JJA N«. 9805 A#. 1892. feze (Qcurant wordt dagelijks, mei uitzondering van fen- en feestdagen, uitgegeven* Leiden, 8 Februari. [Dinsdag O Februari. PRIJS DEZER COL'RANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Aisonderl^k» S'nmTDer».C.A6. PRIJB DER ADVERTENTIÉN: Y&n 16 repelt f 1.05* Iedere regel meeT Grootere letters naar plaatsruimte. Voor Let Ine&sseerea baitec de- stad wordt f0.10 tofcLcz-1- Hedenmiddag ontvingen we per Engelscbe mail de Bataviasche bladen van 4 tot en met 8 Januari, alsmede de „Deli-Crt." van 6en 9 Jan. Bij de heden gehouden openbare vorkoo- ping van cokes, in partijen van 100,50,10 en 5 hectoliters, waren de hoogste prijzen40, 20.50, f 4.20 en 2.15; de laagste: 40, 20.50, ƒ4.20 en ƒ2.10. Er is verandering gekomen in het optreden in de Ned.-Geref. gemeente te Leiderdorp van ds. Impeta. In plaats van a. s. Dinsdag avond zal Woensdag avond de Zendingsbid stond gehouden wordjn. HH. MM. do Koningin en de Koningin-Re gentes woonden gisteren in de Duitsche kerk to 's-Hage de voormiddag-godsdienstoefening by, onder gehoor van ds. Blech. Ds. Moes, te Amsterdam, heeft het be roep by de Evang.-Luthersche gemeente te 's-Hage aangenomen. Door de Geneeskundige Staatscommissie te Amsterdam zyn bevorderd tot arts J. Van Os en S. Lissaüor en is toegelaten voor het lste gedeelte J. G. Olivier. Do uit Oost-Indié teruggekeerde lste lui tenant J. P. L. Niesten is weder ingedeeld bij het 4do regiment infanterie. Naar de „N. 11. C." verneemt, zal de door den heer Fop Smit Jr. nagelaton col lectie schilderijen, geraamd op eene waarde van ƒ1,500,000, te Parijs in veiling gebracht worden. Uit het bestek en de voorwaarden voor den bouw van den nieuwen Stadsschouwburg te Amsterdam blijkt dat het hoofdgebouw van den schouwburg eene govellongte van 45 Meter heeft, zoowel vóór als achter, en dat de beide zijgevels eene lengte hebben van 48.60 M. Voor don voorgevel komt een avant-corps, dat 11.40 M. lang en 26.10 M. breed is. Het halve oppervlak der fundeeringen aan de achterzijde moet vóór of op 15 April 1802 voltooid zijnvóór of op 15 Mei moeten de geheeie fundeering en de twee waterloopen gereed en opengesteld zijn; terwijl vóór of op 1 December het geheeie achtergebouw, dus al wat achter den tooneel-afsluitmuur is golegen, onder dak moet zijn gebracht en waterdicht afgedekt; tegelijk moet het overige gedeelte van het gebouw tot op de hoogte van 1 M. boven den beganen grond zijn opgewerkt. Het werk moet op 1 December 1893 vol ledig worden opgeleverd, en op 1 Mei 1894 in good onderhouden toestand finaal worden opgeleverd. De aannemer is bovendien vorplicht alle onderbazen, opzichters on werklieden nie mand uitgezonderd tegen ongelukken te verzekeren. Hij moet vóór don aanvang van het werk de polis der verzekering aan de directie overleggen en by het verschijnen van eiken bolastingsterm(jn het bewjjs toonen, dat de tot dat tijdstip verschuldigde promiën aan de verzekeringsmaatschappij zjjn betaald. In de vergadering, welke de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amersfoort hield, is besloten tot het zenden van een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.J naar aanleiding en ter ondersteuning van de door het Kamerlid mr. J. A. Levy ingediende nota, de strekking hebbende om strengere bepa lingen op te nemen in het wetsontwerp op het faillissement, ten einde het aantal faillis sementen te verminderen, of, beter gezegd, het failleeren minder aantrekkelijk te maken; en voorts vrijstelling te verzoeken van zegel en registratie-rechten voor stukken, op fail lissementen betrekking hebbende. Zjj zal alle zusters kamers uitnoodigen eveneens een adhaesie-adres in te zonden. Lcidschc Schouwburg. Madme Agar en Molière, eigenaardige, maar droevige combinatie! „O misère inattendue, eet ami du peuple aurait été bien malheureux si quelqu'un lui eut prédit que ses restes mortels seraient insultós par ce peuple, qu'il avait tant aimó", schrijft Jules Janin, als hjj in herinnering brengt den smaad, den hoon, het l(jk van Molière, den grootsten blijspeldichter, aange daan, bjj gelegenheid van zjjno teraarde bestelling. Het nageslacht heeft die beleediging ge wroken, het heeft den beroemden acteur auteur in eere hersteld; overal heeft het zijne grootheid en roem verkondigd; het heeft in verschillonde oorden monumenten en stand beelden opgericht, maar.verbeterd heeft het zich niet; ons tegenwoordig geslacht heeft nog niet geleerd ook dankbaar te zjjn tegen over zjjne tjjdgenooten. De verguizing, welke het stoffelijk over schot van Molière heeft moeten dulden, de zelfde vernedering is ook ten doel gevallen aan het doode lichaam van Madme Agar. Te midden van tal van koffers en pakken heeft aan oen der Par()scho spoorwegstations de kist gestaan, welke hot lijk bevatte van de grootste tragedienne van haren tijd. Geen sterveling heeft getoond eerbied te bezitten voor die beroemde doode, niemand heeft een penningske geofferd om haar lyk eene begrafenis te bezorgen, der groote vrouw waardig. Op kosten der stad Parijs is haar overschot, evenals dat van een landloopcr of van een vreemden gevangene, naar den doodenakker gevoerd. Het besef van die heiligschennis doet zich nu bjj hare tijdgenooten gevoelen: men wil den gepleegden misslag horstellen; men wil thans een gedenksteen oprichten als ceno hulde aan de nagedachtenis der roemrijke, doch diep boleedigdo doode. Ook wy, Noderlanders, worden in de ge legenheid gestold ons penningske te offeren op dit altaar der dankbaarheid. Woensdag a. s. zullen eenige Fransche tooneolspelers, onder directie van den heer Talbot,-. voor( jheon sociétaire de la comédio frangalsoi den bekenden vertolker van „L'Avaro", eenige werken van Molière, den lotgenoot van Mme Agar, ton tooneele voeren, waarvan de opbrengst zal strekken tot het oprichten van het aan Madme Agar te wijdon monument. In grooten getale zullen onze stadgenooton naar den schouwburgtempel trokken, want ook wjj zullen onze dankbaarheid willen too nen tegenover de vrouw, die ons zoo menig maal in de tragedies van Corneille en Racine in verrukking heeft gebracht en onze bewon dering heeft opgewekt. Mr. L. H. 0e 8ste Februari. Ter herinnering aan den 317den gedenkdag der stichting van de Leidsche universiteit wapperde heden van do openbare en vele particuliere gebouwen de vaderlandsche driekleur. Van twaalven tot tiénen in den middag deed zich het carillon van den stadhuistoren hooren. Tegen twee uren stroomden vele belang stellenden naar het academie-gebouw, waar de rector magnificus, prof. dr. H. Oort, eene rede zou houden. Evenals dit sedert jaren op den dies natalis gewoonte is, was ook nu de academische kapel aanwezig, welke bjj het komen en gaan der hoogleeraren en curatoren den gebruikeljjken plechtigen marsch uitvoerde. Het droot-auditorium was geheel gevuld. Er kwam in het begin zelfs plaats te kort, zoodat enkelen in de vestibule moosten blij ven staan. Onder hot publiek bevonden zich, op de voorste rjjen, ook vele dames. Het onderwerp van de rede van prof. Oort was: „Oud-Israels rechtswezen." Het oude Israël, zoo begon spreker ongevoer, is het volk van den godsdienst: door zjjn godsdionst hoeft het in de vóór-ChristeIjjke wereld geschitterd en der menschheid een grooten zegen aangebracht. Wio Israël niet opporvlakkig bestudeeren wil, moet een hart voor don godsdienst hebben. Do studie van Israël is ook daarbuitenom belangrijk, omdat zijne geschiedenis tot de oudste behoort, die ons meer geeft dan eene lijst van r.amen en gebeurtenissen, maar ons een blik in het hart van het volk doet slaan. De vermeerderde kennis van de boeken des Ouden Testaments, spreker kan dit niet zoggen en gij kunt zoo vervolgde hjj het niet hooren zonder met rouw aan onzen Kuenen, don meester op dit gebied, te denken heeft ons de konnis van dat volk vergemakkelijkt. Israël leeft voor ons meer dan eenig volk der oudheid. Do kennis der Isra-lieten klimt op tot ongeveer den tyd der Richterende verzuchting in Richteren in die dagen was in Israël geen koning en deed ieder wat hem good- dacht doet niet een juislen blik slaan op dat tijdperk. Voordat de Hebreen Kanaüa binnendrongen, bestond daar eene geordende maatschappij. Z(j namen dat land in bezit half op vreedzame, half op gewelddadige wijze, voerden soms een oorlog op leven en dood of traden dan in meer vriendschappelijke ver houding tot de bewoners. Zoo werd in het Palestina van de 13do tot de 11de eeuw een heilzame strijd om hot bestaan gevoerd, die tot samenwerking noopte en waardoor groepen ontstonden, waarin recht heerschte. Saul vereenigdo do landsbevolking onder zijn schepter. Nu eerst was het volk van Israël geboren. Uit die tydon van gisting vernemen wij niets van een geschreven recht er waren rechtsprekers, vonnissen werden geveld, beslissingen genomen, maar er was geen recht. De rechtspraak berustte by do machtigen, maar de invloed van de volks- meening was onmiskenbaar. Naast den wil der heerschers stond de macht der geestelijkheid, die sterker was naarmate de mensch zich liever aan eene zedelijke dan aan eene stoffelijke macht onderwerpt. Zoo in het oude Kanatm waren het toovenaars, waarzeggers, profeten, vooral priesters, die hun gezag deden gelden. Langzamerhand deed het gemeenschapsge voel eene vaste, gaandeweg erfelyke priestcr- Fenilleton. „Goeden naclit, mijn lieveling!" 5.) Dat was olie in het vuur, en de bakker zou zich nog verder hebben laten vervoeren, indien het den verstandigen kok niet gelukt ware, hem half met gewold uit den Raths keller te troonen. Maar ook nu was de oude Stendau reeds te ver gegaanhet was gevaarlijk in het publiek do plannen der regeering aan te vallen, en als de particuliere secretaris de zaak aanbracht, kon zjj onaangename gevolgen hebben. Met een vasten handdruk namen de beide oude heeren afscheid van elkaar. Pogermann was bezorgd voor zijn vriend, ceno bezorgd- heid, welke de hofbakker echter geenszins deelde. Hy had slechts zijne eerlijke overtui ging voorgestaan, was zich van zijne trouw aan het koninklyke huis wel bewust en stond by allen, die hem kenden, hoog aangeschreven. Maar het kookte en giste in zun gemoed. In do eerste plaats de ergernis over zyne ongehoorzame dochter ja, als hy het recht beschouwde, was daaruit eigenlyk de geheeie geschiedenis in den Rathskeller ontstaan. In dien hy niet zoo opgewonden ware geweest, zouden de opmerkingen van den particulieren secretaris hem niet in het harnas hebben gejaagd. Het was reeds begonnen to schomeron, langzaam slenterde hy over den weg, welke zich van de Burchtstraat langs het water uit strekt. De weg word zelden door bet publiek gebruikt, de eenzaamheid deed den ouden heer goed, langzamerhand begonnen zyne zenuwen zich te kalmeerenby nanr den hoed af en liet den wind over zyn warm voorhoofd strijken. Alles wel beschouwd, was zyne huishou ding tot nu toe een toonbeeld van geluk en vrede geweest; zyn eenig kind, Lena, had hem niets dan vreugde verschaft, zy was zyn trots, zuil oogappel, de zoons van do beste Berlynscho burgerfamilies dweepten met haar en nu moest die vreemde deugniet zyn liuiselyk geluk verwoeston. Maar het meisje moest eenigen tyd weg, naar Strausberg, by bloedverwanten! Ja, dat was het beste 1 Als zy dan terugkeerde, nadat vorst Hendrik van Beieren met zyn gevolg Berlyn verlaten had, zouden rust en vrede in zyn huis terugkeeren. Zoo was hij by den tuin van Monbyou ge komen, welke slechts door een laag yzeren hek van den weg gescheiden was. Hier zag hij door do takken eene welbekende goslalto in een groen jagersbuis opduiken. De woede van den hofbakker begon opnieuw te koken. Daar ging de vlegel, die zyn familiegeluk wilde verwoesten 1 Een oogenblik stond do oude stil en zag somber naar den tuin. Do jager was in een klein paviljoen gegaan, welks doorbroken wanden tegen hot liek leundenby boog zich over de tafel, op als het waio uitnoodigende wyze presenteerde hy de rugzyde van het groene buis aan de blikken van zyn vyand. De gelegenheid was te verleidelyk. Stendau omklemde zijn stok vaster, zacht naderde hy den niets vermoedende, hief den arm op en met de spottende woorden: „Goeden nacht, myn lieveling goeden nacht, myn lieveling!" gaf hy hom twee slagen op zyn rug, welke lang niet malsch waren. De bakker hoorde een kreet van woede, doch zonder naar zyn slachtoffer om te zien, maakto hij zich uit do voeten. Dat deed hem goed 1 Ily lachte in zyn vuistje: „Ha-ha-ha, waarlflk, dat was een hartulyk goeden nacht!" Stendau spoedde zich nu naar huis. Doch I om den hoek gekomen, bleef hy plotseling j met wydgeopende oogen als versteend staan. De stok viel uit zyne bevende handen en hy hield zich aan de deurpost vast. Was hy krankzinnig? Daarginds aan de andere zyde der straat naderde met ras6che schreden de lyfjager, vroolyk do bekenden groetende, ging hy door het slotportaal. Het duizelde den ouden heer. Hoe kon de man nu plotseling uit geheel tegenovergestelde richting het slot ingaan en zoo bedaard en onbevangen, alsof zyn rug nooit kennis had gemaakt met den rieten stok van den bakker 1 Stendau zuchtte. „Myn hemel, als hy het niet was, dien ik geslagen heb, dan kan het alleen - zyne doorluchtigheid zyne haren rezen te berge en hy wankelde als een gobrokeu man in huis. Zóó stil haddon de huisgenooten van den ouden Stendau hem nog nooit gezien, de vrouwen schreven de slechte stemming van den boer des huizes aan den huiselyken twist toe. Helena leed zeer, zy herademde, toen zy na den maaltyd naar heur kamertjo kon gaan. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1