verneemt, heeft de heer Wouter Hutsclienruyter tegen 1 October zyn ontslag verzocht als lid van het orkest van het Concert-gebouw te Amsterdam, daar by in de plaats van den heer C. Coenen zal optreden als directeur van het muziekcorps der stedelijke schutterij te Utrecht. Hij h'ef do revolver op en zag rond, ton einde met een enkelen blik op te nemen al hetgeen zich om hem bevond. „Eene mooie plaats voor mijn laatste werk Hier, onder het dichte bladerdak, in het zachte.'mollige gras zal mijn ïykrusten. Nog lang zal het duren oer het ontzield lichaam ontdekt wordt. Misschien dagen, weken of maanden, daar deze grond zelden door een menscheiyken voet betreden wordt. Ik zou weieens willen weten wat te Berlijn gezegd zal worden, als men in do couranten leest: „Heden werd eindelijk het lyk van den sedert eenigen tijd verdwenen Egon Von En au gevonden", natuurlyk gevolgd door eeno lange, zeer uitvoerige beschryving van den staat, waarin men hot lyk vond, de kleeding, die Let droeg, en de plaats, waar het gevonden is. Hoo uitgebreider, des te meer verdient do courantenschryver aan den dooden Egon. Ik gun liet hem; dan toch ben :k ten minste door myn dood nog iemand nuttig. En als dan het praatje van mond tot mond gaat! Het zou de moeite waard zyn te leven, ten einde het schandaaltje te hooren vertellen. Wat zal men peinzen, om te gissen welke reden den door zooveel be- nyde tot zelfmoord gebracht heeft! „Eene stille, ongelukkige liefde", zullen de romanschrijvers fluisteren. „Zyn vader wilde hem dwingen eene boog-adellyke freule te huwen en in vertwijfeling daarover heeft hy zich het leven benomen. „Natuurlyk, de mensch moet toch den een of andoren grond hebben, om vrywillig uit dit leven to scheidenDie dwazenIndien het der moeite waard was te leven, waarom zou ik dan niet den wil van mijn papa ge volgd hebben?" Hy hield liet wapen in de half opgeheven hand. doch liet deze plotseling zinken. Zich eensklaps verhefFende, luisterde hy aandachtig. De suite in het bosch werd eensklaps afgebroken door den helderen toon van eene heldere mannenstem. Het was een zanger, die met. een klankrijk tenorgeluid het koraal „Jezus niyiic toevlucht" had aangeheven en zich slechts op geringen afstand kon bevinden. Vertoornd trok het jonge mensch de wenk brauwen samen. „Vervloekt, dat is eene onwelkome ver rassing 1" mompelde hy. „Indien ik thans schiet, wordt het gehoord door den opge wonden zanger, en dan? Dan zou Beriyn een prachtig schandaaltje missen; het lyk zou dadeiyk gevonden worden en morgen reeds wist de geheele stad hetgeen heeft plaats gehad. Neen, de goede lieden zullen er eerst een poosje naar moeten visschen waar ik gebleven ben. Myn heer papa moet toch eerst gelegenheid hebben om te toouen welk een bezorgd vader hy is. Wy moeten ons een ander, beter geschikt plaatsje uit zoeken, maar eerst willen wij toch eens zien waar de zanger uithangt. Ook hy schynt zich in het bosch gevestigd te hebben, daar zyne stem voortdurend even sterk blijft en dus de eigenaar er van niet van plaats verandert. De jonkman zette den haan van zyne revolver in rust, stak het kleine wapen weder in den borstzak van zyne byzonder smaakvolle zomerjas en ging langzaam, op het geluid der stem van den zanger afgaande, door hot bosch. j Het viel hem niet erg gemakkeiyk zich j een weg door het vry dikke struikgewas tc banen, te meer, daar hy niet het minste leven wilde veroorzakt n. Het was zyn doel den zanger te beschou- I wen, zonder zelf gezien te worden. Het i duurde dan ook eenige minuten, alvorens hij zyn doel bereikt had. .Steeds op het ge luid van de stem afgaande, was hy gekomen tot aan dc grens van het bosch. Slechts een klein kreupelboschje belette hem nog het vrye uitzicht. Toen hy echter de takken van elkander boog, viel zyn blik op een eigenaardig schoon landschap. Hij zag eene van dicht boomge was omgeven open plaats, waarbinnen zich een naar gissing acht a tien voet diep meer bevond. Aan de overzyde daarvan lagen schoone, groene weidevelden, welke prachtig afstaken tegen het zich op hun achtergrond bevindende bosch. Slechts een vluchtigen blik wydde liet jonge mensch aan liet botoovorendo land schap. Veel meei belang stelde hy in den zanger, dien by op slechts weinige schreden afstands voor zich zag. Dicht aan den vry steileri oever van het meer, met kaarsrecht opgei.- -t bovenlyf, do beenderigo handen haar omel gericht, zat daar <lo zanger, die a«.t den luis teraar te bespeuren, met machtig geluid zyn koraal voortzette. ivervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1