N°. 9849.
Maandag; 31 Maart.
A». 1892.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van gon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit VLEK
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 19 Maart.
Feuilleton,
Waar was Adam gebleven?
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. ."777.77..77 1.10.
Franeo per post77.77777.77.7 m 1.40.
Afzonderlijke Nommen777777.77770.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1—6 regeïa ƒ1.05. Iedere regel moer f 0.17}.
Grootore letten naar plaatsruimte. Voor heft
Inoasaeeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Oflïeiöelo Kennisgevingen.
Herhalingsonder wy*.
Burgemeester en Wethonden van LeldeD;
Gezien arr. 3 der verordening van den 12den Jan.
1882, tot rogeling van het Horhalingsonderwge in
do gemeente Leiden (Gomeenteblad No. 11);
Brengen tor kennis van belanghebbenden, dat de
inschrijving van leerlingen voor het Herhalings-
onderwgs zal plaats hebben van den 21stentoten
met den 25sten Maart a. s. voor meisjes in hot
Schoollokaal in de Va'i-der-Werf-straat, voor jon-ons
in dat aan do Korte Mare, telken dage des voor-
middags van zeven tot a o li t uron.
Tot het Herhalingeondcrwije kunnen worden toe
gelaten
lo. de leerlingen van de echolen dor 8de en éde
klasse, dio verkregen hebben hot gotuigechrifc, be
doeld bg art. 18 2 der verordeniog van 11 Novem
ber 1880 (Gemeenteblad No. 4 van 1881);
2o. zg, die bij een af te leggen examen blgkeu
geven aan de daarvoor gestelde eischên te kunnen
voldoen.
Burgemoestor en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTEB, Burgemeester.
10 Maart 1892. E. KI8T, Secretaris.
Burgemeester cn Wethouders dor gemeente Leiden
brengen ter algemoeno kennis dat do passage over
de brug in de Langegraoht over de verlengde Oost-
dwarsgracht van Maandag 21 Maart a. e. gedurende
11 dagen wegens herstelling goheol zal zgn afgesloten
en dat in de passage van voetgangers door eeno ovor-
haalschonw zal worden voorzien.
Burgemeester en Wethouders voornoomd,
Leiden, DE KANTEB, Burgemeester.
19 Maart 1892. E. KIST, Secretaris.
Voor de afdeeling Leiden van den Neder-
landschen Protestantenbond trad gisteravond
prof. mr. W. v. d. Vlagt als spreker op. Eon
vr(j groot aantal hoorders was opgekomen
om te luisteren naar den weisprekenden rede
naar, die met zyne schoone, degelijke rede
stellig de aandacht van eiken belangstellende
van 't begin tot hot einde heeft geboeid.
Als onderwerp zjjnor rode kondigde spre
ker aan een antwoord op de vraag: „Wat
rest ons?" Aan het jongste geschrift van
James Martineau, rustend rector van het
Seminarie dor Unitariërs te Londen, over „den
zetel van het hoogate gezag in godedienstigo
dingen", wonschte hjj in hoofdzaak do over
wegingen te ontleenon, waarvoor hjj do aan
dacht vroeg.
Met eeno horinnerlng aan 't woord van
den grootsten Korkvader Augustinus: „Gy
hebt ons goschapon tot U, o God, en onze
ziel is onrustig in ons, tenzp dan, dat zy
rust hebbe gevonden in U", met oone heen-
wyzing naar do geiykonls van Hom, die
grooter is dan Augustinus, die van den Ver- I
loren zoon, oen woord, eene gelykenis, die
vertolken wat er leeft in de ziel van de
besten van ons geslacht stelt hy daar
tegenover de vraag van den twyfel: waar
gaan wy heen? Wat rest u aan geloof en
aan hoop?
Er is roden om in onze dagen die vraag
te stellen tegenover de velen, die ons op de
wankele gronden wyzen, waarop ons geloof
rust.
Daartegenover staan dan de machten, die
ons tot zich zoeken te trekken, door ons
rechtsgronden te geven voor ons geloof door
openbaring, hetzy van de Kerk, hetzy van
de Schrift.
Spreker ging vervolgens de gronden na,
en toetste ze, door de Kerk daarvoor aange
boden, als: lo. hare eenheid, 2o. hare hei
ligheid, 3o. hare algemeenheid, 4o. haar apos
tolisch karakter, en kwam na ernstig onder
zoek tot de gevolgtrekking, dat deze stukken
niet voldoende kunnen worden geacht.
Niet beter is 't mot de openbaring door de
Schrift. Immers om maar op één verschijnsel
te wpzen, hoe geheel verschillend is de
Christologie dér Synoptische Evangeliën van
Johannes, van Paulus en dan weer van de
belydenis der Kerk. Wy komen tot de Schrift
om te leeren, en wy staan voor een onoplos
baar raadsel. Toch niet onoplosbaar, als wy
maar niet langer vasthouden aan dat beeld
der Schrift, als één ondeelbaar codex, 't Is
meer gebeurd, dat van groote personen ver
schillende beelden zyn geteekend.
Een blik op de wordingsgeschiedenis van
de boeken des N. T. verklaart te dien opzichte
veel omtrent het daar goteekende beeld van
Jezus. De ons meegedeelde heilsfeiten zyn dan
geen feiten meer, maar worden menschelyke
inkleeding, geen geschiedenis, maar poëzie.
Wat on3 dan rest? Het boeld van Jezus
als mensch, en voorts het getuigenis van
ons geweten aangaando zyne geheel éénige
waarde.
Op voortreffelyke, meestorlyke wyze werd
ons nu dat beeld van Jezus geschetst, in
korte, kernachtige woorden Zyn besluit ge
teekend, na Zyne kennismaking met Johannes
den Dooper en Zyn daarop gevolgden ziele-
stryd, om het Godsryk te prediken niet als
vervulling van een nationalen droom, maar
als eene geestelyke kracht. Herinnerd werd
aan de schoonste woorden van Jezus, geweld
uit zyn diep godsdienstig gemoed; aan Zyn
leven van barmhartige liefde, een gevolg van
Zyn rein hart. Hy stond voor ons, omringd
door de armen en verstootenen des levens,
met een schulnschen, vyandigen blik aange
zien door de grooten der aarde. Zyn opgaan
naar Jeruzalem, Zyn vorbiyf aldaar, Zyn
lyden en sterven, we hoorden 't en wy zagen
't weer voor onzen geoet voorbygaan, en
werden er door geroerd en ontroerd. De dader
van straks is lijder geworden en hy sterft
aan 't kruis, dat symbool tot het teeken der
overwinning, die de Eomeinsche werold
overwint.
Ecce homoWaarom dat beeld nog eenmaal
herinnerd? Omdat dat nooit te vaak, neen
nooit genoeg kan gebeuren I -
Eene prediking, hoe welsprekend ook, zinkt
in het niet, als men staat tegenover dat
volle beeld van Hem, in wien zoo heerlyk
als in niemand anders, de liefde tot God en
de naasten werkelykheid ls geworden.
Jezus' leven schenkt ons nog altyd een
onwaardeerbaar onderpand voor de vertrouw
baarheid van zyn godsdienstig geloof.
Wy spreken hem niet alles na, in den
eigen toon. Wy weten meer dan hij, en
wit wy weten rechtvaardigt zyn Zondags-
blik op onze zichtbare wereld niet. Haar
dwaas, wie daarom meent, dat het hem
logenstraft. Zoo wat wy weten ons geloof
niet schraagt, dat wy iets weten kunnen,
zelfs het geringsto, dat schenkt het geloof
verhoogde kracht. Wat zou, in eone ongod-
dellyke wereld van louter doelloos en rede
loos bewegen, één enkel stel van die bewe
gingen ooit het recht verleenen tot het ge
tuigenis: ik weet? Voorwaar, indien wy niet
van beteren huize stamden, dan de zinnolyk
waarneembare wereld, zoover zy tot hiertoe
voor onze natuurkennis zich ontsloot, indien
wy niet, naar Paulus, woord, van Gods ge
slachte waren, wy zouden zeker, ja, het recht
ontberen om Jezus' wandel ooit te stellen als
een voorbeeld, maar even zeker misten wy
dan ook dit andere recht, om nog te spreken
van ons „kennen" der natuur.
Jezus en het getuigenis van ons geweten
aangaande hem, dien schat bezitton wy niet
voor onBzelven alleen, wy hebben dien aan
anderen mede te doelen. Wy mogen dat met
vertrouwen doen. De geschiedenis en ons
hart rechtvaardigen dat vertrouwen 1 Vond
het door velerlei leorstelligo toegift welhaasT
onkenbaro Christendom ingang, hoeveel ver
mag dan niet het Christendom, in zyne oor-
spronkeiyko zuiverheid op onze levenskrachtige
en reeds zich christelyke n nemende maat-
schappy 1 „De lendenon omgord en brandende
de lampei"
Uw arbeid zal in onzen Hoer,
Niet ydel wezen, Hom zjj d'eerl
Dit is ln korte trekken de inhoud van
prof. Van de Vlugt's rede, welke met aan
dacht werd gevolgd.
Van den radjah comm. dr. Sourindro
Mohun Tagore, te Calcutta, wien 'a Kyka
Ethnographisch Museum te Leiden reeds zoo
belangryke en kostbare verzamelingen te dan
ken heeft, heeft die instelling opnieuw oen
biyk van belangstelling ontvangen in eene ver
zameling voorwerpen van godsdieDstigen en
anderen aard, benevens sieraden door Hindoe-
vrouwen gedragen.
Uit het verslag der „Rotterdamsche
Tramweg-Maatschappy" over het jaar 1891
blykt o. a. het volgende
De paardentram te Leiden vervoorde 318,345
reizigers; de ontvangst was f 26,728.64. Af
gegeven worden 421 abonnementen voor
ƒ1473.50 en 24 schoolkaarten voor ƒ36, aan
diversen 61, totaal ƒ28,299.14.
Per omnibusdionst Leidordorp werden ver
voerd 20,97G reizigers; de opbrongst was,
inclusief het subsidie van de gemeento Lei
derdorp en particulieren, 3010.11.Daarvoor
oen volgend jaar niet op een voldoend sub
sidie kon worden gerekend, werd deze dienst
den 29sten November 1891 gestaakt.
Alles, met Rotterdam, Schiedam, Overschio
en Dordrecht, byeengenomen, hebben de ge-
zamenlyko ontvangston 649,122.30 beloo-
pen, en de gezamenlyko uitgaven 474,586.93,
zoodat er eene saldo-winst is van 174,535.37.
Overeenkomstig artikel 24 der statuten ls
door commissarissen het dividend vastgesteld
op 8 pCt., en de afschryvingen op 09,509,98,
zoodat do verdeoling der winst wordt als
volgt: gebruikt ter afschryving ƒ69,509.98;
dividend 8 pCt. over 1,000,000 f 80,000
reservefonds 5454.04tantièmes 19,090.91
en onverdeeld saldo, ovor te brengen op anno
1892, ƒ479.94.
Tot kapelmeester by het 2de reg. inf.
is benoemd de heer B. A. Rehl, violoncellist
te Utrecht.
Al do afdeelingen dor Tweede Kamer
zyn gereed mot het onderzoek der belasting
voorstellen.
Door directeuren van Teyleris stichting is
met goud bekroond eene verhandeling over den
invloed der buitenlandsche letterkunde op da
Noderlandsche sinds den aanvang dezer eeuw.
Schryver bleek te zyn de heer A. L. Bchel-
tens, hoofd dor school te Eolde (Dr.)
4.)
Eenige dagen later ontmoetten Anger en
Horst elkander op de sociëteit, op een tyd,
dat Bormann ook gewoon was daar te komen.
Daar hy niet aanwezig was, uitte Horst tegen
Anger zyne bevreemding daarover, waarop
de directeur van politie opmerkte:
„Die doet vreemd tegenwoordig. Gisteren
ontmoette ik hem, en nadat wy eenige woor
den gewisseld hadden, vroeg hy my, zoo bot
weg, of de schoorsteen in het huis van Adam
by het plaats gehad hebbend onderzoek ook
roeterig was gewesstl Denk u eens, een
schoorsteen zoDder roet! Nu, ik kon hem
daaromtrent zukerheid geven, want ik her
innerde my nog zeor goed hoe het stoof,
toen de schoorsteenveger er in steeg, zoodat
myno vrouw rail, thuiskomende, nog vroeg
hoe myn overhemd zoo vuil was."
Nu mengde zich ook een der andere beeren
in het gesprek
„Het bewuste geval schynt onzen goeden
advocaat zeer levendige belangstelling in te
boezemen; althans, hy is ook by my geweest
om de nalatenschap van den vermoorde na
te zien. De oude boel heeft weinig waarde,
maar inzonderheid de boeken zag hy door
mot eene belangstelling, eene betere zaak
waardig. Uit één er van, ik geloof dat, het
geen men opengeslagen op de tafel vor.d,
maakte hy zelfs aanteekeningen."
Er werd nog moor over de zonderlinge
luim van don advocaat gesproken, maar de
rechter Horst dacht na.
Wanneer wy iemand, dien wy als oen
scherpzinnig man kennen, voor een bepaald
doel navorschingen zien doen, welke daar
mede niet in verband scbynen te staan, dan
bevangt ons een gevoel van onzekerheid, om
dat wy óf aan zyn óf aan ons oordeel moeten
twyfelen; zoo ging het ook Horst.
Dat gevoel steeg, toen hy den volgenden
dag vernam, dat Bormann eveneens op hot
Btedeiyk archief was geweest, om in oude
oorkonden te zoeken, en na urenlang snuffelen
zeer bevredigd was heengegaan.
Een paar dagen later bracht Bormann, met
vriendelyko dankzegging, de stukken by den
rechter terug en zeide ter loops dat het lezen
er van zeer zyne belangstelling had opge
wekt. Daar het prachtig weer was, noodigde
hy den rechter tevens tot eene wan
deling uit.
De beido heeren slenterden onder een op
gewekt discours door de straten der stad en
kwamen zoo ook by don juwelierswinkel
tegenover de St.-Anna-kerk, waaraan zy werk
volk bezig vonden.
Bormann wees er mot de hand heen
en zeide:
„Onze magistraat deed beter, zoo hy dien
ouden boel opruimde, in plaats van hem op
to lappen."
„Dat opruimen zou nog zoo gemakkeiyk
niet gaan", antwoordde Horst, „ten minste,
de toren schynt buitengewoon massief te zyn."
„Gy hebt gelyk", zeide Bormann, „de
muren zyn acht voet dik."
Ziende, dat Horst verwonderd opkeek,
voegde hy er schielyk aan toe:
„Ik heb het dezer dagen toevallig gehoord,
anders zou ik het ook niet weten. Voor het
overige is de hoogte er aan geëvenredigd en
moet men daar een prachtig uitzicht hebben."
„Dat zal wel", antwoordde Horst.
„Ik dweep met een mooi uitzicht", voer
Bormann voort. „De deur staat open!Zullen
wy er eens opgaan?"
„My wèl", zoi Horst, meer om Bormann
genoegen te doen dan wel omdat het hem
aantrok.
Het onderste gedeelte van den vierkanten
toren was geheel ledig en slocht3 zwak ver
licht. Van de kerk was hy door een muur
volkomen afgeslotendaarentegen bevond
zich aan de tegenovergestelde zyde eeno diepe
nis. Bormann wondde zich tot zyn geleider
en zeide, in de nis tredend:
„Hier kan men de dikte van den muur
moten en komt die overeen met wat ik straks
zeide, want met myne uitgebreide armen kan
ik het einde van de nis niet bereiken."
Zy gingen nu de steenen trap op, welke
naar boven voerde. Het was er niet volkomen
duister, daar zich hier en daar luohtgaten
bevonden; toch kwamen zy slechts lang
zaam vooruit, tot een valluik hun den weg
versperde.
„Gy ziet, wy kunnen niet verder; laten
wy terugkeeren", zeide de rechter, die er
reeds genoeg van had, tot zyn geleider, die
vooraan was. Deze echter zette zyne schou
ders tegen het valluik, lichtte het op en
riep terug:
„Wy zyn al boven en het zal der moeite
wel loonenwacht een oogonblik tot ik oerst
de luikon open 1"
(WorcU vervolgd.)