H°. 9921. I >iii8(laa: 28 «Juni. A0. 1892. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van {Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Verzekering; van werklieden. Leiden, 27 Jnni. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandon1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Kommers0.05. PRIJS DER ADVERTSNTIEN: Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$. Grootere letters Daar plaatsruimte. Voor hot ineasseeren buiten de stad wordl ƒ0.10 berekend. Naar aanleiding van de motie van den heer dr. M. J. De Goeje, in de Raadszitting van 16 dezer aangenomen, waarbij B. en Ws. worden uitgenoodigd in een nader rapport hun beginsel omtrent de verzekering van werklieden uiteen te zetten, hebben zy den gemeenteraad het Ontwerp eener Verordening, betreffende de vergoeding aan werklieden, ingeval van ongelukken, zooals dit naar hunne meening zou moeten luiden, aangeboden. Het is vergezeld door eene Memorie van Toelichting. Het Ontwerp luidt: „Art. 1. Ingeval aan werklieden mid dellijk of onmiddellijk in dienst van de ge meente, of in dienst van aannemers van ge meentewerken, een ongeluk mocht overkomen, dat hetzij den dood, hetzij blijvende of tijde lijke ongeschiktheid voor den arbeid ten ge volge hoeft, wordt door de gemeente aan den werkman, of bij diens overlijden ten gevolge van het ongeluk, aan de door hem nagelaten weduwe of kinderen de volgende vergoeding uitgekeerd, met inachtneming van de hierna te bepalen voorschriften. Onder werklieden worden in deze Verordening ook begrepen de onderbazen en opzichters, bij het werk gebezigd. Alt. 2. De vergoeding bedraagt: a. Voor werklieden in vasten dienst der gemeente of hunne weduwen en kinderen: ingeval het ongeluk levenslange invalidi teit ten gevolge heeft, voor den werkman de som, waarop hij aanspraak kan maken inge volge art. 2, III der Gemeente-Verordening van 4 December 1884 (Gemeenteblad No. 5); ingeval het ongeluk onmiddellijk of binnen een jaar den dood ten gevolge heeft, voor zijne weduwe de' helft dier som ingeval de vrouw van den verongelukte vooroverleden is of bij het overlijden of her trouwen der weduwe, gaat de door deze ge noten onderstand op de kinderen beneden den leeftijd van hoogstens IS jaar over, ge heel of gedeeltelijk naar omstandigheden, ter beoordeeling van Burg. en Weths. ingeval de hertrouwde weduwe opnieuw weduwe wordt, treedt z(J weder in het genot van den haar vroeger toogekenden onderstand, of, indien de tweede echtgenoot krachtens deze Verordening op eene hoogere uitkeering aanspraak kon maken, van een naar even redigheid hoogeren onderstand. b. Voor de weduwen van werklieden, tijdelijk in dienst der gemeente, of onmid dellijk in dienst van aannemers van gemeente werken ingeval het ongeluk den dood dadelijk of binnen een jaar ten gevolge heeft, ƒ1000; bij vooroverlijden der vrouw, voor de kin deren van den overleden werkman eene som, naar omstandigheden door Burg. en Weth. te bepalen, doch in geen geval ƒ1000 te boven gaande; ingeval het ongeluk levenslange geheele invaliditeit ten gevolge heeft: voor den werk man ƒ1000; by gedeeltelijke invaliditeit naar verhouding, ter bepaling door Burg. en Wetb. Aan de werklieden, middellijk in dienst van den aannemer, of aan hunne weduwen of kinderen, wordt geene toelage of onder stand gegeven, behalve in het geval, in art. 3 bedoeld. Ingeval het ongeluk gedeeltelijke levens lange invaliditeit veroorzaakt, worden de uit- keeringen naar omstandigheden geregeld door Burg. en Weths. Ingeval het ongeluk tijdelijke onbekwaam heid tot werken ten gevolge heeft, wordt voor eiken werkdag, dat werken den getroffene onmogelijk is, tot een maximum van 180 dagen, eene door Burg. en Weth. te bepalen som uitgekeerd, welke minstens 0.76 be draagt; behoudens verrekening, zoo mocht blijken dat geheele of gedeeltelijke invaliditeit bet gevolg van het ongeluk ware. Art. 3. Vergoeding wordt toegekend: lo. aan alle werklieden of hunne weduwen of kinderen, ook aan die, welke middellijk in dienst der aannemers zijn, indien het ongeluk plaats heeft op het werk of in de werkplaatsen van den aannemer, bij het verrichten van daarmede in verband staande werkzaamheden 2o. aan de werklieden, of hunne weduwen of kinderen, die in vasten of tijdelijken dienst der gemeente of in onmiddellijken dienst der aannemers zijn, bij het lossen of laden van voor het werk bestemde bouwstoffen of hulp middelen of bij het vervoer van deze van of naar het werk. Art. 4. Is het ongeluk te wijten aan den aannemer, ten gevolge van ongeschiktheid, onbekwaamheid of dronkenschap van werk lieden, bij hem in dienst, of ten gevolge van onvoldoend materiaal of van andere redenen, dan wordt door de gemeente op de aanne mingssom de vergoeding gekort, of, is dit niet meer mogelijk, op den aannemer verhaald. Art. 5. Is het ongeluk uitsluitend te wijten aan de grove schuld van den wei kman, dan beslissen Burg. en Weths. of de vergoeding al dan niet zal worden uitgekeerd. Art. 6. In alle bestekken wordt bepaald, dat de aannemers zich onderwerpen aan de bepalingen dezer Verordening. Art. 7. Over alle geschillen, uit deze Ver ordening of hare toepassing ontstaande, be slissen Burg. en Weth. Ten gevolge van het met 1 Januari jl. verleend eervol ontslag aan den heer A. Mon- tagne Iz., ambtenaar ter Secretarie alhier, moet eene nadere regeling geschieden van de ambtenaren ter Secretarie. Op de begrooting voor dit jaar is de jaar wedde van genoemden ambtenaar ad ƒ2000 nog uitgetrokken. Vermits bfj de behandeling van de begrooting voor 1890 de post jaar wedden der ambtenaren ter Secretarie is ver hoogd met ƒ1000, ten einde de jaarwedden van enkele ambtenaren te kunnen verhoogen, zal thans het totaal bedrag van den begroo- tingspost met ƒ1000 kunnen worden vermin derd, zoodat alsdan nog gelijk bedrag beschik baar blijft voor de verhooging van enkele traktementen. Tevens is wijziging van de bestaande rege ling noodig, ten gevolge van de benoeming van den ambtenaar den heer G. H. Kokxhoom tot gemeente-ontvanger, wiens jaarwedde be droeg ƒ1600. Voorloopig achten B. en Ws. het voldoende slechts over te gaan tot de benoeming van éën vasten ambtenaar, mits dan ook de post Schrijfloonen met ƒ500 worde verhoogd, te vinden door afschrijving van dat bedrag van den post Jaarwedden der ambtenaren. De post Schrijfloonen bedroeg vroeger 1100, doch werd ten gevolge van de benoeming tot ambtenaar van den heer F. G. Rosier, des tijds uit den post Schrijfloonen bezoldigd, bij de vaststelling van de begrooting van 1888 met ƒ600 verminderd en op het tegenwoordig bedrag van f 500 gebracht. Op de begrooting voor 1892 is een totaal bedrag van f 12,200 voor jaarwedden, van de ambtenaien uitgetrokken; verdeeld als volgt: een ambtenaar ad ƒ2000, een id. ad ƒ2000, een id. ad ƒ1600, een id. ad 1600, een id. ad f 1500, een id. ad f 1100, een id. ad f 900, een id. ad f 700, een id. ad. ƒ500 en een id. ad. ƒ300. B. en Ws. wenschen de regeling der jaar wedden thans als volgt vast te stellen: een ambtenaar ad f 2000, een id. ad f 1700, een id. ad f 1600, een id. ad f 1300. een id. ad. ƒ1000, een id. ad. f 800, een id. ad f 700, een id. ad f 600 en een id. ad f 500, te zamen f 10,200, en verder een bedrag van f 500 over te brengen naar den post Schrijf loonen. Over het bedrag der jaarwedde van den tot Gemeente-Ontvanger benoemden ambtenaar ad f 1600, wordt alsdan voorloopig slechts tot een bedrag van ƒ1000 beschikt, zoodat het gezamenlijk bedrag van de posten Jaar wedden der ambtenaren ter Secretarie en Schrijfloonen ad ƒ12700 wordt teruggebracht tot ƒ11200. B. en Ws. behouden zich evenwel voor. om later eventueel een voorstel in te dienen om het thans beschikbaar gebleven bedrag van 600 geheel of gedeeltelijk te bestemmen tot verhooging van enkele jaarwedden of wel tot voorziening in meerdere hulp, wanneer de omvang der werkzaamheden ten Raadhuize zulks mocht vorderen. Het is toch bekend dat, vooral in de laatste jaren, die werkzaamheden aanmerkelijk zijn vermeerderd en van meer omvangrijken aard zijn geworden, terwijl hier steeds er naar is gestreefd het aantal ambtenaren zooveel moge lijk te beperken. Bovendien bestaat thans het voornemen om tot de betrekking van f 500 een volontair te benoemen, die reeds geruimen tijd ter Secre tarie geregeld is werkzaam geweest, zoociat alsdan het personeel niet vermeerderd wordt. B. en Ws. brengen hierbij tevens in herin nering den staat, overgelegd bij hunne Memorie van Antwoord op het Sectie-Verslag omtrent de begrooting voor 1888. In dien staat is het jaarlyksch toegestaan bedrag vermeld van de Jaarwedden der amb tenaren ter Secretarie en van de Schrijfloonen en daaruit bleek dat in het jaar 1846 daarvoor benoodigd was ƒ9200. Vermits bij aanneming van het thans aan hangig voorstel die som in het jaar 1892, dat is 40 jaren later, zoude bedragen ƒ11200, mogen wij, zeggen B. en Ws., voorzeker de opmerking, voorkomende in ons bovenaange haald Antwoord, herhalen, dat „ten aanzien van dit onderdeel der begrooting steeds de meest mogelijke zuinigheid in toepassing is gebracht." B. en Ws. vertrouwen dan ook dat, wanneer, na aanneming van de thans voorgestelde regeling, hun College de noodzakelijkheid mocht inzien om de beschikking te vragen over eenige meerdere gelden, hetzij voor enkele verhoogingen hetzij voor bezoldiging van eenige meerdere hulp, de alsdan gevraagde gelden zullen worden toegestaan. Zij geven den gemeenteraad mitsdien in overweging de voorgestelde regeling der jaar wedden vast te stellen, gerekend te zijn inge gaan met 1 Januari 1892, en tevens den overgelegden staat van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1892, strekkende tot verhooging met ƒ500 van Volgn. 69: Schrijf loonen, dpor afschrijving van genoemd bedrag van Volgn. 63: Jaarwedden van de ambtenaren. De commissie van financiën betwijfelt, of het werk, bedoeld in de voordracht van Burg. en Weths. van 19 Mei 11., zoo dringend noodig is, dat daartoe moet worden overge gaan op een tijdstip, waarop eene meer om vattende verandering daar ter plaatse wordt beraamd. In elk geval meent de commissie, dat door den gemeenteraad alleen dan overeenkomstig de voordracht behoort te worden besloten, wanneer Burg. en Weths. de verzekering gaven, dat het thans voorgesteld werk deel uitmaakt van de blijvende verbetering, die tegen 1893 is geprojecteerd. Als wij het goed begrijpen, heeft boven staande opmerking betrekking op de voor gestelde herstelling der Kippenbrug, bij de Vrouwesteeg, waarvan onlangs een der gegoten ijzeren buitenliggers gebroken is gevonden. Wat het andere gedeelte der voordracht betreft, vernemen wij dat er sprake is, om de nieuwe watergemeenscbap tusschen Rijn en Schie niet door den Ouden Singel te doen loopen, zooals eerst het plan was, maar van de Haven uit door den Ouden Rijn, waardoor aan de Donkerstoeg eene onteigening zou moe ten plaats hebben, aangezien aldaar de vaart te smal is, en verder zouden de vaste Kippen en Borstelbruggen door beweegbare moeten vervangen worden, om zoo in het Galgewater en vervolgens in de z. g. Nieuwe Vaart te kunnen komen. Ds. P. Van der Ve6n, predikant bij de Evang.-Lutherscho gemeente alhier, nam gis termorgen als zoodanig afscheid, wegens het aannemen van het op hem uitgebrachte beroep naar eene zelfde gemeente to Amsterdam. Het kerkgebouw was door eene zeer tal rijke schare gevuld, zóódanig, dat er geene enkele plaats, zelfs op de gaanderij en in de gangpaden, onbezet bleef. Reeds lang vóór den aanvang der godsdienst oefening zagen velen zich gedwongen elders kerkwaarts te gaan. Naar aanleiding van de woorden: „En zij werden gescheiden, do een van den ander" (Gen. XIII 115), herdacht spreker het vele goede, dat hem zijn ruim G-jarig verblijf hier ter stede zoo aangenaam en tevens zoo leer rijk had doen zijn, en betuigde hy zijn in- nigen dank aan allen, leden en niet leden der gemeente, voor hunne hem betoonde vriend schap, waarvan zij nog dezer dagen op zoo onbekrompen wijze blijk hadden gegeven. De rede werd afgewisseld door het zingen van Gezang 26, vs. 1 en f Gez. 257, vs. 1 en 5, en Gez. 9. Na het eindigen der htigheid, nl. na het uitspreken van den zegen, werd den loeraar, op do wijze van cezang 59, het vol gende afscheidslied toegezongen Uw komst gaf vreugd, uw gaan doet smart,. En nu dankt u het vriendenhart Voor 't geen gij by ons werkte. Wy bidden daarom van den Heer: Hy goev' u zegen meer en meer, In and'ren kring weer sterkte. Bij de heden gehouden openbare verkoo- ping van cokes, in partijen van 100, 50,10 en 5 hectoliters, waren de prijzen42, f 21.50r, f 4.50 en ƒ2.25. Hare Majesteiten hebben by het afscheid- te Groningen, behalve dotaties aan het doof stommen-instituut en de ambachtsschool, eene gift van f 1200 aan de algemeene armen verleend, en o. a. ook de politie en de muziek corpsen van garnizoen en schuttery met een geschenk in geld bedacht. Koningin Wilhelmina betuigde aan den Commissaris der Koningin en den burgemeester dank voor de pleizierige dagen, in Groningen» doorgebracht. „Alle menschen zyn heel lief voor my geweest", verklaarde de jonge Koningin, en evenzoo betuigde H. M. de Regentes„Ik heb hier zeer aangename dagen doorgebracht." Den leden van de beide eerewachten zal, evenals aan die van de Leeuwarder ©erewacht, eene medaille worden uitgereikt, ter herinne ring aan de dagen, waarop zy hunne eer volle, maar tevens moeitevolle taak vervulden. H. M. de Regentes schonk voor zich als Hare Dochter aan do gastvrouw, de echtge noot© van den Commissaris, (mevrouw Van Panhuys, van wie Koningin Wilhelmina de groote poppenwoning, in den vorm van het Groningsche raadhuis, ontving) oen met kost bare briljanten bezetten armband. Het stoomschip „Burgemeester Den Tex," van Amsterdam naar Batavia, pas-eerde Kaap St.-Vincent 25 Juni; de „Pri- Marie," van Batavia naar Amsterdam, v trol: 25 Juni van Port Said; do „Sarpedon," Vrnsterdam via Liverpool naar Java, j le 24 Juni Port-Said; de „Oranje Nassai vertrok25 Juni van Nieuw-York naarW.-Indi i „P. Caland" vertrok 25 Juni van Baltimore naar Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1