N°. 984-3. Donderdas; 24 Maart. A®. 1892. Tweede Blad. <§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van fon- en feestdagen, uitgegeven. J?'euill0con. Waar was Adam gebleven1? LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden.7Z ƒ1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. Oilloiëele Kennisgevingfen, llerlialfngsoiiderwys. Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien art. 3 der verordening van den 12den Jan. 1R82, tot regeling van het Herhalingaondervrijs in de gemeente Leiden (Gemeenteblad No. 11); Brengen ter kennis van belanghebbenden, dat de jüBclirijving van leerlingen voor het Herhalings- onderwijs zal plaats hebben van den 21stentoten met den 25eton Maart a. s. Yoor meisjes in het Schoollokaal in de Yan-dor-Werf-straat, voor jon ens in dat aan do Korte Mare, telken dage des namid dags van zeven tot acht uren. Tot het Herhalingsonderwijs kunnen worden toe gelaten: lo. de leerlingen van de scholen der 3de en éde felaeee, die verkregen hebben het gotuigsohrifc, be doeld bij art. 18 2 dor verordening van 11 Novem- b r 1880 (Gemeenteblad No. van 1881); 2o. zij, die b(j een af te leggen examen blijken goven aan de daarvoor gestelde eiechen te kunnen voldoen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, beiden, DE KANTER, Burgemeester. 10 Maart 1892. E. KIST, Secretaris. Dc ramp ln de Hufdenstraat te Amsterdam. Een vreesel\jk ongeluk heeft gisteravond te Amsterdam plaats gehad. Te kwart voor achten werden de bewoners der Huidenstraat door een hevigen knal op geschrikt. In den drogistwinkel van den heer Yan Eupen, perceel No. 33, het tweede huis van de Keizersgracht, had eene ont ploffing plaats, vermoedelijk door benzine ver oorzaakt. Dadelijk daarop sloeg eene vlam menzee naar buitenhot benedengedeelte van den voorgevel stortte in de straat en ver brijzelde in den val de zijramen van den banketbakkerswinkel op den hoek der Keizers gracht. Nog grooter bleek weldra de ramp te zijn; onder het brandende puin zag men een man vruchtelooze pogingen doen om zich uit het vuur te redden. Een gasfitter der „Imperial," Joh A. Reygbart, wierp zich met levens gevaar tusschen de balken en steenen en trok den ongelukkige te voorschijn. Zijn ge laat was geheel bebloed en zijne kleederen brandden. Spoedig trokken anderen hem het brandende goed van het lijf, waarna de man naar het Gasthuis werd gebracht. Twee knaapjes, die op het oogenblik der ontploffing juist voorbij den winkel liepen, werden door het neerstortende puin tegen het pothuis van den banketbakkerswinkel geslingerd en voor dood weggedragen. Intusschen hadden de vlammen met onge looflijken spoed om zich heen gegrepen. Het belendende perceel, het hoekhuis, een sigaren winkel, stond in lichterlaaie. En ook naar het onderhuis van den banketbakkerswinkel aan de overzijde waren de vlammen overgeslagen. De toestand werd met elk oogenblik ontzettender. Hen had omtrent de bewoners der brandende huizen niet de minste zekerheid, maar spoedig bleek, dat een tiental personen gewond was Verscheidene werden zoo spoedig mogelijk per raderbaar naar het Gasthuis vervoerd. Ook twee knechts van den banketbakker werden, voor het fornuis staande, verwond. Verder bekwamen verschillende personen wonden door het breken van ruiten. Daar de meesten hunner zich ter verbinding naar hun bijzonderen geneesheer begaven, is het juiste aantal gekwetsten niet op te geven. Te 10 uren miste men nog mej. Broek mans, eene vrouw van 83 jaar, die eene boven kamer bij den drogist bewoonde, en een tweeden persoon, terwijl inmiddels bokend was geworden, dat een der gewonden, een knaapje, overleden was. Zooveel was althans uit de verwarde ver halen der verschrikte buren op te maken. De een zocht zijne moeder, een ander miste zijne zuster, een derde rende naar het Gasthuis oni zich zekerheid te verschaffen. De raderbaren kwamen en gingen. Het was een tooneelvan angst en radeloosheid, zooals men te Amster dam gelukkig nog nooit gezien had Ongeveer 10 minuten na het uitbreken van den brand gaven reeds 4- stoomspuiten en 3 handspuiten water, terwijl bovendien een drie tal brandkranen in gebruik werd genomen. De brandweer richtte, onder leiding van den commandant Hoogenboom en den sectiebrand meester Brull, dadelijk hare stralen op de belendende perceelen. De slangen werden daar toe door de Huidenstraat en over het dak van het vierde perceel der Keizersgracht gelegd. Te kwart voor negenen kwam ook de „Jan Van der Heyde" hulp brengen, maar toen was men den brand reeds in zoover meester, dat nog slechts nu en dan do vlammen opflikkerden. Het vuur in den banketbakkerswinkel, waar groote schade was aangericht, had men reeds vroeger geheel overwonnen. Een half uur later begonnen de stoom- en handspuiten in te rukken en bleef alleen de „Jan Van der Heyde" nog water geven. Thans kon men het tooneel der ramp beter overzien. Het hoekhuis was geheel uitgebrand, van het meubelmagazijn waren alle vensters ver brijzeld, en tusschen de beide huizen in hing nog het bovengedeelte van den gevel van het huis, waar do ramp was ontstaanook de nok was nog aanwezig. Aan beide zijden der straat waren tot negen huizen ver de glas ruiten gesprongen en in sommige woningen waren op het oogenblik der ontploffing de klokken blijven stilstaan. De knal was tot op de "Westermarkt gehoord. De politie hield een groot gedeelte der Huidenstraat, de brug over de Keizersgracht en aan boide zijden een gedeelte der Keizers gracht afgezet, daar de brandweer met het omverhalen van het hangende stuk gevel en de nok begon. Vooraf werden op bevel der brandweer alle huizen aan de overzijde en naast het ver woeste perceel ontruimd, terwijl de gaskranen afgesloten moesten worden. Toen dit geschied was, ving de brandweer hare gevaarvolle taak aan. Rappe gasten klommen op de daken der belendende perceelen en sloegen eerst eene lijn om de nok van het gebouw, welke na eenige rukken te 10 uur 20 min. omlaag stortte. Vyf en twintig minuten later lag ook het laatste stuk van den gevel in de straat en begon men het puin op te ruimen. Men vermoedde dat daaronder de twee vermiste personen bedol ven waren; sommigen van hen, die van den aanvang af op hot tooneel van de ramp waren geweest, meenden zelfs, dat nog vier personen niet weergevonden waren. Hadden de rookwolken, welke toen nog voort durend uit het perceel opstegen, reeds aange wezen, dat het vuur nog voortsmeulde, toen liet huis bijna geheel een puinhoop was, bleek dat boven nog veel vuur had gezeten. Enkele stralen waren voldoende om dit te dooven. Volgens officiëele opgave waren in het Bin nengasthuis binnengebracht 1 doode, 3 ver wonde mannen en 4 verwonde vrouwen. De burgemeester en verscheidene gemeen teraadsleden bevonden zich ter plaatse. Latere Bijzonderheden. Na de omhaling van den gevel werd een aanvang gemaakt met het ruimen der puin- hoopen. Onder dezen arbeid bleek eerst hoo vrcese- lijk de ramp was geweest. In het voorhuis werden achtereenvolgens gevonden de lijken van de echtgenooto van den heer Van Eupen, van do 83 jarige bewoonster der 1ste verdieping, juffrouw Broekmans, en van de vrouw van den kruier Van Wijle (in het pot huis van den banketbakkerswinkel gevestigd), wier bijstand eenigo oogenblikken vóór de ramp was ingeroepen. De heer Van Eupen was tijdens de ramp PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Yon 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad vrorai ƒ0.10 berexeaa. afwezig en vond z(jn geheele gezin omgekomen. Een kind van een paar jaar lag hedenmorgen nog onder de puinhoopen, in het achtergedeelte van het gobouw, waar de brandweer nog niet kon doordringen. Ook schijnt dat een vrouwelijk familielid, sedert eenigo dagen bi) den heer Van Eupen gelogeerd, is omgekomen. De dienstbode is door de ontploffing op straat geworpen en zwaar gekwetst onder hot puin vandaan gehaald. Het wegbrengen van de te voorschijn ge brachte lijken, in daartoe vroeger aangevoerde gasthuismanden, veroorzaakte eene groote ont steltenis onder het talrijke publiek, dat tot in den nacht aanwezig was. Te halféén werd de groote ladder, welke vroeger voor den Stadsschouwburg stond, op gericht, om het vuur, dat nog sfeeds in de bovenverdieping woedde, te blusschen. Het opruimingswerk werd tot hedenochtend 7 uren gestaakt. Het was nog onzeker of het hoekhuis (de sigarenwinkel van den heer Weidrager) ook omgehaald zal worden. De schade is nog niet te overzienook do huizen op de Keizersgracht bij het verkoop lokaal „Het O. Z. Heerenlogemont" zijn van achteren beschadigd. De ontploffing was zóó krachtig, dat do geheele balklaag en vloer boven den winkel verbrijzeld en in stukken op de straat werden geworpen. In winkels in de Huidenstraat zijn zelfs de ruiten en roeden der vensters tusschen voor- en achterkamer vernield. De meest waarschijnlijke lezing vari de oorzaak is deze, dat een vat mot benzine lekte, althans, de hulp van juffrouw Van Wijle werd ingoroepen om te helpen bij het schoonmaken van den winkel. Naar men zegt, is de dienstbode toen mot oen licht gekomen om bij te lichten, waardoor do ontploffing ontstond De snelle uitbreiding van den brand is daaraan te wijten, dat in den gemeenschap- pel\jken muur tusschen den drogistwinkel en don sigarenwinkel een gat van omstreeks zes vierkanten meter geslagen werd. Het puin viel in de huiskamer achter den winkol, welke kamer in een oogwenk in vlam stond. Gelukkig was de vrouw des huizes juist afwezig; anders ware hot aantal slachtofTers nog grootor geweest. De „Jan Van der Heyde" bloof tot bewaking achter. (EM) Slot.) „Het staat dus vast, dat Adam, zooals by gewoon was, ook nu de effecten in de tasch legde en deze omhing. Nu is hot ook dui delijk, waarom de commode niet doorwoeld was en de andero laden gesloten waren. „Men vond ook bloed in de kamer en kwam daardoor tot het besluit, dat er gemoord was. Er is ook werkelyk een ijjk in het huis ge vonden: dat ran e.n hond. Men heeft dien door eene scherpe snede eene slagader ge opend en do hond heeft daarbij niet geblaft of gebuild, maar slechts gejankt. Dat doet in nood een dier alleen dan, wanneer zijn meester het moordend staal voert. Men moet dus aannemen, dat Adam, vuur hij z\jn huis verliet, zjjn eigen hond heeft gedood. -Daarop deed ik mij de vraag of Adam vooinemens was al dan niet terug tekeeren. Dat hij, om welke reden dan ook, zich hei melijk willende verwijderen, vooraf zijn hond doodde, opdat deze hem niet lastig zou zyn of verraden, ia niet vreemd. Maar by heeft niet alleen den hond gedood, maar ook diens bloed opgevangen. „Daarmede moest hjj eon dool hebben. Hier komt nog iets by „Adam had de gewoonte het geld voorden inkoop zyner levensmiddelen op het tafeltje naast de deur gereed te leggen en daar werd het den volgenden morgen ook gevonden Dat doet geen gierigaard als hy er geen genot van denkt te hebben. Wy mogon dus aan nemen, dat Adam zyn huis verlaten heeft met het voornemen terug te komen. „Tot dusverre heb ik van het verlaton van het huis gesproken, zonder in aanmerking te nemen, dat ky dit niet door de gewone openingen heeft kunnen doen, en evenmin door den schoorsteen. „Wy mooten dus aannemen dat het huis een geheimen uitgang heeft. Dien geheimen uitgang heb ik zondor veel moeite gevonden. Er voerden bloedige voetsporen naar de slaap kamer, niet weer daaruit; in die kamer was eene kleerkast, welke openstond en door woeld scheen. Aan den achterwand er van ontdekte ik eene kunstig aangebrachte deur. Trouwens, ik wist dat zy aar zyn moest, want toen wy samen in den toren waren en ik, om de dikte van den muur na te gaan, in de nis slond, voelde ik daar eene houten afsluiting. „Toon ik zoovor met myn onderzoek ge komen was, kon ik op dien weg niet verder komen. Ik trachtte nu bekend te worden mot de leefwyze en gewoonten van den ouden man. Daartoe onderzocht ik zyne nalatenschap. Op zyne kleoding en meubelen lette ik weinig, des te meer op zyne boeken. En deze gaven my het verlangde licht. Ik zag er uit, dat hy een, misschien wel de laatste leerling was van die mannon, die zich afgaven met do kunst van het goudmaken en van het zoeken naar hot levenselixer. AVerken van Geber, Bacon, Baslius Valentmus, Paracelsus en andero alchimisten maakten den inhoud van zyne kleino bibliotheek uit, met die van andere minder beroemde namen, toover- en heksenboeken, zoo dol mogelyk, zoodat ik veilig mocht aannemen dat Adam öf naar goud, Of naar hot levenselixer zocht. „Ook het boek, dat men opengeslagen op de tafel vond, handelde hierover. „En toen ik het nadenkend in do hand hield, viel het my in, dat een boek, dat lan gen tyd opengeslagen aan het licht is bloot gesteld geweest, zich op dio plaats pleegt te openen, als men liet met den rug op de tafel I werpt. Ik deed dit en het boek viel open, biykbaar oi eene veelgelezen bladzyde. En daar vond ik een recept om het leven te verlengen, welks hoofdbestanddeel bestond uit hondenbloed en liet roest van oene ge- wyde kerkklok. „Het was dus meer dan waarschynlyk, dat Adam, nadat by den hond gedood had, in den toren was gestegen, om van de klok het noodige roest af te schaven, en dat dit schaven aan het metaal dien vreemden, schrillen toon ontlokt heeft, welke tot dusver niet verklaard kon worden. „Daar Adam den toren niet in duister heeft kunnen beklimmen, is het lichtschynsel, dat do nachtwacht een oogenblik op de daken heeft gezien, vermoedelyk door oen der tocht gaten uit zyne lantaarn daarheen geworpen. „Biyft nog de vraag, waar Adam gebleven is, wyl hem geen andere uitweg dan dien tot zyne woning ten dienste stond. „Na lang zoeken vond ik op het stedeiyk archief een oud bouwplan van kerk en toren en daarin het grafgewelf nauwkeurig aange wezen, zoo ook den doorloopenden muur, welke kerk en toren scheidde. Daar Adam dus niet in de kerk had kunnen komen, werd het my duidelyk dat ik myp.o navorschingen uitsluitend tot don toren moest bepalen." Hier hield Bormaon eenige oogenblikken op en trad aan het vonster, alsof de herin nering hem te zeer aangreep. Nadat hy zich hersteld en weer plaats ge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 5