Zaiei'ditg ÜS Janu:u'!. A#. 1892. !§sze jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van .gen- en feestdagen, uitgegeven. De Kleine Adverientiën Feuilleton. N°. 9791. "tM- PRIJS DEZER COURANT: ?for Leiden per 3 miiandea1.18. Franco per po'ta 1.40. A/20oderi:jke Kommer*.a 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: V»a 16 regelt ƒ1.05. Iedere regel meer f0.1?|. Grootere lettere naar plaatsruimte. Voor hei buiten de st^d vordt f0.!9 I worden in het Blad van morgen- la vond opgenomen. Woensdag- en Zaterdag-avond zijn I exemplaren van het Dagblad, waarin deze Advertentien voorkomen, van af halfzeven ver- Akrijgbaar ad 2 Cents, mits aan het Bareel \afgehaald. Ollii'iëele Konnisffevingen. DRANKWET. Burgemeester eu Wethouders van Leiden brengen Iter algeinc.ene kennis dat door do Wed. J. VAN KAMPENHOUT, geb. VAN BEEK, alhier woonachtig, leen verzoekschrift ia ingediend om vergunning voor Iden kleinhandel in sterken drank, in het perceel Oude Singel No. 184. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, DE KANTER, Burgemeester, lil Jan. 1H02. E. KIST, Secretaris. Leiden, 22 Januari. lieden zijn aan de universiteit alhier be- Ivorderd tot doctor in de rechtswetenschap: de heer M. Nauta, gob. te Wons, met ■academisch proefschrift, get.: „De onderlinge Iwaarborg-maatschappy, volgens het ontwerp de Staatscommissie", en de heer S. R. Steinmotz, geb. te Breda, academisch proefschrift, get.: „Ethnolo- Studion zur ersten Entwicklung dor Krachtens Raadsbesluit van 17 Juli 1890 overeenkomstig de voorstellen van B. en [Ws. tot de demping overgegaan van de Bin- nonvestgracht van de Mare tot aan de Gas fabriek en mede van het gedeelte, gelegen tusschen de Gasfabriek en de Tweelingstraat, [waarvoor oen bedrag van ƒ11,000, te vinden Vit de Buitengewone ontvangsten, word be- ichikbaar gesteld. Tevens werd bepaald dat later zoude worden eslist omtrent de bestemming, te geven aan door do demping verkregen grond. Er zal, naar het B. en Ws. voorkomt, alsnu lot verdere afwerking van het verkregen kerrein door bestrating en afscheiding van de pelendende perceelen behooren te worden over gaan, waarvoor in overleg met de Com- van Fabricage een plan is opgemaakt, ^"olgens dat plan wordt tusschen de Mare Reineveststeeg de straat gebracht op eene treedte van 6 meters, het talud van den Vest- fval flauwer gemaakt, bezood en beplant met lenvoudigo dekheesters, terwijl tegenover de feinevcststoeg een dubbele oprit is ontworpen, bestrating is doorgezet tot aan do terreinen der Gasfabriek. Langs de begraafplaats zal dan een ijzeren hek en langs de opening der 24 huizen, zoo noodig, een muur behooren te worden geplaatst. Deze afscheidingen moeten worden opge maakt voor gezamenlijke rekening van de gemeente en van de eigenaars der aangelegen perceelen. In de opgemaakto begrooting voor do hier bedoelde werken is dan ook slechts op de helft der kosten van afscheiding gerokend. Het terrein, dat zich langs de Gasfabriek en de fabriek van don hoer Bots uitstrekt, kan aan die inrichtingen worden afgestaan en in onderling overlog tusschen hen worden verdeeld; do voorwaarden van dien afstand kunnen nader worden vastgesteld, en daarbij zal moeten worden bepaald dat do afscheiding zal moeten gemaakt worden voor hunne rekening. Het terrein tusschon de Gasfabriek en do Tweelingstraat is aan do eene zijde geheel begrensd door de Gasfabriek en zoude geheel daaraan verbonden kunnen worden, onder bepaling dat ten laste van de Gasfabriek komen alle afscheidingen, die aan de Zand en Tweelingstraten geheel en die langs par ticuliere erven gezamenlijk met do eigenaren en langs hot terrein van de Turfschuur met do gobruikster, de Diaconie der Nederd.-Her- vormde gemeente. Vorder is het wenschelijk het laatste ge deelte nabij de Tweelingstraat in tweecn te deelon, zooals nu reeds voorloopig is geschied, ten einde een toegang te behouden voor de onlangs door P. Kooreman gebouwde huizen, waardoor eene poort gevormd wordt, toegang gevende zoowel tot de bovenbedoelde wonin gen als tot het erf van P. Hassolbach; in dat geval zoude de erfscheiding voor rekening komen van Kooreman. De kosten van een en ander worden ge raamd bestrating2650. ophooging, bezoden en beplanten 1050.— afscheidingen. 400.— totaal ƒ4100.— Hierbij is gerekend dat do bostrating in eigen beheer geschiedt en derhalve geene arbeidsloonen behoeven uitgetrokken te worden. Vermits hot wenschelijk wordt geacht do straatmakers aan hun gewoon werk, het doen van herstellingen en vernieuwingen van I straten, te laten, zal, naar het inzien van B. en Ws., het bestratingswerk moeten wor den aanbesteed en wordt de raming der be strating op ƒ3000 gesteld en wordt het totaal ƒ4450. Verder blijkt uit de mede overgelegde kadastrale teekening dat enkele van de aan de vroegere gracht uitkomende perceelen vergroot zijn ten koste van het eigendom der gemeente. Wat de bestrijding van de aan bedoelde werken verbonden uitgaven betreft, meenen B. en Ws. dat deze, evenals de kosten van de demping zelve, zullen moeten worden ge vonden uit de Buitengewone ontvangsten en wel uit het restant van de onlangs gesloten geldlecning. Zij geven den gemeenteraad alsnu in over weging lo. het bovenbedoeld plan van afwerking van het door demping verkregen terrein goed to keuren; 2o. een bedrag van 4450 ter zake beschik baar te stellen door verhooging der begrooting voor dit jaar mof genoemd bedrag bij nevens- gaanden suppletoiren staat van begrooting, strekkende tot verhooging van Volgn. 51 Geldleening ter voorziening in de kosten van buitengewone werken en van Volgn. 88 On derhoud van straten en pleinen met ƒ4450; 3o. het College te machtigen de noodige maatregelen te nemen voor de ontruiming door belanghebbende eigenaars en gebruikers van de aan de gedempte Binnenvestgracbt gelegen perceelen van den ingenomen grond, zullende te zijner tijd aan den Raad do noo dige voorstellen worden ingediend tot afstand in eigendom of gebruik van de eventueel aan gevraagde perceelen. Aan don gemeenteraad leggen B. en Ws. over de rapporten van de Commissie, krach tens Raadsbesluit van Februari 1891 benoemd voor het onderzoek naar den oorsprong van den Burg, waarin de voorloopigo uitslag van dat onderzook wordt medegedeeld en waaruit blijkt dat het wenscholijk is het onderzoek alsnog voort te zotten. Overtuigd dat het in het belang van de zaak is het onderzoek voort te zotten, geven B. en Ws. in overweging een tweede krediet van ƒ300 tor zake te verleenen, terwijl een staat van af- en overschrijving op de begroo ting voor dit jaar tevens ter vaststelling wordt aangeboden, strekkende tot verhooging van Volgn. 99: Onderhoud van huizen enz. met 300, te vinden door afschrijvingen den post v>or Onvoorziene Uitgaven. In eene gisteravond gehouden vergade ring van het departement Leiden der Maat schappij tot Nut van 't Algemeen trad als spreker op de heer mr. H. Goeman Borgesius, van 's-Hage. Het onderwerp wasArbeids wetgeving. Spreker begon met in herinnering te bren gen wat do onlangs als slachtoffer dor heer- schende ziekte gevallen kardinaal Manning gedurende 50 jaren voor de belangen van de lagere klasse gedaan heeft, hoe ook de Paus in zijne Encycliek de sociale quaestie heeft besproken en hoe ook van onder de protes- tantsche geestelijken dr. A. Kuyper op het te Amsterdam gehouden Christelijk sociaal con gres zich over de maatschappelijke vraag, als eene belangwekkende en de ernstige aan dacht waardige, heeft uitgelaten. Inderdaad kost 't moeite voor iemand, die studie maakt van die quaestie, om optimist te blijven; immers, togenover vooruitgang, op dit gebied te bespeuren, staan nog allerlei misstanden, die het maatschappelijk leven ontsieren, de woningen, het fabriekswezen, enz Door die wetten op don arbeid nu wordt evenmin de vrijheid aan banden gelogd, als dat door andere wetten geschiedt, als de ge neeskundige, die op de vennootschappen, nijverheidsindustrie, enz. Integendeel komen die wetten èn arbeider ón patroon beiden ten goede, omdat deze zich daardoor beschermd ziet togen misbruiken van slechte en kwaadwillige concurrenten. Toch is spreker, hoewel voor Staatstusschen- komst, 't niet met do soc.-democraten eens, omdat hij geene omverwerping, maar verbete ring van de grondslagen van hot maatschap pelijk leven wil. De enquête, ook te Leiden, heeft tal van misstanden aan 't licht gebracht en de nood zakelijkheid van Staatsregeling aangetoond. Do werktijd voor jougdige arbeiders mag stellig niet meor zijn dan 11 uren en moet tot 7 uren 's avonds beperkt blijven, opdat er tijd tot geestolijke ontwikkeling overblyve. Den arbeid van gehuwde vrouwen zag spreker liefst verboden, omdat hij gaarne de vrouw hare plaats in het huisgezin zag her nemen. Spreker is tegen een arbeidsdag van 8 uren uit opportuniteit. Hy vreest dat con currentie dio bepaling noodlottig zou doen werken. "Wat binnenlandsche producten betreft, zou mon hooger loon kunnen bedingen, maar de concurrentie met het buitenland zou niet j op die wyze zijn vol te houden. Maatregelen voor gezondheid en veiligheid der arbeiders, pensioenregeling, enz. zijn nood zakelijk. Maar bil dat alles moet er op gelet worden dat de zedelijkheid ten slotte wel een van de Aan ?t leren weergegeven DOOR HUGH CONWAY. En toen, met monigen kus en menig woord an liefde, deed ik haar de ringen weer aan en vinger, en nu wist ik dat al mijne on- jst ten einde was. „Maar sedert wanneer weet gij het? Hoe ebt gij het u herinnerd?" „Lieve man", zeide zij zacht, en hare stem link als muziek, „ik wist het reeds, toen k u het eerst aan de overzijde der rivier zag aan. Toen kwam het eensklaps bij mij op. lór dien tijd was alles beneveld. Toen ik 'v gezicht weerzag, begreep ik alles." „Waarom hebt gij mij dat niet gezegd?" Zy boog het hoofd naar den grond. „Ik wilde eerst weten, of gy mij liefhadt. 'aarom zoudt gy my liefhebbon? Zoo gy y niet liefhadt, konden wy van eikander ianik wilde u, zoo mogeiyk, uwe vryheid rnggeven; maar nu, Gilbert, raakt gy my iet weer kwyt!" Hare gedachten waren dezelfde geweest s de myne. Geen wonder, dat ik haar verkeerd begre pen had. Het idóo, dat zy eerst wilde zien of ik haar liefhad, was immers voor my ondenkbaar! „Gy zoudt mij vole bange dagen hebben uitgewonnen, als ik geweten had dat ik u niet onverschillig was. Waarom dcedt gij die rin gen van uw vinger af?" „Dagen gingen voorby en gy zeidet niets. Daarom deed ik zo af. Ik heb ze sedert op mijn hart gedragen; ik wachtte, dat gy ze my uit eigen boweging weer aan den vinger zoudt steken." Ik kuste de hand, waaraan zy blonken. „Dus is u alles nu opgehelderd, vrouw tjelief?" „Nog niet alles, maar toch genoeg! De waarheid, uwe liefde, uwe toewyding, dat alles, lieve man, is my nu helder, en ik zal trachten het door myne liefde to vergelden, zoo dat mogelyk is." Laten deze woorden zyn als het einde onzer bruidsdagen. Do rest is heilig. De boornen rondom ons weten alleen wat er tusschen ons voorviel, terwyl hunne vriendelyke scha duw op ons viel, waarin wy woorden van liefde wisseldon; waar onze tweede en wer- kolyke trouwdag, het eene uur na het andere, voorbijvloog. Eindelijk stonden we op, maar we kondon nog niet terstond dat plekje verlaten, waar h t geluk tot ons was gekomen. Wy keken j nog eens rond en zeidon vaarwel aan heuvel, vallei en rivier; wy staarden lang in elkan ders oogenonze lippen ontmoetten elkander telkens opnieuw. Toen gingen wy samen de wereld inhet nieuwe, liefdevolle leven te gemoet, dat ons voortaan wachtte. Wij wan delden voort als in een droom en ontwaak ten eerst door het zien van huizen en monschen. „Pauline", fluisterde ik, „is het u goed, dat we van avond nog van hier vertrekken en naar Londen gaan?" „En dan?" vroeg zy nieuwsgierig. „Kunt gy het vrager; Naar Italië nat uuriyk 1" Zy bedankte my met een blik en een handdruk. Wy waren nu thuis. Paulino ging binnen, Priscilla voorby, die met hare anders goed hartige oogen my vreeseiyk aankeek. Zy had my een aartsdomoor genoemd; daar moest ik revanche van hebben! „Priscilla", zeide ik bedaard weg, „ik ver trek eerst van avond; van Londen uit zal ik u schryven." Ik was al genoegzaam gewrokenhet goede oudje was op het punt om schrei end aan myno voeten te vallen. „Och, jonge heer Gilbert! doe dat niet, doe dat niet!" riep zy; „wat zal er van juffer Pauline worden Dat lieve schepselZy zou den grond kussen, waar gy gaat!" Ik had gerekend op eene nieuwe schrob- boering en niet op eeno uitstorting van ge voel als deze. Ik legde haar de hand op don schouder. „Maar, Priscilla", zeide ik, „uwe juffer Pauline, mevrouw Vaughan, myne vrouw, gaat mede." Nu begonnen de tranen van Priscilla nog meer te vlooien, maar dit waren tranen van vreugde. Tien dagen later stond Pauline by het graf van baren broeder. Op haar verlangen had ik aan het hek van het kerkhof op haar ge wacht, tot zy terug zou komen. Zy zag er bleek uit; aan hare oogen kon men zien, dat zy bitter geschreid had; maar toen zy zag, dat ik haar met bezorgdheid aankeek, glim lachte zy. „Gilbert, myn beste", zeide zy, „ik heb geschreid, maar nu glimlach ik. Het verleden is voorby." (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1892 | | pagina 1