DAGBLAD.
Maandas 16 Mei.
fezs /Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van fon- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Landliouw-oadcrwijs op de Lagere School.
Leiden, 14 Mei.
Feuilleton.
JONG GEHUWD.
H°. 9866.
A0. 1332.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
foor Lclda» por maandenf I.lt.
Pranoo per post1.40.
AfsoodtM-igke Nomen era.0.08.
PRIJS DER ADVBRTBNTIÊNi
Tan 1f regela ƒ1.05. Iedoi* regel meer ƒ0.1
Grootera lettere naar plaat-:ruimte. Voor het
tnoasaeeraa biutau da atail «nrdt ƒ0.10 o«n.ii.
Het trekt de aandacht inet hoeveel succes
de zuivelleora&r, de heer Claterbos, in. Gel
derland workzaam is. Lezende vandonbyval,
welken hjj al rondtrekkende geniet, mag men
zeker toch wel tot de conclusie komen dat
h\j een goed werk verricht en in eene be
staande behoefte voorziet. Hier volgen 20,
ginds 30, elders 40 meisjes zijn cursus in de
boterbereiding. Dat pakt! Of h\j in Holland
ook dat succes zou behalen, als hij eens daar
met hetzelfde doel optrad? "Wie zal het a
priori durven bevestigen? Demededeeling van
X., £e A., in het Nederlandsch Landbouw
weekblad No. 16, moodigt er niet toe aan.
Hoe dit echt6r ook moge z\jn, in Gelderland
belijdt men het openlyk, dat daar in zake de
boterbereiding nog wel wat valt te leeren en
dankbaar aanvaardt men er de gelegenheid
om zijn kennis van zuivel en zuivelbereiding
te vermeerderen.
Ook landbouw-cursussen.zijn van den winter
hier en daar opgericht geworden, ook beant
woordende aan het doel, zoodat navolging
hier en daar mag verwacht worden. Onder
wijs in het hoefbeslag on Studie van liet
Paard" vonden we ook vermeld als onder
werpen, welke in 91/92 practisch en theoretisch
zijn behandeld geworden. Dat alles zegt toch
genoegzaam dat onderwijs in de verschillende
onderdooien van den Landbouw werkelijk
noodig is. En nu moge men ten onzont hier
van nog niet algemeen doordrongen z\jn, in
andere landen toont men het met woord en
daad dat de practjjk van den Landbouw go-
paard moet gaan met de theorie. Daar wordt
ook de landbouwkunde op de lagere school
onderwezen.
En dat is noodig, niet alleen daar, maar
ook hier. Er zijn er die dat niet beamen,
maar wij zijn zoo vrij in gevoelen met hen
te verschillen. Tegenwoordig nog behoeft men
waarlijk niet ver to loopen, om allerlei be
wijzen van onkunde in landbouwzaken te
zion. Hier is men er nog met van overtuigd
dat de uiterste zindelijkheid in de melkery
moet betracht worden en staat men onder
't karnen to rooken of bezigt men den melk
kelder tevens voor provisiekast; daar voert
men de kalveren letterlijk dood met zoete
melk; elders weer kneedt men de boter met
de handen, niet denkonde aan hot groote
gevaar van verontreiniging door het vuil, dat
schier altijd onder do nagels voorkomt;
wederomhier laat men bet gras schier uit
bloeien^. vóór men het maait, waardoor men
8tfoo-hooi bekomt; daar zet men de mest
vaalt .öf op een doordringbaren bodem of
langs een sloot, zoodat het plantonvoedende
vocht- verloren gaat elders weer neomt men
geen notitie van weide-onkruid of heeft men
een vooroordeel tegen kunstmest enz. enz.,
met veel nog te vermeerderen. Wat we daar
opnoemden is niet uit de lucht gegrepen,
maar aan de werkelijkheid ontleend.
„De boeren lezen niet," zegt men wel eens
en daar is veel van aan. Wat is daarvan de
reden Eerstens dat de lectuur in landbouwcou
ranten voor hen meerendeels ongenietbaar, te
geloerd, to wetenschappelijk is. Zo schrikt af
en lokt niet tot lezen uit. Een boer heeft geene
wetenschappelijke opleiding gehad. Een schrij
ver moet nooit zyn publiek uit liet oog ver
liezen en schrijft hjj dus voor een boer dan
moet hij zijne gedachten zoo eenvoudig moge
lijk aan het papier toevertrouwen, met weg
lating, zoo mogelijk, van alle kunsttermen enz.
Schrijven is eene kunst, hetzij men het voor
een ontwikkeld, hetzy men het voor een
onontwikkeld publiek doet. En lezen? Meer
dan eens hebben we een courant-artikeltje
glad verkeerd booren vertellen, omdat de
verteller niet begreep wat hij had gelezen.
Nu, lezen is ook een kunst, waarin zeer
weinig schoolkinderen het ver brengen, als
gevolg van schoolverzuim.
Hoe het dus by het groote publiek met de
kunst van lezen staat, behoeven we wel niet
te zeggen. De herhalingsscholen ook avond
scholen genoemd kunnen in dtzen mede
iets getuigen: wel, wel, 'tis haast i iet om te
gelooven. En verbeeld u dan nu een boer
we spreken in 't algemeen en houden de
uitzonderingen in reserve tegemver een
geleerd vakblad!
Nog eens, wie voor niet-geletterde imnschen
schreit, schrijve eenvoudig. Leerplicht zij het
wachtwoord van den hedendaagschen jfld en
zoodra hjj ingevoerd is, zal althans hetlezen
meer tot zyn recht komen. Maar ook onder-
wys in do landbouwkunde aan kinderen kan
eene goede voorbereiding geacht worden voor
de latere belangstelling in eenvoudige laid-
bouwlectuur. Is eenmaal de grondslag geleg],
dan valt hot den belangstellende gemakkeliJi
er op te bouwen.
„Maar kan de onderwijzer der lagere schooi
wel onderwijs geven in de Landbouwkunde?"
Waarom niet! Verleden jaar wist hy ook
niets van de vrije- en orde-oefeningen der
gymnastiek en nauwelijks heeft de wetgever
gesproken of de geest werd vaardig over den
onderwijzer en nu reeds kan hy commandeeren
en terechtwijzen als een oud militair. Ouden
en jongen, vluggon en minder vluggen deden
mot lof hun examen voor het vak j van art. 2
der wet op 'tL. O.; ja zelfs oen kreupele
de man loopt over beide zyden kwalyk be
kwam zyn radicaal.
Als dus het onderwijs in de Landbouwkunde
by de wet geëischt werd en men van den
onderwijzer vorderde 't mag zeker dat hij»
in genoemd vak examen deod, dan zou dit,
wo gelooven het vast, geen bezwaar zyn.
Maar ook zonder bedoeld examen kan er
onderwas in do Landbouwkunde gegeven
worden, omdat dat onderwijs zoo eenvoudig
mogelyk moet zyn. Gelyk nu op de meeste
plattelandsscholen geschiedenissen uit de Ge
schiedenis worden medegedeeld, zoo zouden
ook algemoonheden uit de Landbouwkunde
ter kennisse gebracht kunnen worden. Uit
den aard der zaak zou het onderwijs laag bij
den grond moeten blijven. Aan de hand van
eenvoudig geschreven boekjes kon men over
do leerstof praten. Dat levert, onzes inziens,
niet het minste bezwaar op. De onderwijzer
kan het en wy stellen ons lijnrecht tegenover
hen, die het tegendeel meencn. Ja, wy gelooven
dat hy beter over een paard, als landbouw-
aier, kan praten, dan over de inneming van
Den Briel, of over de Hoeksche en Kabol-
jauwscho twisten. En wat is 'tnuttigst?
„Maar landbouwboekjos zyn leerboekjes en
die behooren op school niet thuis!" hooien
we zeggen. Al naar mate men 't neemt.
Wat zyn boekjes over Natuurkunde en Ge
schiedenis? Die worden toch ook op veel
scholen gebruikt. Als een boekje, waarin men
door een leesles (een wetonschappelyk hoofd
stuk of hoofdstukje is geen leesles) iets wil
leeren, een leerboekje is, ja, dan is een land
bouw-leesboekje oen leerboekje, maar dan zyn
er een hoop leerboekjes, die nu niet onder
dien naam scheep gaan. Of men in eene ver
telling voor kinderen, let wel, eene vertelling
wil leeren dat haver voor paarden een uit
nemend krachtvoer is, of in eene andere ver
telling, dat geld niet altyd gelukkig maakt,
dat is eender.
Men kan beide lessen even smakelijk maken
voor de jeugd. Zoo kan men tal van waar
heden uit de Landbouwkunde den kinderen
leeren uit en naar aanleiding van een boekje,
dat men met rocht een allerliefst leesboekje
mag noemen. Zoo bereidt men de kinderen voor
voor hetgeen ze later op uitgebreider schaal
kunnen leeren. En ze lezen zoo gaarne de
losjes, zooals wy die bedoelen. Onze onder
vinding kan dat alleszins getuigen. En hoe
nuttig kan de onderwyzer hier ook werkzaam
zyn naar aanleiding van platen. Nu wel ver
telt hy van een myn zonder er ooit een ge
zien te hebben, of van een kustlicht waar
van by alleen weet dat het hier of ginds
bestaat, of van eene schipbreuk, wolko hy nooit
van te voren had aanschouwd. Zou hij aan
niet kunnen vertellen over een ploeg, e-m eg,
een melkkelder, gras, hooi, enz., over dn gen
dus die hij wel kon zien. Maar als voorwaarde
stellen wy dat by vertelt en niet leutc> t, dat
hy zyn onderwerp dus smakelijk weet te
maken. Zijn jeugdig publiek zal dankbaar
toeluisteren en leeren, werkelijk loeren. Ge
paste afwisseling over andero onderwerpen
willen wy niet gaarne uitsluiten.
Door de beginselen der Landbouwkunde
op do Lagere School te onderwijzen, ver
meerdert men evenwel voor haar het getal
der verplichte vakken an onderwijs met een.
Volkomen waar, maar kan men Landbouw
kunde niet inlijven by Kennis der Natuur, of
den omvang van een ander vak meer beperken
ten bate van het nieuwe'? Er is op de Lagere
School ballast en die kon door odder lading
vervangen wordon. Maar, laten wo eindigen
en nog eens herhalen, dat landbouwkundige
zaken op do volksschool zeer goed kunnen
behandeld worden.
Kudelstaart. G. Dbos.
Naar wij vernemen, is het door ons uit
het „Vad." overgenomen bericht, voorkomende
in ons vorig nummer, betreffende de inrich
ting van de adreszijde van briefkaarten, welke
niet van Rijkswege zyn verstrekt, in dien zin
op te vattendat daarop tot nader te bepalen
tijdstip, behalve de gedrukte opschriften
„Briefkaart" en „Aan", ook een afdruk als
van het op rijksbriefkaarten voorkomende
wapen mag worden gesteld. (Hbl.)
Naar de „RijDb." verneemt, is in de
Martha Stichting te Alfen een eigen Fanfare
corps (hoornmuziek) opgericht, met het doel,
de liederen op jaarfeesten enz. te doen be
geleiden. Tot leermeester en directeur van
dit corps is benoemd de heer A. J. Markx
te Oudshoorn.
Naar wordt bericht, is de toestand van
het Kamerlid dr. Schreinemacher te Maastricht
weder meer zorgwekkend. Do krachten blij
ven afnemen.
2S.)
Mot buitengewone innemendheid beeft baron
Van Adeldom mevrouw Vat) Bergen ontvan
gen, zoodra deze aan den arm van haren
benydenswanrdigen echtvriend haar entree
maakte. Mevrouw do barones geraakt nooit
uit liare plooi. Zy bepaalt zich ook nu by
eene stijvo buiging en scbynt niet de minste
jaloezie te gevoelen over do opvallende en
buitengewone voorkomendheid on beleefdheid,
welke de zestigjarige baron voor jonge
meisjes, maar bovenal voor jonge vrouwtjes,
tentoonspieidt. Hy was nu eenmaal op dat
fuut onverbeterlijk en mevrouw is te door
drongen van den hoogen eisch der etiquette,
dan dat zy by gelegenheid van een feest
zich den baron aan hare zyde zou kunnen
voorstellen. Baron Van Adeldom beroept zich
altyd op zyn zestigjarigen ioeftyd (ofschoon
zijne geboot te-al: to nog een paar jaartjes
daaraan toevoegt) en gaat van de stelling
uit, dat hot'hart altyd 'jeugdig blijft, zoolang
men don omgang met jongelieden blyft aan
houden.
Het was opmerkelyk, maar de haron wist
geregeld na elke soiree, welko hy met zyne
tegenwoordigheid vereerd had, welke dame
hot kleinste voetje had. Hij waardeerde ele
gante toiletjes en verzuimde nooit do geluk
kige schoone dienaangaande zyn compliment
te maken. Menige jonge vrouw beweerde dat
de gryzo baron somtyds „erg ondeugend"
kon zyn, maar al ware dit zoo, dan was het
met zulk eone delicatesse en bonhommie, dat
men hem er geen verwyt van kon makon.
Niet zoodra was mevrouw Vau Bergon aan
enkele bevoorrechte dames voorgesteld, of de
baron bood der bekoorlyke jonge vrouw zyn
arm, met het aaniokkeiyke voorstel, haarde
oranjerie eens te laten zien.
„Mevrouw houdt toch van bloemen, niet
waar?" Do baton loeft voor bloemenhy zou
ze dag en nacht kunDen verzorgen, „maar
bezielde en bezielende bloemen, die zooveel
zorg en liefde jusqu'd l'ln/tnie kunnen beant
woorden, jeugdig als vergeet my-nietjos, blank
als lelies, hoopvol als groenende takjes span
nen toch de kroon. "Welk een benydenswaar-
dig monsch is een griffier, wiens echtelyke
woning door zulk een teeder plantje tot eene
oranjerie hervormd wordt!"
Emma was wel wat verlegen met al die
complimentjes.
„Ais ik maar dertig jaar jonger was, wat
zou ik nog van het leven genieten! Si jeu-
sesse saoait, sl vieillesACpouvait!" en do baroti
host een diepen zucht, die zeker op mevrouw
"Vin Bergen een byzonderen indruk mo6t
miien.
.Hebt u in Parys La petite /nttriée ge-
ziet?" vraagt de baron eensklaps, als om
het gesprek eene andere wending te geven.
„Het is geen stuk voor jonge meisjes, maar,
wanifter ik op myn huwelyksreisjc was, zou
ik niit verzuimd hebben dat allerliefste
teekenngetje a ma charmante petite te laten
zien." Of hy bemerkte, dat zfin discours
Emma tiet erg beviel, of dat hy meende
genoeg gezegd te hebben, eensklaps liet hy
dit onderverp varen en vleide:
„Mynhetr Van Bergèn is een byzonder
knap niehtcb, zeer gezien onder do toga's
en by de balie, maar wel wat te emstig
gestemd. Oth ja, zoo gaat het! Onze heden-
daagsclte jongelieden genieten al zooveel van
het leven voir hun huwelijk, dat zy zich
inbeelden, eet., getrouwd, oude mannetjes te
moeten wordoi."
„Zoudt u me. denken dat dit in elk geval
verstandiger is tan oen, hoe zal ik 'm noemen,
dan een bon-vioau te blyven?" vraagt Emma.
„Natuurlijk, Uevrouw I Vooral, wanneer
men eene Hébé in jersoon naar den ambtenaar
van don burgerlyken stand getroond heeft.
Voor zóóveel bekoorlykheden zwicht de onver-
boterlykste booswicht! Het is maar jammer,
dat do vos zyne haren verliest, maar nooit.
En toch, geloof my, mevrouw, wanneer ik
liet geluk had eene bekoorlijke dochter te
bezitten, ik zou do voorkeur geven om haar
uit te huwen aan een jongmensch, dat de
wereld van allo zyden bekeken heeft, dien men
een bon-vivant, een viaeur noemt, boven den
kwezelaclitigcn jonkman van moeders pappot,
qui Mail toute sa jcuncssc mort paar tont 11
qui porie urn jupon."
Emma ziet haren cavalier verschrikt aan.
„'t Is maar good, dat de baron gecne
dochter heeft", denkt zy. „Hoe bevoorrecht
en hoe gelukkig ben ik met m:jn August,
die nocli het een, noch het ander is! O, de
baton moet in zyne jeugd dan we! een erge
losbol geweest zyn
En alsof de baron Emma's geheime ge
dachten geraden heeft, gaat lij op tuchtigen
toon voort
„Ge ziet in my, mevrouw, >3 vorpersoon-
lykiug van dat beginsel. In ir.jr.e jeugd was
Ik erg lichtzinnig.
(Trbzii jertolgd.)