N». 9880, Maandag O 3ïei. A°. 1832. Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Eerste Blad. <§eze <§ourant wordt dagelijks, met uitzondering van §on- en feestdagen, uitgegeven. JONG GEHUWD. PRIJS DEZER COURANT: Voor L«idcc per S maanden.....1.10. Franco per post1.40. AfzonóerJijlie Nommers0.06. KOLONIËN. BATAVIA, 2-S April. Uit Atjeh ontvangt do „Deli-Crt." de vol gende particuliere correspondentie, dd. Kotta- Kadja, 31 Maart: Wat een weer hebben wy de vorige week gehad! De zee, sedert dagen nogal woelig, was in den namiddag van den 25sten dezer sóó onstuimig, dat vele schepen het anker kapten en zeewaarts stoomden. Do branding tegen Oleh-leh was huizenhoog en sloeg alles kort en klein, wat op het strand met haar in aanraking kwam. Zoo werd de koepel achter de Witte Sociëteit geheel stukgeslagen, de kolen-los- en -laadbrug voor een gedeelte vernield en de Chineosche steiger gedeeltelik weggeslagen, evenals een gedeelte van het etrand; ook do zeehoofden en de woningen eer loodsen werden beschadigd; ook nog de Oostbenting, doch niet belangryk. Wat, voor zoover ik weet, nog nooit ge beurd is, geheurde n». De blauwe vlag woei te Oleh-leh! Het was noodweer. Op Oleh-leh-Oost, waar aan 't strand eene oude begraafplaats ligt, woelde de zee de lijken op. De geraamten in do kisten kwamen bloot. 'tWas een afgrijselijk schouwspel. De storm duurde 2 X 24 uren, waarna de zee bedaarder werd In dat onheimische weder kwam de West- boot (natuurlijk weder 24 uren te laat) met egele vlag in top opstoomen. De cholera vas aan boord uitgebroken. Van ontschepen was natuurlijk geen sprake. Door het bestuur werden zoo spoedig mo gelijk barakken te Oleh-leh opgeslagen, om ae vóürdek-passagiers als besmet op te nemen. Eerst op don 26sten dezer mochten de 1ste klasse passagiers debarqueeren, terwijl de 2de, 3de en 4de klasse passagiers in de ba rakken werden gehuisvest. Het schip is na de lading, zorgvuldig ontsmet. De cholera heeft eerst slechts één persoon .aangetast, doch de volgende dagen werden .n de barakken meer passagiers ziek, zoodat .e quarantaine aldaar voor langer dan 8 dagen werd bevolen. Door de late komst en het oponthoud met lossen, heeft de Westboot (Both) de reisbaar Segli en Edi niet kunnen doen en is zij alleen naar Poeloe Bras gestoomd, om den volgenden dag (29 Maart) de terugreis naar Java te aanvaarden. De barakken te Oleh-leh worden bewaakt door een detachement militairen, onder com mando van een officier (luitenant), terwijl de daarin gehuisvesten in den vooravond, van 6 8 uren, worden opgevroolijkt door muziekuitvoeringen. Intusschen hebben de medegokomen pas sagiers 1ste kl. een geducht koopje, daar zij hunne bedienden missen en anderen daarvoor moeten inhuren. Gisteren vertrok van hier 's Gouvernements stoomer „Albatros", om de niet-gedane reis van de Westboot naar Segli en Edi te onder nemen. Die boot zal daarna ook naarPenang stoomen met orders. De zenuwachtige spanning te Kotta Radja, door berichten van allerlei mogelijke en on mogelijke aanvallen op onze hoofdvestiging, is tot kalmto gekomen. De marechaussees waren de laatste dagen nogal gelukkig. Avond op avond maakten zij vele" goederen buit, waaronder donderbussen en munitie. Het is te hopen, dat zij niet te overmoedig worden en daardoor minder voorzichtig op treden. De posten werdén slechts nu en dan be schoten, daar de poeasa is ingetreden, welke den volke werd verkondigd door 3 kanon schoten van uit Kotta-Radja en drio andere bentings. De geheele afsluiting van de YI Moekims is nog niet opgeheven, omdat de geroofde geweren nog niet terecht zijn. De Atjeh-associatie treft in de laatste dagen nogal verliezen. Eerst -de hoogo rijstprijzen op Java, daarna de schade aan hare loodsen en steiger f 15,000) en nu nog de veepest (mond- en klauwzeer) onder haar slachtvee. De leverantie zal spoedig in andere handen overgaan, terwijl hot verlies wel gedekt zal zijn door de enormo winsten. Onze versterking te Segli werd nog steeds beschoten. Van daar kwam het bericht, dat de Pedir- sche hoofden zich te Kemala bij den preten dent-sultan bevonden, alwaar plannen werden gesmeed om een inval te doen in het gebied van Toekoe Bintara Kembangan. Tookoe Bintara Sama Indra, wiens gebied door den pretendent-sultan werd verwoest, heeft nu stappen gedaan om zich by ons to onderwerpen, om daarna aan onze staatsruif to mogen meeknabbelen. Edi is nog steeds rustig. De peperplukkers zyn naar hunne negorijen teruggekeerd, omdat zy daar voldoende voeding hebben door het gelukken van den rystoogst, en er door de geheele afsluiting van de Noord-Kust, niet veel te smokkelen en te rooven valt. Ook is het bendehoofd Toekoe Nja Mohamad uit Perlak naar Groot-Atjeh gewandeld. Melaboe werd den laatston tyd niet be schoten; ook de passargangors hadden geen last van het volk van Roending, omdat zy uit hun kampong naar Telok Boeboen zyn getrokken om bet hoofd aldaar, Toekoe TjoetAmin, te beoorlogen en te berooven. Twee kort op elkander volgende schok ken van aardbeving werden op den 20stcn dezer, des namiddags om 2 u. 23 min., te Segli waargenomen, doch verder nergens op Groot-Atjeh gevoeld. De regens hebben opgehoudenhet weder is nu warm en drukkend. De berri-berri neemt toe; het sterftecijfer is hoog. De schade, door de bovenvermelde zware branding veroorzaakt, wordt volgens latere berichten begroot op f 40,000. Het N.-I. Gouvernement heeft bijna geene schade gehad. Hetzelfde blad ontvangt uit Atjeh kort daarna weer eene correspondentie, dd. Kotta- Radja, 5 April, waarin wy het vólgende lezen Pas heb ik de vorige week geschreven, dat onze marechaussees veel succes hadden, of ik moet nu reed6 melden, dat eene brigade dier manschappen tusschen Lamjong en Boekit Karang in eene hinderlaag van talrijke Atjehers is gevallen. Van beide zyden werd gevuurd, met het ongelukkig gevolg, dat wij drie zwaar gewonden (inlanders) kregen. Dit ongeval had plaats in den avond van Zaterdag op Zondag (3 dezer). De marechaus sees, hoewel verrast, hielden stand, bestorm den den vyand en bleven meester van het terrein. De vijand vluchtte en liot slechts een donderbus in ons bezit. Welke verliezen hy op dien avond had, is tot heden niet bekend. Sommige berichten melden van één doode en drie gewonden. De Gouvernementsstoomer „Havik" kwam Zondag-namiddag tor reede Oleh-leh van Poeloe-Bras en Poeloe-Boeroe met het perso neel der kustverlichting. Op'beide eilanden is het rustig. To Poeloe-Bras heeft de luitenant K. zich vermaakt met de vischvangst, door middel van dynamiet. Naar een der vischjes gr(j- i pende, dat door de ontploffing boven kwam PRIJS DER ADVERTENTIÊN: 1—6 rogeli ƒ1.06. Iedere regel meer fO.Ï?§. Groot-ere lettere Deer plaatsruimte. Voor incasMeeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. dry ven, stak dat beestje hem met de rugvin. Een oogenblik later was zyn geheele lichaam blauw geworden en begon die officier zc raar te doen, dat men meende dat hij volslagen krankzinnig was geworden. Door de onmiddellijke hulp van den dokter te Poeloe-Bras is de lyder thans weder hersteld. By die visschery werd o. a. ook gevangen een visch van 73 kilo zwaarte, behoo rende tot het geslacht der dolfijnen. In zijne maag vond men na opening een dooden aap, een dood hondje en drie vis- schen van '/2 meter lengte. De quarantaine te Oleh-leh i6 nog niet op geheven, hoewel zich gelukkig geene verdere gevallen van cholera bobben voorgedaan, niettegenstaande do drassigheid van den grond, waarop de tot die quarantaine ge doemde menschen moeten wonen, met ge teerde zeilen als dak. Er wordt toch zooveel geld hier aan ge bouwen enz. vermorst, kan er dan geen geld overschieten, om een behoorlijk per manent gebouw voor dergelijke gevallen te Oleh leh op te richten? In do thans aanwezige barakken hebben de menschen het ellendig. Gemeenteraad van Voorschoten. Zitting van ft Mei. Voorzitter: de burgemoester. Afwezig met kennisgeving de heer J. M. Van Kempen. De notulen der vorige vergadering wc rden na voorlezing onveranderd vastgesteld. Over de voorstellen, om tot bestrydir.g der kosten tot reparatie van het plafond in een der schoollokalen, af- en oyei te schrijven uit den post onvoorziene uitgaven en uit den post van onderhoud straten, staakten opnieuw de stemmen, evenals over die tot wijziging 'der instructie van dan gemeente-opzichter mot en zonder voorafgaand overleg. De commissie, benoemd tot onderzoek der belasting ontwerpen, door B. en W. op ver zoek den Raad aangeboden, adviseert in hot schriftelijk door haar ingezonden rapport niefc tot wijziging dor verordening tot heffing der gemeente-belasting over to gaan. Overeen komstig dat advies wordt besloten. Ingetrokken wordt het besluit der laatste vergadering, waarbij met 1 Mei 11. de Green- wichtyd werd, aangenomen en bepaald met 9 Mei a. s. de gëmeenteklok weder naar den Amsterdamschen tyd te regelen. De vergadering wordt daarna geeloten. S.OCO.. 17.) „Verrukkeiyk!" juicht mevrouw, „een bal op dat heerlijke lustslot I Hoc alleraardigst van den baron om ons ook te vragen" en mevrouw Yan Bergen herleest den brief -riemaa). Monsieur le Baron d'Adeldom et Madame h Baronne restcront chtz eux le IS Mei 1S7S. Cluitcau dn Hoogwoud, prés d'Harlem. Vindt ge het niet allerbeleefdst, Gus?" „Ik, ik vind het bespottelijk." Gus, meent ge dat?" vraagt Emma eens klaps blijkbaar verdrietig. ,Ik zeg dat bet bespottelijk is, om ge- touwde menschen op eene buitenpartij 10 noodigen, waar hoofdzakelijk jongelui zullen sjn en waar gedanst wordt. Het is heel beleefd om ons to vragen, maar het staat natuurlijk aan ons om die uitnoodiging aan te nemen. \V(j zullen maar bedanken, dunkt mjj!" Emma zegt niets, maar trekt zenuwachtig met het mondje. August, die Emma's stilzwijgendheid aan eene verkeerde oorzaak toeschrjjlt on meent dat zjjn voorstel gedeeld wordt, gaat gemoe delijk voort: „Bals en dansen moeten wij maar aan de ongehuwde jongelui overlaten. Eens getrouwd, verliezen die partijen al hare aantrekkings kracht. Ik geniet meer van oen kalm avondje thuis dan op hot prachtigste bal tor wereld." „Dus, ge wilt bedanken?" vraagt Emma bits. August ziet zijn vrouwtje aan. Zou hij en zij dan andermaal, ook op dit punt, van ge voelen verschillen? „Wees verstandig, Emma; gij zjjt niet meer het jonge meisje, dat alles voor eon bal ten offer brengt, dat dansen een genot en zich opschikken verrukkelijk noemt. Wij zijn die tijden voorbij, lieve! Ik zal je eens een keertje meer naar de opera meenemen, maar dan moet ge ook geen woord meer over dat file champetre spreken; ik heb er niet9 geen lust in; ik zalmaar bodanken, hè?" „Doe zooals ge verkiest!" zegt Emma, kwalijk hare teleurstelling verbergende. „Neen", zegt August, „ge moet het goheel met mij eens zijn, anders. „Dat kan ik niet!" roept Emma eensklaps uit. „Ik ben nog jong; ik wil van het leven, van de wereld genietengij zjjt misschien blase van het uitgaan, maar ik, ik, die altijd bij papa en mama heb thuisgezeten, die niets van de wereld gezien heb, ik wil nog wel eens uitgaan." „Dwaasheid, mijn kind!" „Neen, geene dwaasheid", antwoordt Emma opgewonden. „Gij, jongelieden van een dertig jaar, huwt om van het uitgaan en het ge nieten uit te rusten. Wjj, jonge vrouwen, trouwen, maar hebben niets of weinig b(jge woondwjj willen niet uitrusten. Ik zie niet in, dat eene jonge vrouw een oud bestje moet worden. G(j, mannen, hebt zoo oneindig veel meer genoten, maar vergeet, wat eene jonge, twintigjarige vrouw toekomt." Emma's wangen zyn roodgekleurd. Met elk woord heeft z(j den klemtoon op dat gij en wij zoo mogelijk nog krachtiger gelegd. Het was misschien eene plotselinge opwelling van drift, want nadat zij hare meening zoo openlijk heeft uitgesproken, wordt zjj eens klaps kalmer. Nu dat woord er toch een maal uit is, bljjft het gesprokenGus moest dan maar eens de waarheid hooren! Het ging toch maar niet aan, om zoo op alles „3a" en „Amen" te zeggen. De jonge me vrouw acht zich bitter verongelijkt. „Moet ik dan altijd toegeven?" vraagt de griffier. „Hebt ge dat ooit gedaan?" De griffier kan een glimlach moeilik be dwingen. Het is immers zyno eigen schuld! Heeft niet hij en niemand anders dat mooie kind bedorven? Heeft hy niet alles gedaan, wat zy begeerde; is hij niet op eiken wenk gevlogen? En nu, ziedaar de vruchten van zooveel goedheid! Zy bemint hem metoruit- sprekelyke liefde en is niet bü machte, om één genoegen, een armzalig féte chcmpêtre, ter wille dier onuitsprekelyke liefde, ten offer te brengen. „Zoo zyn onze jonge vrouwtjes", zegt hy spottend. „Altyd maar pleizier, alsof het leven niets dan pleizier heeft aan te wijzen. Altyd uitgaan en een thuis heeft geene aan- trekkelykheid meer. 't Is treurig, 't is treurig!" Die spottende, byna bytende toon schynt de jonge mevrouw diep te beleedigen. Zij zou gaarne in dienzelfden goest willen ant woorden, maar dat kan zy nu eenmaal niet, en buitendien, eene schoone, jonge vrouw heeft andere wapenen, die zelden missen en byna altyd doel treffen. Emma heeft haren zakdoek te voorschyn gehaald, ondersteunt het hoofd met beide handen en wanneer een oogenblik van stilte heerscht, dan wordt er een allengs luider wordend snikken hoorbaar. Mevrouw weent. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1