N». S834. Maandag X-4 Maart. A'. 1892. feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van gon- en feestdagen, uitgegeven. Derde Bind. Leiden, 12 Maart. In het Oosten van Europa, PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon por 3 maandonf 1.10. Franco per postn 1-40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedore regel meor/"0.17j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseoren buiten de stad wordt f0.10 berekend. W erkelooslieid. We koloosheid is eene kwaal, waartegen BOg go;)n universeel kruid gewassen is." Met voorden eindigt het boekje van mr.Ph. falkenburg, dat door de Maatschappij van 't frit oi. Ier hare volksgeschriften is uitgegeven, pe scb' ijver bespreekt <>- r.st de werkeloosheid jls maatschappelijk ver a hjjnsel. Door welke inytaii'iighoden ontsta.»; Ju do kleine nijverheid komen vaak perioden Toor, waarin minder g? werkt wordt, het zy imdat /ij aan een zeker initrgetyde gebonden jf) of mdat de weersgesteldheid het werken rerbied' Ook de groot industrie is vaak aan een jaargetijde gebonden, bijv. do fabrieken taü ve luurzaamde levensmiddelen, boetwor telsiiik» rfabrieken, er; Al doze omstandig heden kunnen tijdelijke werkeloosheid ver- «orzaken. Yan veel meer gewicht is echter het te groot arbeidsaanbod, vooral ontstaan ioor hef trekken van bei platteland naar de steden. Hiertegen raadt men aan de werko- loozen weer naar ht platteland terug te zenden, dech de schrijver merkt op dat dit lenvoudlg verplaatsing van de kwaal is. Êene belangrijker orzaak voor de werke loosheid is vorder dc wisselvalligheid van den ifzet der groot-industrie. Do heer Falkenburg staat daarbij iets uitvoeriger stil. De oorzaak Tan het feit zelf zo».Vhy in onzo tcgen- Foordige wijze van voortbrenging. Do onder- remer verkeert namelijk by den aanvang der jioductio in onzekerheid omtront den prys, Fel ken hij zal kunnen bedingen. Allerlei «mstandighaden, bijv oorlogsgevaar, kunnon plotseling den prijs veranderen en de onder nemer kan eene prijs verb ooging of -verlaging, eeno vermeerdering van vraag en aanbod ilechts vermoeden, niet zeker weten. En nu ha het zyn dat hy don stryd moot opgeven, dat na eene lange of kortere worsteling ie fabriek gesloten moet worden. De moge- ijkheid dus, dat de productiekosten niet meer Ioor den prys gedekt worden, stelt den «beider bloot aan ontslag en aan werkeloos- id, want het is voor hem dan zeer moeilijk elders eene plaats te vinden. Wanneer er meer ondernemingen genood- bakt zijn met nadeel te produceeren, dan spreekt men van depressie. Zulk eene depres sie was vóór het ontstaan dor groot-industrie zoo goed als onbekend cn de laatste heeft bare ontwikkeling to danken aan de tallooze uitvindingen en verbeteringen in het fabrieks wezen, welke elkander in het laatst der vorige eeuw en in deze eeuw opgevolgd hebben. Geen land dan ook, waarin de arbeider meer gedwongen werkeloosheid te duchten heeft, dan liet land, waar do groot-industrie in haren tegonwoordigen vorm den scheptor zwaait, zegt de schrijver. In 't byzonder waar buiten landsche afnemers zyn, is de kans op eene - crisis groot, omdut de behoefte van de inland.- sche markt door den ondernemer nauwkeuri ger berekend kan worden. Daarom lydt b. v. de Engelscho wol-industrio veel minder dan de katoen-industrie. Hoe komt het nu dat eene zekere industrie plotseling haren afzet kan verliezen en hoe ontstaan die grooto prijsdalingen? Dit wordt in hoofdstuk II besproken. Ten eerste kan eene verandering in mode of smaak oeno bloeionde industrie tot staan brengen. Vervolgens kan de vraag naar iets voor oen tijdlang ophouden, zoo b v. by den scheepsbouw. Ook de duurte van grondstoffen kan eene depreesio veroorzaken, terwijl eene epidemie de koopkracht en den kooplust der verbruikers kan schokken. Groote crises kunnen het gevolg zyn van slechten oogst, oorlog of oproer. Verhoogde inkomende rechten kunnen eene industrie eveneens treffen; zoo werd onlangs de blik- industrie in Wales zeer bemoeilijkt door de hooge inkomende rechten op blik in Noord- Amerika, waar zij hare meeste afnemers vond. Dientengevolge besloten de fabrikanten van 43 fabrieken eene maand het werk te staken, waardoor 23,000 arbeiders buiten verdiensten raakten. In 't bijzonder bespreekt de schrijver nog do vermoedelijke oorzaken der laatste do- pressie van 1873, welke waren: lo. de nieuwe productieverbeteringen en goodkoopero trans portmiddelen als een gevolg van technische uitvindingen, en 2o. de waardevermeerdering (appreciatie) van het goud en het verbod van aanmunting van zilyer in vele landen. Ton slot to behandelt do heer Falkenburg de genees- en voorbehoedmiddelen. Wij hoor den reeds dat hy geen universeel middel weet. Verbetering kan z. i. brengen eene ar beidsbeurs, zooals die sinds 1887 in Amster dam bestaat, doch dan met onderling contact in alle contra van industrie. De arbeider kan dan te weten komen waar zfo'n arbeid ge vraagd wordt. De schrijver wjjst op het geen de Engelsche arbeidersverenigingen in dezen doen. Werkverschaffing vanwege staat of ge meente acht hij bedenkelijk. Het is een ver schuiven van de moeilijkheid. Verzekering tegen werkeloosheid houdt hy voor zeer moei lijk, daar het eerste veroischte voor eene goede verzekering ontbreekt, nl. de mogelijkheid om met eonige juistheid de grootte der te storten premie te berekenen. Doch met al deze mid delen worden wel de gevolgen bestreden, maar niet de oorzaken. Een middel hiertoe heeft men meenen te vinden in de onderne mersverenigingen, het „Kar teil" en de „Trust." Hoewel zij vaak gesloten worden om den prijs te dwingoD, kunnen zij toch door aan passing van productie aan consumptie de over-productio vermijden en de gevolgen daarvan: prijsvermindering, faillissement, ka pitaalsvernietiging en werkeloosheid. Vooral wanneer die verenigingen internationaal zijn, kunnen zy in dozen nuttig werken, hoewel het gevaar voor misbruik dan ook grootcr is en staatstoezicht zeer gewenscht. Het boekje van den heer Falkonbnrg is zeker zeer actueel en verdient alleen daarom ieders belangstelling, 't Is jammer dat do schrijver, waar hy mot voorheelden zyno be schouwingen toelicht, door gebrek aan ge gevens betreffende ons land, deze meestal aan het buitenland ontleent. Tot praoses van het Lcidsch Studenten corps is gekozen de heer J. Salomonson. Tot leden van de Almanakredactie uit het Lcidsch Studentencorps zijn nog gekozen de heeren: G. J. Schouten en J. Flantenga, waarin reeds vroeger waren gekozen de heerenJ. R. Th. Philippi, Tj. A. U. A. Iliilmalda van Egsinga en M. Zij non de Gier. Dc tot kolonel en commandant van het 4de reg. inf. benoemde luit.-kolonel F. C. C. Bloem, van dat corps, bljjft in zyn nieuwen rang te Leiden in garnizoen. Naar het „Vad." verneemt, is binnen eonige dagen het tot stand komon van een nieuw contract met de BillitonmaatschappU te gomoet te zion, waarbij voor den Staat hooger voordoelen zijn bedongen en zjjne souvoroinitcitsrechten heter verzekerd zijn dan h\) het verworpen contract. De werkzaamheden voor de beroepstel ling hebben langer geduurd dan men vor- wacht had; in do eerste plaats ten gevolge van de eigenaardige moeilijkheden, aan die tolling, welko, zooals men weet, voor het eorst gehouden is, verbonden; in do tweede j plaats door de mindere ambitie van lien, die er extra werk aan hadden en voor dat werk minder ruim betaald werden. Eerst nu zijn, zoo zegt de „N. B. Ct.", de tellingen zoo goed als goiindigd, en kunnen de resultaten binnen een niet al groot tijds verloop officieel worden verwacht. Door het raadslid den hoor W. Eeineken. te Amsterdam, is een voorstel ingediend tot opheffing van het verbod om zonder schrifte- lyko vergunning van den burgemeester op- tochton aldaar te houden. Het stoffelijk overschot van den kanunnik van het kathodraalkapittel van Haarlem, rnsgr. J. F. Vugt, is eergisteravond naar de St.Jozefs-kerk aldaar overgebracht, waar gisteren de plechtige lijkdienst plaats had. De begrafenis, welke zich door eenvoud kenmerkte, had to Overveen plaats. Ook daar verrichtte de bisschop van Haarlem do gebruikelijke plechtigheden. Yan ttarlitts „Volledige Werken" is bij de boekhandelaars Gebrs. Cohen, te Nij megen, do tweede aflevering verschenen, waar bij als premie wordt aangeboden„Stanley, zjjn Jeugd, Leven, Avonturen en R-eizen". Deze met afbeeldingen versierde uitgave van Marlitt is bewerkt door G. P. Kits van Hoijningen en Gerard Keiler. Er worden drie premicn bij cadeau gegeven. De majoor van den generalen staf A. J. Prins wordt eerstdaags toruggepiaatst bij bet wapen der infanterie, waarvan by her komstig is. Naar wy vernemen, wordt de majoor van den generalen staf F. R. Froger, thans chef van den staf by don commandant der nieuwe Holl. waterlinie te Utrecht, met Mei a. s. overgeplaatst by het lste reg. veld.-art. aldaar, en wordt hy vervangen door den majoor F. G. A Scberer, Tan het lste reg. vest, art., mede te Utrecht. (Uarf.) Door den heer J. H. v. Langeveld, den 20ston Febr. te Rotterdam overleden, is onder meer belangryke giften aan liefdadige instel lingen, aan het R.-K. par. armbestuurgelega- teerd de som van 350,000 guldon, bezwaard met vruchtgebruik. Naar men aan het „Dgbl. v. Ned." meldt, bestaat het voornemen, om de pupillenschool te Nieuwersluis geleidelijk op te heffen. Den 2den April vertrekt van Rotterdam naar Batavia per stoomschip „Bromo", van de „Rotterd. Lloyd", een detachement ter sterkte van 3 onderofficieren en 50 minderen, onder bevel van don Tan verlof terugkee renden kapt.-kwartiermoester van liet O.-I. legor J. Do Visser, en onder medegeieide van d6n voor dat leger bestemden 2den luit. der inf. L. K. Hamakers. £OXXL. 15.) Is daar stellig water te vinden?" Ja, en meer dan genoeg. Die bron Is ■Looit droog." De zon was ondergegaan en de schemering wierp een doodsch licht over de vlakte, toen ze hunne kameelen weer bestegen en fertrokkon. -Is Abdurrahman bier een man van go- zag?" vroeg de Hadj. „Ja. sedert kort, sedert de ongelovigen (God vordelge henl) naar het zuiden getrok ken z(jn. Ja, nu is hjj oppermachtig in deze streek. De Schach, dio hem gaarne op vriend schaplijken voet mot Perziï- zag, heeft hem tot JChan benoemd en men zegt dat li\j van de Russen geld ontvangt." Is dat waar?" -ik weet het niet! Wij. Arabieren, doen Blies voor geld." rBehalve onzen godsdienst onteeren." sEr is slechts éón God eD Mahomed is |zijn profeet." Fren achtereen reisden ze voort. Er was ^ater in de volgende bron. waar de ver moeide on dorstige kamoelen zich laafden. De nacht was koel on het dauwde sterk. Do zon kwam ouder gewoonte op en de hitte begon weer. Ongeveer drie uren na zons opgang bereikten ze eene lago heuvelry, welke zo overtrokken. Op den top gekomen, ontwaarden zo een verrassend schouwspel. Daar lag aan hunne voeten, in een groen dal, overschaduwd door groepen palmboomen. Abdurrahmans kamp, bestaando uit ongeveer honderd veelkleurige Arabischö tenten. Do middelste, grooter dan de andere, was van Europeesch zeildoek en omgeven door een zes voet hoogen muur van gebrande klei, waarin eene houten deur was aangebracht. Een vergulde bal, op den top van den korten vlaggestok, waaraan eeno roodo vlag wapperdo, blonk, opryzend uit het midden van de tent, in den zonneschijn. Eene heldore beek, huppelend op haren steenach- tigen bodem, stroomde midden door het dal. Op de hellingen dor heuvels waren vrouwen bezig geiten to melken en aan den voet liepen kameelen te grazen. Do beide reizigers haalden de teugels in, om zich te good te doen aan dit vroolijke schouwspel. Geen ander geluid dan het knar sen van den steenen handkorenmolen, liet fluiten der herdersjongens en -meisjes en het ruischen van de boek steeg tot hen op. Geen windje bewoog de palmboomende rook van de vuren der Arabieren dwarrelde in blauwe kolommen naar boven. „Dit is het kamp van Abdurrahman Khan", zeide de donkere Arabier, en op zfln voorstel daalden do beide mannen den heuvel af. Toen z(j b(j den 6froom gekomen waren, stcog do Hadj uit den zadel, baadde zyn gezicht en zjjne handen in het koele water en wierp alle bovenklocderen af, welke do Arabieren dragen om zich tegen de zonnehitte te be schermen. In zyn los, neerhangend gewaad van zee groene zjjde, open aan den voorkant, waar door een onderkleed van lichte zalmkleur zichtbaar was, dat om het middel door een veelklourigen gordel was vastgebonden, zag hij er schilderachtig uit. Tor voltooiing van zijn toilet zette hy op zyn hoofd eeno nieuwe fez en daaroverheen oen sneeuwwitten tul band en stak zijne voeten in een paar vroo lijke, gele muilen. Vol verwondering riep zijn metgezel uit: „Myn Cairo Hadj moet rijk zjjn, om zulke kleeron te kunnen dragen." De andere liet dezen uitroep onopgemerkt voorbijgaan. Hy sloeg een langen w\jden mantel over zich heen, welke ztyn geheele kostuum bedekte, en reed naar het kamp. "Weldra omgaf hem eene menigte menschen. Bezoeken waren zeldzaam op deze afgelegen plek op de Perzische grens, waar zich alleen zwervende Arabische stammen ophielden. „Vredo zy met u allen! Is Abdurrahman in zyno hut?" „Vrede zy met u! Ja. Wie wenscht hom te spreken?" „Een Hadj uit Cairo." Zyn kameel knielde en liy steeg af; een paar mannen snelden naar binnen, om Abdur rahman te verwittigen van de komst van den vreemdeling. Ze kwamen spoedig terug en verzochten den Hadj uit Cairo hen te volgen. Zijn mantel afwerpende, trad hy detent van Abdurrahman Kb an binnen. VII. Twee mannen zaten in een kantoor. Het is hetzelfde kantoor, dat wy vroeger gezien hebben: het vertrek met de gotraliede ven sters en het Perzische tapyt. Do beide man nen zyn ook dezelfde. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 9