LEIDSCH
DAGBLAD.
TE HUUR:
<0
I-
GROOTE OPRUIMING YAN
(y LAPPEN I
O
UI
ONGEKEND LAGE PRIJZEN.
öj Zeer groote voorraad. Verkoop uitsluitend a contant.
k Haarlemmerstraat 122. J. C. KORT.
N°. 9795.
X)oii<ler*(la2: 28 .Taniiari.
A0. 1892.
(jouraat wordt dagelijks, met uitzondering
van <gon- en feestdagen, uitgegeven.
flnis-, Rytuigsmcdcrg
Rijtuig- en Wagenmakerij.
J. J. VAN DEN BERGII.
HUIZRN met TUI3XTEKT;
en BO UWGBOJVD te koop
Keukenmeid, P. 6.,
Maximain-Thermometers,
J. G. Van Deene,
bi
C9
Japonstoffen, Zwarte Gewerkte Stoffen, Thibets, Dameslakens, Fantaisie-Katoenen, Blauwe Drils,
Wit Katoen, Bazijn, Piqué, Damassé, k Jour, Amersfoort en Kepers, enz., enz. (0
Bukskings, Meltons, Baaien, Bevers, Jaeger- en Wit Flanel, gestreept Jaeger, enz., enz.
10/4 Ongebleekt Katoen voor Lakens. 6/4 Ongebleekt Katoen voor Hemden, Vitrages.
Feuilleton.
EEN GELUKSKIND.
PRIJS DEZER COURANT:
Tw Leiden per meenden.f 1.19.
Franco per postLM.
Afeonderlfjk» Nommere,
PRIJS DER ADVERTENTIÉN:
Ten 16 regel» ƒ1.05. Iedere regel meer f0.1?|.
örootere lettere neer plaatsruimte. Voor bet
iaoesseeren buiten d« ct&d wordt f0 18 ber«ier»«i
en
Ondergeteekende heeft de eer te berichten
dat zyne zaak verplaatst ig van de Steen
straat No. 1 naar de Kruisstraat No. 45.
Zich bij vernieuwing aanbevelende, heeft hy
de eer te z(Jn,
Hoogachtend,
UEd. Dw. Dienaar,
Woonplaats: Van-der-Helmkade 340.
Leiden, Januari 1892. 328 17
OP „VREEWIJK."
bevattende 5 Kamers, Keuken, Dienstbodekamer, 3 Kabin., Kolder
Bovenw., bev. 3 .2 Zolderkamers, 1
n „2 1...
Benedenw., „3 Dienstbodekamer,
500.-
260. -
250.-
210.-
200.-
s jaars.
Alle huizen zjjn met Duinwater en van vele gerieflijkheden voorzien.
Inlichtingen geeft de Architect W. KOK, Pieterskerkgracht 16.
5290 30
GEVRAAGD, 1°. Mei, buiten Leiden: eene
goed kunnende koken en werken. Brieven
aan het Bureel v. d. Blad onder No. 458. 5
(Koorts-Thermometers),
met Contröle van het Koninklijk Neder-
landsch Meteorologisch Instituut te Utrecht,
verkrygbaar bjj 466 11
Instrumentmaker,
BREEITKAÜT 13, LEIDEN.
632 160
Van H. Schobert.
1.)
„Wie kan dat z(jn?" riep Hanna, toon zy
een harden ruk aan de schel hoorde; „wie
kan dat wel zijn?"
„O, het is de brievenbesteller", hernam
ze, hare donkere, borstelige wenkbrauwen
samentrekkend; „jawel, een brief met een
grauwen omslag!"
Hanna bukte om hem op te rapen, ze
hield haar lampje er zoo dicht mogelijk by,
doch zeker kon zy niet genoeg zien om het
adres te lezen, want zjj nam hem mede naar
de keuken, legde hem op de witgeschuurde
tafel neer, om hem aanBtonds mede naar
binnen te nemen; er was op het oogenblik
niemand thuis en Hanna was vlytig aan het
breien in de keuken.
Die weinige uren van rust wilde zy zoo
goed mogeiyk besteden. Toen zy haar werk
van de tafel opnam, viel haar oog onwille
keurig op het adres; heel bovenaan stond In
drukletters: „E. Lehmann. Lotery-collecteur."
Nu ging ze met spellen voort: „Aan mej.
Johanna Brahm."
Johanna Brahm, dat was zyzelve. Verwon
derd nam zy den brief op en woog hem in
hare hand. Wie in de geheele wereld had
dan iets aan haar te schryven?
Hanna was eene wees; zy kon zieh hare
ouders in het geheel niet meer herinneren
zy had haar heele leven gediend. Voor een
karig loon had zy zwaren arbeid moeten ver
richten, eerst in hare geboorteplaats, en toen
verdiende ze maar juist genoeg om zich te
kleeden. Sedert zy In de stad diende, was
het heter gegaan. Zy was vlytig, niet aan
matigend en zeer spaarzaam.
Maar iemand, die haar een brief kon schry
ven, had zy ook niet. Weer las en herlas
zy het adres ja, zy kon er niet langer aan
twyfelen: de brief was aan haar gericht, on
nu begon zy voorzichtig het couvert te openen.
Zy wist zelve niet hoe het kwam, dat hare
vingers zoo beefden. En wat veroorzaakte
toch dat benauwde gevoel in hare keel
Weer las ze.neen, het kon niet wezen.
Alsof het helpen kon, haalde zy diep, heel
diep ademmisschien hing heur haar wat al
te veel voor de oogendat gebeurde weieens
meer, als ze in verlegenheid hare hand er
doorheen streek.
Maar wat ze ook deed, die letters daar
voor haar veranderden niet; het was geen
droom; het was waar, heusch waarl
Zy had op een lot in de lotery honderd
duizend mark gewonnen. Ja, zy herinnert
het zich: uit medelyden had ze van eene
groentenvrouw, die in een kelder woonde, een
lot gekocht, en nu ontving zy honderdduizend
mark voor don thaler, welken zy in de
bevende vingers van de zieke vrouw had
laten glyden.
Honderdduizend markHanna raakte er
bepaald van in de war. Neen, goedhouden
kon zy zich niet, en met het hoofd op de
armen geleund, barstte zy in snikken uit.
Wat haar eigenlyk zoo deed schreien, wist
zy zelve niet; nooit had zy byzonder naar
rykdom verlangden nu overviel haar het
denkbeeld ryk te zyn, zdó opeens en zóó
onverwacht, dat haar hoofd gloeide en hare
polsen jaagden. En wat zou ze nu met al
dat geld beginnen? Jong was ze niet meer;
hare jeugd was in armoede en ontbering
voorbygegaanzy was nu dertig jaar, aan
zwaren arbeid gewoon geworden. Wat nut
kon het haar nu nog aanbrengen?
Voor heel veel dingen was het nu toch te
laat. De jonge man, die zy in hare jeugd
hart en hand willen schenken, was reeds
lang gehuwdwaarschynlyk had hy lang het
jonge meisje, dat meestal barrevoets ging
vergoten, toen hy de ryke dochter van deu
dorpsschout tot bruid verkoor. En nu, nu
was zy ryker dan die dochter van den schout,
maar mooi of aanvallig, neen, dat was ze
nooit geweest
Dit was het, waarover ze, zonder zich te
verroeren, zat na te denken, met den ge-
openden brief op de keukentafel vóór zich.
Opeens werd het haar duidelyk, dat het geld,
dat haar zoo opeens ten deel gevallen was,
haar niet alleen ryk, maar ook machtig
maakte. Haar wenschen en willen zouden nu
eene andere richting nomen. Nu behoefde zy
niet meer te werken; welbehaaglyk leunde
zy achterover in den harden houten stoel
en rekte zich uit. Het nietsdoen scheen haar
hoerlyk en aanlokkelyk toe, en toch was ze
altoos arbeidzaam, zelfs pynlyk netjes van
aard geweest.
Weer werd er gescheld. Het was de be-
hanger, die zyn sleutel had vergeten. Zy
kende hem reeds lang. Ditmaal was hy in
groote haast; toch viel het hem in het oog,
dat hot meisje er zoo vreemd uitzag.
„Het is goed, dat ik u thuis vond, Hanna
maar wat is er gebeurd? Hebt ge misschien
geslapen
Vervolg ommezijde).