N°. 9930. Vrijdag 8 «Juli, A0. 1892. (Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nomuicr bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 1 Juli. Feuilleton. ZIJN MOORDENAAR. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijko Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTEËN: Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt fQ.10 berekend. Officieel© Kennisgevingen. Burgemeester en Wethouders der gemeente Loiden bteogen ter algemeeno kennis dat eervol ontslag is verleend aan A. CHRI8TI1ANSE als opperbrand- meester en aan J. MOOTEN, als brandmeester aan de Stadespuit No. 6 en dat zija benoemd tot oppor- brandmeester aan de Stadespuit No. 6 8. YAN LEEUWEN, thans brandmeester aan de Stadsspnit No. 8. tot brandmeester aan de Stadaspuit No. 6 H. J. PLANJER, thans adjunct brandmeester aan do Stadespuit No. 7, tot braudmeoster aan de Stadsspnit No. 8 D. H. TEROUltGH, thans adjunct-brandmeester aan de 8tadsspuit No 6, tot adjunct-brandmeester aan de Stads-puit No. 7 J. A. VERHOOG, thans spuitgast aan de Stadespuit No. 1, en tot adjunct- brandmeester aan de Stadespuit No. G W. CHRISTI- AANSE, thans spuitgast a in do Stadespuit No. 3. Burgemeester en Wethouders voornoemd, LeideD, DE KANTER, Burgemeester. G Juli 1892. E. KIST, Secretaris. Directe Belastingen. Do Burgemeester van Leiden brengt ter alge meeno kennis, dat aan den ontvanger der Directe Belastingen is ter hand gesteld 1 kohier der Perso- ueele Belasting No. 4 van den dienst 1892/93 en executoir verklaard den 5don Juli 1892, en herinnert voorts de bel&Dgkebbouden aan hunne verplichting om den aanslag op den bij de Wet bepaalden voet te voldoen. Loiden, De Burgemeester voornoemd, 7 Juli 1892. DE KANTER. Heden zyn aan de universiteit alhier be vorderd tot doctor in de .rechtswetenschap de heer F. F. Beukema, geboren te Hooge- r.and, met academisch proefschrift, getiteld: „"Wet op het Stoomwezen"; de heer H. H. A. Sluis, geboren te Heppel, met academisch proefschrift, getiteld„Artikel III van het Wetboek van Koophandel"; de heer N. Dirkzwager, geboren te Maassluis, met academisch proefschrift, getiteld„Eenige opmerkingen over den Tweeden Titel van het Ontwerp-Strafwetboek voor Europeanen in Ned.-Indiê" de heer Ph. S. De Laat de Kanter, geboren te Batavia, met academisch proefschrift, ge titeld „De bevoegdheid van den Burgemeester om Gemeenteraadsbesluiten ter vernietiging voor te dragen (Artikel 70 Gemeentewet)"; en de heer L. H. M. Van Kruyne, geboren te Zeist, met academisch proefschrift, getiteld: „Artikel 140 der Grondwet." Naar w(j vernemen, zullen de miliciens dezer gemeente van dit jaar de volgende week Donderdag in dienst moeten komen. Er bestaat gelegenheid tot verzending dor correspondentie naar Ned. Oost-Indië (behalve PadangAtjeh), door middel van het stoomschip „Salak", van Rotterdam vertrek kende. Ten postkantore alhier moeten do brie ven enz. uiterlijk Zaterdag-ochtend om 7.30 (7.50 stadstyd) bezorgd zijn. De w\jze van verzending behoort duidelijk op het adres vormeld te worden. In „De Gids" geeft de Leidsche hoog leeraar mr. P. A. Van der Lith een overzicht van het werk, door Sir "W. V. Hunter aan het' bestuur van Bombay gewijd. De bedoeling van het artikel is tweeledig. Vooreerst wil do schrijver een blik doen werpen op de administratio in Britsch-Indië, ten andere wenscht hij de werkzaamheid te doen uit komen van onzen vroegeren landgenoot mr. D. "baron Mackay thans Lord Reay sedert 1885 1890 gouverneur van Bombay, een man, van wien indertijd ook hier te lande, juist met het oog op onze koloniën, groote verwachtingen werden gekoesterd vóór de Schotsche titel op hem overging en hij zich als Engel3chman liet naturaliseeren. De conclusie, door professor Van der Lith getrokken uit deze studie, laten wij hier volgen De lezing van het werk van Hunter, waar uit wij slechts enkele hoofdtrekken hebben kunnen mededeelen, laat, dunkt my, denindruk achter, dat zelfs de provincie Bombay in waarheid een rijk is, dat een krachtig, zelf standig leven voert, waar een frissche geest heerscht, die zich zelfs tot in de lagere be- stuurskringen doet gevoelen. Veel brengen daartoe by de krachtige persoonlykheid van velen haror bostuurders, de ry'ke hulpbronnen, waarover zy beschikken, de juiste inzichten, die hun eigen zyn. Maar eene niet minder groote kracht is gelegen in de toepassing van het echt Britsch beginsel van zelfbestuur, dat de medewerking der geregeerden niet versmaadt, maar die zooveel mogelijk opwekt, en den publieken geest niet smoort, maar weet te loiden. Krachtige, uitnemende man nen bezitten wy ook; toch zyn de resultaten, die zy verkrijgen, niet geëvenaard aan de inspanning, die zy zich hebben te getroosten, waar duizenderlei bemoeiingen hen van hun nen eigenlyken werkkring aftrekken. Zou het dan, zóó vragen wy ten slotte, niet beproefd kunnen worden om, zy het ook met groote voorzichtigheid en naar plaatseiyke toestan den gewyzigd, een stelsel in onze koloniën toe te passen, dat het Britsch-Indische gou vernement, met al de tekortkomingen, die ook aan dat bestuur kunnen worden verweten, alles te zamen genomen tot eene der beste regeeringen gemaakt heeft, waarop eon kolonie kan roemen? Binnenkort zal eon nieuwe bundel ge dichten van Nicolaas Beets verschijnen, getiteld Nog eens Winterloof1887 1892. Het boek wordt uitgegeven door den heer A. W. Sythoff, te Leiden, die mede zal doen verschynen eene nieuwe uitgaaf van Vosmaer's Vogels van diverse pluimagemet een twintigtal teeke- ningen van Rochussen. Voor het slagen van een zendingsfeest is mooi, althans droog weder een onmisbaar vereischte. In dit opzicht althans had het gisteren plaats gehad hebbende negenen twintigste Christolyk Nationaal Zendingsfeest niet te klagende den vorigen avond over vloedig gevallen regen hield do stof in bedwang, en er was gisteren wind en zonneschyn ge noeg om het feestterrein droog te houden, zonder dat de bezoekers last konden hebben van overmatige hitte. En dat terrein zelf de onder Heemstede gelegen prachtige buiten plaats „Meer en Berg" van mevrouw de douairière Van Lennep, geb. Deutz van Assendelft is als geknipt voor zulk een feest. Dit uitgestrekt buiten met zyn mooi natuurschoon leent zich uitstekend voor het doel, om den bezoekers ruimschoots de ge legenheid te verschaffen van de schoone natuur buiten te genieten. Het is uit verschillende richting gemakkelyk te bereiken en de plaatse- lyke gesteldheid biedt alles, wat men wen- schen kan. Het aantal bezoekers was dan ook buiten gewoon groot; behalve de duizenden, die door de zeven feesttreinen aan het Mannen- pad werden aangebracht, trokken nogmaals duizenden, van den vroegen morgen tot in den namiddag, hetzy te voet, hetzy in voertuigen van allerlei aard, of por stoomboot naar „Meer en Berg." De trams, rytuigen, geïmproj viseerde trams, ja vrachtwagens en veekarren zelfs, zaten volgepropt met vrouwen en man nen, die het feest wilden by wonen. De snorders vooral maakten goede zaken. Op de breede en de smalle paden, onder den lommer van de eerwaardige beuken, de hooge eiken en linden, op do groene heuvels, overal krioelde het van menschen; op de uitgestrekte weide, waar de cantines waren opgeslagen, langs do hellingen rondom den grooten vjjver met het fraaie bloomen-oilandje, legerden zich meer of minder talryke schil derachtige groepen, om uit te rusten van de doorgestane, en krachten op te doen voor de komende vermoeienissen; terwyl velen een meer afgelegen plekje hadden opgezocht om met zyn vieren, of ook wel met zyn tweeën den schoonen dag in de vrye natuur te genieten. Do zeer uit elkander opgerichte spreek plaatsen waren voortdurend door dichte drom men toehoorders omgovonreeds by de openingsrede omstreeks halftien van dr. G. J. Yan der Flier pred. te 's-Gravenhage, waren naar schatting een zes- of zeven duizend belangstellenden aanwezig. Te ongeveer 1 uur waren de 12 duizend programma's, welke ook tot toegangsbewyzen dienden, op 500 na verkocht, waaruit blykt hoe druk dit feest is bezocht. Tweemalen in de pauze en vóór het eindo gaven een duizendtal ledon van den Bond van Christelyke Zangvereenigingen in Nederland, onder leiding van den heer W. Yan der Bly, directeur van de Vereeniging tot Verbetering van Kerkgezang te Utrecht, ver schillende stichtelijke liederen ten beste. Hun zang klonk plechtig en welluidend onder het groene geboomte door het statige bosch en heeft voorzeker niet weinig tot den luister van het feest bygedragen. Jammer dat ook by deze uitvoering zoo- velen waren, die liever hun eigen stem hooren dan die van anderen en door hun ontembaar gebabbel het genot van wie luisteren willen, bederven. Van andere onaangenaamheden heeft men niet vernomen, en deze dag mag onge- twyfeld tot de best geslaagde onzer zendings feesten worden gerekend, Het feest liep alzoo in de beste orde af. De gewone gezellige tooneeltjes hadden er bty plaats. Er waren menschen, die uitsluitend kwamen voor de toesprakener waren anderen die er een uitgangsdag van maakten, en die allen waren voorzien van eene keur en keus van mondbehoeften, welke den toeschouwer verbaasd deed staan. In de heden gehouden zitting van de Tweede Kamer werd de heer Ruys beëedigd. Zonder stemming werden aangenomen de artt. 3 en 5 der vormogenbelasting en art. 4 word uitgesteld tot de behandeling van art. 17. Op art. 6 (vrijstelling) is een amendement door den heer De Kantor voorgesteld, om voorwerpen van kunst en wetenschap, goud en zilverwerk en parelen en edelgesteenten wel te belasten, alsmede een amendement des heeren Bahlmann, om onroerende goederen van buitenslands, die dó&r getroffen worden, niet ook hier te belasten. 49.) „Als zo in leven blyven en de een na den ander zich niet van kant maakt, kunt ge gelyk hebben!" De bediende bracht twee brieven, de een aan Ludmilla, de ander aan Richard ge adresseerd. „Sta my toe, hem te openen", vroeg Richard. „Veroorloof my hetzelfde", antwoordde Lud milla op denzelfden vormelyken toon. Richard verbleekte. Eene lichte siddering voer door Ludmilla's gestalte. Zwygend ruilden zy hunne brieven. Mr. Jacques White vorderde van Richard de be taling van honderdduizend franken, doorhem eenigo dagen geleden te Monaco verloren, terwijl Ludmilla's bankier de mededeeling deed, dat hy failliet was en dat haar kapitaal van veertigduizend thaler reddeloos was ver loren. Dat waren harde slagen; doch zouden ze hot genoegen verstoren?" Het middagmaal was geëindigd; Ludmilla stond op. Richard nam met markies Espanado levendig deel aan Hortense's overwinning en over reikte by zyne ontmoeting der schoone zan geres een armband van minstens driemaal zooveel waarde als die zyner vrouw; Lud milla vierde schitterende triomfen op het bal by den Spaanschen gezant; markies Mont- san$on echter had by het duel een schot in de borst gekregen en worstelde mot den dood. Den volgenden morgen was de villa aan de „Promenade des Anglais" ledig. Hoofd schuddend nam de bediende dagelyksde voor Ludmilla bestemde bouquetten in ontvangst. Eén hart, ééne ziel zoo trokken Richard en Ludmilla met den expres-trein naar Parys, om zich hier nog eenigen tyd op te houden en dan terug te keeren naar hun landgoed Krieme. Bruno Von Glatbeck was zoo juist terug gekeerd van een rit, dien hy bad ondernomen om den toestand van den veestapel na te gaan, of met zyne pachters eene nieuwe wyze van voederen te bespreken, welke in do vak bladen was aanbevolen. Het was hem niet gemakkelyk gevallen zyne pachters van do deugdeiykheid dier aanbeveling te overtuigen. De oude boeren, die hier reeds tijdens den ouden Von Glatbeck hadden gewoond, voer den niet gaarne nieuwigheden in. Bruno had eindelyk weten te bewerken, dat op do hoeve „Meterheim", die onder toezicht van den jongsten inspecteur stond, eene proef zou worden genomen. Gaf deze een gunstig resul taat, dan zou er mede worden voortgegaan. Dit nieuwe plan hield Bruno levendig bezig. In diep nadenken verzonken, leunde hy ach terover in zyn open jachtwagen en bemerkte daardoor den landauer van mevrouw Von Rabenhorst niet eerder, dan toen het rytuig zich naast het zyne bevond. Bruno groette de dame, die het raampje van het rytuig liet vallen en iets gehaast de vraag deed: „Rydt ge naar huis?" „Zoo meteen, mevrouw!" „Dat vind ik aangenaam; ik zou juist naar Trunzow gaan, om daar eeno gewichtige aan gelegenheid met u te bespreken omtrent myne nicht Ludmilla en uw broeder Richard Het was mevrouw Von Rabenhorst aan te zien, dat die aangelegenheid niet tot de aan genaamste behoorde. „Het drukt my zoo zwaar op het hart, waarde baronStap maar by my in het rytuig!" „Met genoegen zou ik het doen, mevrouw, doch mijne schoenen zyn door de wandeling in de stallen en op de velden zóó weinig geschikt om by u myne opwachting te maken, dat ik my toch dit genoegen zal moeten ont zeggen." „Goed tot weerziens dan!" Mevrouw Von Rabenhorst sloot het raampje en de beide rytuigen vervolgden hun weg. De oude dame was sterk verouderd. Op haar anders zoo opgeruimd gelaat lag een levensmoede trek; het anders zoo volle, donkere haar viel uit en eenige zilverwitte vlochten zich er doorheen. „Die arme vrouw hoeft zorgen", dacht Bruno; „hoe kon zy or ook in toestemmen, dat twee menschen trouwden, die, wat fouten betreft, zoozeer met elkaar overeenkwamen?" Eene donkere wolk gleed over zyn voor hoofd. Strak staarde by op het landschap, waar de winter nog stryd voerde met de lente en dat een ongezellig schildery aan bood van naakte boomen, beslikte straten, donkere waterplassen, of vuile, half ontdooide sneeuw, waarmede de donkergryze lucht ge heel in harmonie was. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 7