r 9796. Vrijdag 29 Januari. A0. 1892. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Forste Wad. (Qourant wordt dagelijks, met uitzondering van §pn- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 28 Januari. ton. EEN GELUKSKIND. PBJLJ8 DEZER COURANT: Tooi Leidea per 3 maandenf 1.19. Franco per post1.40. liaooderiijk» Sooonmra.O.M. Ollicïëclo Kennis^cyinjjcu. Burgemee«t<?r en Wethouders van Leiden, Gezien het adreo van COMMISSARISBEN VAN DE STEDELIJKE GA8FAURIEK alhier, houdende rerzoek om vergunning tot plaatsing van een vier den stoomketel naast de reeds bestaande stoom ketels in de Gasfabriek Gelet op de artt. 6 en 7 dor Wet van 2 Juni 1875 (Staatsblad No. 95j; Geven bij dezen kennis aan hot publiek dat ge noemd verzoek, met do bijlagen, op do 8ocretarie dezer gemeento ter visie gelegd is; alsmede dat op Woensdag 10 Februari a. s., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worien gegeven om bezwaren tegen dat verzoek in te brengen. E<argomeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester. 27 Jan. 1892. E. KIST. Secretaris. Do dies natalis der Leidscho universiteit zal den 8sten Februari -a. s. op de gebruike lijke wijze met het uitsprekon eener-rectorale rede in het academiegebouw, het houden van het professoren-diner, de ryjoo! der stu denten, het brengen der serenade aan de hoogleeraren enz. gevierd worden. Aan de universiteit alhier is het-doctoraal examen in de rechtswetenschap afgelegd door den heer E. S. Hollander. Gisteravond trad voor de getrouwe be zoekers onzer Yolksbyeenkomsten de heer A. N. J. Fabius, uit Naarden, welbekend door z\jne tatjjke geestige .schetsen en verhalen, als spreker op. Vóór de pauze gaf thy eon uit het leven gegropen tafereel, getiteld: „Meester Jan De "Weert." Natuurlek en waar schetste hy den een voudiger), braven dorpsschoolmeester, diens vreugde en blydschap, .als by in de school het telegram ontvangt dat zyn zoon geslaagd is voor het examen, dat hem het recht zal geven do lessen aan de Hoogeschool bij to wonen; den trots en hoogmoed der moeder en zuster, als dezen in het kleine dorp haast don toekomstigen militairen dokter wandelen, en later de droefheid, de teleurstellingen van den braven vader, als hjj tot de ontdekking komt dat de zoon zich zyno ouders schaamt, dat hy hen heeft verloochend. "Wyder en grooter wordt de klove; de ge neesheer trouwt met eene adellijke dame, zonder z\jne bruid aan de ouders te hebben voorgesteld, zonder hen zelfs bjj de plechtig heid van het huwelijk uit te noodigen. Nog eens komt een brief: h\j bevat echter geene teekenen van berouw, van oprechte dankbaarheid; het is slechts eene bede om geld. Grootheid brengt geen geluk aan: ziedaar do strekking van deze uitmuntende, diepge voelde schets, door allo aanwezigen met be langstelling govolgd. Na de pauze kregen wij nog eene humo ristisch getinte photographie van eene ge meenteraadszitting in een klein dorp, waar het behoud of de afschaffing der kermis aan de ordo was. Spreker werd herhaaldelijk luide toegejuicht. De loting der in het vorige jaar vöor de nationale militie ingeschrevenen te Oegst- goest zal plaats hebben te Leiden op Vrydag 12 Februari, *s namiddags te halféén, en voor de gemeeaite Voorhout zal de loting plaats hebben te Noordwyk op Zaterdag 13 Februari a. s., 's namiddags te halftwee. De volgende vereeniging is als rechts persoon erkend krachtens de wet van 22 April 1850 (Stsbl. 32$: „Eene school met den Bybel", te Sassenheim. Hare statuten zyn opgenomen in de Staatscourant van 28 dezer. Eerste Kamer. - De zittkig van 27 Jan. ving aan met de behandeling der begrooting van Jusfètie. De heer Alberda kwam cp tegen het in vrijheid ïaten van .jeugdige misdadigers bij gebrek atn plaats in de gestichten. De heer Rahusen .achtte den tijd voer inter nationale -regeling der conflicten over see- en handelsrecht, hoe wenschelyk ook, nog niet gekomen. Do heer Melvill van Lijnden vroeg v-astheid in de noiaris-tarieven, als waarborg tegen onderlinge tarievenvaststelling. Uit 't antwoord van den minister van justitie aan de spnekers bleek o. dat hy is tegen afschaffing der tarieven voor advocaten en procureurs; eveneens zeer afkeurt het -coali- seeren door notarissen in zake de kosten, waarby hy tevens mededeelde dat de regeering sal voorstellen de kosten wegens overdracht van onroerend goed te verminderen. Voor herziening der rechtsvordering acht hy den tyd nog niet gekomen. De regeling van het internationaal privaatrecht is in voorbereiding. Omtrent zyne voornemens nopens do wetboe ken, kon hij aiets belovenmen moost op zyne daden wachten. De minister wees o. a. op den geringen tyd, die hem nog gegeven was om vele onder deden te overwegen. Van bijzondere commis sarissen voor de wetgeving verwachtte hy in den regel weinig heilhun optreden zou eer tydroovend zyn; de plaatsing van opvoede- lingen te Ommerschans acht hy wel gowenscht. De tarieven der advocaten en procureurs leveren in de praktyk minder bezwaren op. By de herziening der notaris-tarieven zal hy het denkbeeld van maxima-tarieven overwegen. Aan eene herziening van het Wetboek van Burg. rechtsvordering denkt hy vooralsnog niet. Met den heer Rahusen is hy het eens, dat voor internationale regelingen de tyd nog niet is aangebroken. Overwogen wordt echter om met voorzichtigheid internationale rege lingen voor te bereiden. Do begrooting van Justitie werd zonder hoofdelijke stemming aangenomen. By Hoofdstuk Binnenlandsche Zaken be streed de heer Van Gennep krachtig de be voegdheid der gemeentebesturen om onder- wyzers te ontslaan, die de akte voor de vrye- en orde-oefeningen missen, wat te meer strijdig zou zyn met de wet, omdat dat vak geheel facultatief is. De heer Verheijen erkende ook het bezwaar, maar meende dat het zoover wel niet zou komen. De heer Alberda sloot zich geheel aan by den heer Van Gennep. De heer Melvill Van Lynden drong ernstig aan op meer toezicht op geschiktheid by de benoeming van onderwijzers, speciaal met het oog op de bewering in den Bond van Onder wijzers te Amsterdam, dat het begrip van -nationale grenzen en nationaliteit niet meer bestaat; men kende alleen de „menschelijk- heid". Dat bleef zonder protest. De minister fceeit in de stukken gezegd, dat het school toezicht in 6taat is te waken tegen versprei ding van met de Christelijke en maatschappe lijke deugden strijdige begrippen. Dit is echter niet voldoende. De onderwijzer heeft niet alleen te laten, maar ook to doen wat de wet gebiedt. Dit nu heeft niet plaats, wanneer ondorwyzers zich, zy het buiten do school, zóé uitlaten. De geschiktheid der candi- daten moet ook in dezen tot maatstaf dienen. Onderwijzers als de hier bedoelde zyn niot geschikt voor hunne betrekking. De Regee ring moet ook by de aanstelling van hoofden van normaalscholen op dat criterium letten. De aandacht van de Regeering zy hierop ten zeerste gevestigd ia het belang van duizenden kinderen. De heer Alberda ondersteunde het betoog j van den heer Van Gennep. Ook hy is van oordeel, dat de wet geene verplichting tot onderwijs in vak J oplegt. In verband met PRIJS DER ADVERTENTIÊN Ya« 16 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.174- Grootore lettere naar plaatsruimte. Voor hef ieoaweorea buiten d« «ta<i wordt fQ 19 bereken»-!. dit punt dringt hy aan op verbetering van de speelplaatsen bjj de scholeü, waar gym nastiek kan worden onderwezen. Naar aan leiding van de opmerkingen van den heer Melvill waarschuwt hy tegen generaliseering van de onderwyzers. Onrechtvaardig isJjbI eene blaam te werpen op de onderwyzetVfn het algemeen. In hetgeen de heer Melvill heeft gociteerd, ligt z. i. geene aanleiding tot. ernstig beklag. Men heeft ook te letten op het onderwijs op de school; daar buiten kan het vrye woord niet aan banden werden gelegd, tenzy de autoriteiten daardoor worden beleedigd. Overigens zou het schooltoezicht onder honderden geene aanleiding vinden tot uitsluiting wegens hunne begrippen. Spreker wyst voorts op het groote nut der ambachts scholen, zoo terecht door den minister ge steund, zoomede op het groote nut der in dustriescholen voor meisjes. Voorts betoogde hy de noodzakelijkheid om de Ryks-kweek- scholen voor onderwyzers en onderwijzeressen op dezelfde lyn te stellen wat de opleiding betreit, waaraan de laatsten nog meer be hoefte hebben dan de mannelijke adspirantcn. De heer Van Swinderen drong aan op scherper toezicht ten aanzien van de wette- ïyke bepalingen, regelende de jaarljjksche aan wijzing en becediging door de gemeentebestu ren van geneeskundigen voor den doodscliouw. De minister van binnenlandsche zaken gat in antwoord aan de sprekers te kennen, dat by eeno eventueele herziening van de Armen wet haar hoofdbeginsel steeds zal moeten gehandhaafd worden; op de aanmerking van den heer Van Swinderen, ten aanzien van den doodschouw, zal worden gelet by de her ziening van de Begrafeniswet; de Musea van Natuurlijke Historie behoeven verbetering en gaarno zal de minister medewerken tot aan bouw van een nieuw museum te Leiden, als hem daartoe gelegenheid gegeven wordt; dat de minister het nut van de burgeravond scholen erkent en haar bloei zooveel mogelijk zal bevorderd worden, dat omtrent de Meisjes- Industriescholen nog het onderzoek aanhangig is, waarbij gelet zal worden op de wenscho- lykheid tot technische opleiding der vrouw; dat goene verdere vermindering der normaal lessen wordt beoogd; blykt later meer geld beschikbaar, dan zal de post zoo noodig aan- zieniyk worden verhoogd. Aangaande de vrye- en orde-oefeningen in de gymnastiek is de minister van opinie, dat rechtvaardigheid behoort te worden betracht. Voor de toekomst van de onderwyzers be staat dan ook geen groot gevaar. Van H. Sclioberl. 4.) Sedert eenige weken woonde Hanna of eigenlijk juffrouw Johanna, in No. 11, bjj de moeder van den heer Schulz. Zy had het goed getroffen. De oude vrouw had een vrien delijk, innemend gelaat en was de goedheid zelve. Hare dochter Erna was zacht en vrien delijk. Zij schilderde zoer aardig op porselein en dat hield haar den heolen dag bezig. In zooverre had Hanna het dus zeer naar barorr zin; zjjbad nu gelegenheid zich aan het gezelschap van beschaafde lieden te wen nen en deed er-ook haar best toe. Eén ding slecht, was er, waarvan zy het gemis smar- telgk gevoelde, en dat was: arbeid. Ema had haar njge boeken gegeven en eenige handwerkjes geleerd, maar dat eindeloozo stilzitten begon Hanna to vervelen; ze was immers altoos aan voortdurende beweging gewoon 'geweest Soms bood zy aan, de vrouw des huizes een beetjo te helpen, maar dat ging ook niet; ze werd altoos weer naar hare kamer teruggezonden met een „Dank u, dank u, lieve juffrouw; geef u toch geene moeite!" Zoo was Hanna dan wel verplicht bare reeds uitgestoken hand terug te trekken en naar hare kamer terug te gaan. Niemand wist hoe lang de tyd haar viel en hoe schrikkelyk ongedurig zy er onder werd, en hoezeer zy naar werk ver langde. Haar eenigst genot waren de wandelingen, welke zy iederen dag met Erna deed. Dit jonge meisje, dat veel schoonheidszin bad en een goeden smaak, had Hanna naar haar beste vermogen als dame gekleed en eenige terechtwijzingen gegeven. Men zou nu niet meer gezegd hebben, dat ze een dienst meisje was geweest. Toch viel haar het leven als dame in het geheel niet mee, on meer dan eens vroeg zy zicbzelve af of het wel zoo heel gelukkig was ryk te zyn. Men ieiddo haar naar con certen er. opera's, maar haar ongeoefend oor kon het scboone der muziek niet vatton; de enkele stukken, welke zij in hare dienst jaren op de straatorgels had hooren spelen, schenen haar mooier en begrypeiyker too Eens, toen zy van eeno wandeling thuis kwam, hoorde zy in de voorkamer luid spreken. Zy trok hare hand, welke zy reeds aan den knop had, terug, want vreemden te ontmoeten scheen haar al tyd eene zware taak. Het bezoek scheen niet lang to duren, want zy hoorde binnen reeds afscheid nemen. Eenige oogenblikken later kwam Erna in hare kamer. „Is het geoorloofd binnpn te komen?" vroeg zy vroolyk. „Kurt Walden is daareven hier geweest; o, hy is sedert zyne terugkomst uit Enge land zoo veranderd, en wel in zyn voordeel, juffrouw Johanna; hy zou u gewis ook wel bevallen zyn; hoe jammer dat ge niet even binnen zyt gekomen!" „Nu, ik ben or in het geheel niet op ge steld, Erna! Ge weet dat ik niet gaarno vreemde menschen ontmoet." „Nu, maar dat zult go dan toch welmoe ten, want mama heeft hem togen morgen ten eten gevraagd 1" Hanna zag dat Erna bloosde, terwyi zy dit zeide, en vroeg daarom kort en goed: „Zyt gy mot hem verloofd, juffrouw Erna?" Erna kreeg cer.o kleur on sloeg de oogen neer. „Hoe kunt go dat denken, juffrouw Jo hanna? Ik weet toch dat er nooit iets van zou kunnen komon, want hy is arm en ik ook. Hanna zag de wolk niet, welke het ge laat van het meisje overtoog, toen het deze woorden uitte. „Maar ge hebt hem toch lief?" ging Hanna hardvochtig voort. „Neen!" riep het jonge meisje van uit de andere kamer, waar ze heen was ge vlucht, opdat Hanna hare tranen niet zou zien, welke zy maar niot kon bedwingen. De Zondag kwam. Ema was weer vroolyk en opgewekt; eigenhandig maakte ze Hanna's haar op en stak haar een mooi strikje voor in plaats van eeno broche. „Ziezoo, nu zullen we toch eer met onze kostgangster inleggen", zeide zy vroolyk. Toen do heer Walden kwam, was Erna's moeder in de keukon bezig met koffie te zetten, waardoor haro dochter gelegenheid had, Kurt Walden op de eerste ontmoeting met Hanna voor te bereiden. „Zij kan zicli nog niet zoo hoel good ge dragen, maar laat er niets van merkenwees vriendelijk jegens haar als' ge kunt 1" „Dat beloof ik u", zeide Kurt, maar terwfll hy naar Erna luisterde, hield hy zyne oogen onafgewend op haar mooi gozichtje geslagen hy kon den wensch niet onderdrukken, dat vrouw Fortuin do goede gaven, aan Hanna ten deel gevallen, in de blanke handjes van juffrouw Erna had mogen leggen. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1