LEIDSCH DAGBLAD. N°. 9759. Maandag 14 December. A0. 1891. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rZon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Kikeriki. POLITIE. Feuilleton. Aan 't leven weergegeven -1% PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco por post1.40. Afzonderlijke Nommers.0.05. FKIJS DER ADVERTENTIÊN: Tan 16 regel» f 1.05. Iedere regel meer f0.17$. Grootere lottors naar plaatsruimte. Voor hel incaeseeren buiten de stad wordt f0.10 berekend. Aan de Abonné's daarop, wordt, by dit nommer verzonden No. 12 van Kikeriki. De ernstige voorvallen, welke in den laatsten tyd te Amsterdam en's-Hertogenbosch plaats hadden, hebben de aandacht meer dan ge woonlijk gevestigd op de politie. Die voorvallen willen wy thans niet tot een onderwerp van bespreking maken. Geenszins. Noch de herhaalde debatten in den Amsterdam- schen gemeenteraad gevoerd als een treurige nagalm op de feestelijkheden voor het keizer paar en de daarop gevolgde enquête, noch de oproerige bewegingen te 's-Bosch zullen wy in btjzonderhedon nagaan. Het ligt geheel buiten onze bevoegdheid en zou den lezer slechts eene herhaling geven van wat hy gelezen heeft. Wy willen sproken over politie in 't algemeen. In 't algemeen heeft het woord eene om vangrijke beteekenis. Dan wordt daaronder begrepen „de zorg voor de gezondheid, de zedelijkheid en beschaving der burgers, voor het onbelemmerd verkeer langs de wegen en vaarten, voor de gemakkelijkheid en veilig heid der uitoefening van ieders bedrijf, voor de eenvormigheid van maten en gewich ten, enz." Hieruit zien wij dat de politie een uitge- breiden werkkring heeft; men spreekt van gezondheidspolitie, zedelykheidspolitie, bouw- politie, veiligheidspolitie, enz. In 't bijzonder genomen is aan de politie de zorg opgedragen voor de bewoners van het Rijk in 't algemeen, het toezicht op- en het handhaven der algemeene wetten betref fende jacht, visschery, vervoer langs rijks wegen, enz., dat is de rijkspolitie en van de gemeenten gemeente-politie. Dan is zy dienstig om voor de uitvoering der wetten te zorgen en de gemeentelijke verordeningen te handhaven. Zij constateert de overtredingen daarvan, spoort misdadigers op, draagt zorg voor orde en geregelden gang van alles wat hinderlijk kan zyn aan het verkeer. In al deze gevallen worden de bevelen uitgevoerd, welke van hoogerhand gegeven zyn. Juist daarin heeft de politie eene moeilijke taak, omdat er voort durend conflicten ontstaan. Verder gaat de bevoegdheid der politie niet. By proces-verbaal geeft zy verslag van wat te melden valt, maar straft niet; dit blyft overgelaten aan den rechter. Nu is de politie meer bepaaldelijk de gemeente-politie in vele plaatsen niet po pulair. Wij behoeven waarlijk geen voorbeelden aan te halen tot staving van dit beweren. Ieder lezer is by herhaling meermalen er getuige van geweest met welke moeite de politie somwijlen haar prestige moet hand haven, maar bovendien nog tegengewerkt wordt waar zy optrad om het gezag te doen gelden. En toch, tot het bewaren van orde en rust in stad en land is ieder burger verplicht Maar met die verplichting wordt het zoo nauw niet genomon; integendeel, by som mige gevallen schijnt men er prys op te stellen en het zich tot eene eer te rekenen wanneer men zich zoo krachtdadig mogelijk tegen de politie verzet. Dit schijnt zich wel tot eene bijzondere categorie menschen te bepalen, maar toch blijkt het by herhaling dat men willens en wetens de politie in de uitoefening van haar plicht bemoeilijkt en 't haar lastig maakt. Al te veel toch wordt ver geten dat de orde daarmee allerminst ge handhaafd wordt en moge men niet altijd meester van zyne daden zyn, óón oogenblik van onbedachtzaamheid, of beter gezegd van ongepaste vrijmoedigheid, kan eene reeks on aangename gevolgen hebben. Wanneer er hulp of assistentie ingeroepen wordt door den politie-agent is het een be wijs dat hy die hulp noodig heeft of in nood verkeert en dat hy aan hot geregeld verkeer wil onttrekken wat daar hinderlijk voor is. Niet spoedig gaat de politie-agent er toe over, zoodat zyn roep om hulp, zyn ver zoek om assistentie beantwoordt behoorde te worden. En hoeveel malen wordt hem dan hulp geboden? Vaak ziet men het tegenoverge stelde. Yanwaar komt dit? Niet zoo dadelijk is op deze vraag een antwoord te geven. Er werken verschillende omstandigheden mede tot de antipathie tegen de politie. Ter eener zyde zyn het de hooggeplaat- sten, die hunne bevoegdheid te buiten gaan of door hun optreden en wyze van handelen het publiek ongunstig stemmen; ten andere zyn het de minderen, die door minderen tact of geschiktheid daartoe medewerken; maar algeheele sympathie voor politie komt wei nig voor. Wy moeten toegeven dat er enkelen, zoo wel hoog- als laaggeplaatsen, niet beseffende welke zware verplichting op hen rust, zich te buiten gaan en onrust verwekken, waar de bewaring van het tegendeel hun is toe vertrouwd. Maar het gaat niet aan het geheel te min achten en te beschuldigen voor wat enkelen misdreven. Er staan toch tegenover die enkelen, velen, zeer velen zelfs, die door getrouwe plichtsbetrachting, ijver en bruikbaarheid de tevredenheid hunner chefs hebben verworven. Al te gauw is men geneigd het „geheel" te beoordeelen naar de tekortkomingen der „deelen." 't Doet ons denken aan 't bekende spreekwoord van den rottigen appel in de mand der fruitvrouw. En dit is onjuist en onbillijk geoordeeld, want even goed zou een heel bataljon sol daten smerig genoemd kunnen worden bij 't aanwezig zyn van een paar vuile indivi duen; of al de manschappen eener equipage als dronkaards uitgemaakt kunnen worden, wanneer een paar Janmaats zich aan dron kenschap overgeven. Zulk een oordeel zou hard en ongepast zyndoch het schijnt tot de menschelyke zwakheden te behooren, meer naar het aan zien en naar oppervlakkigheden, dan naar rechtvaardig oordeel zyne meening te zeggen. Wanneer wy vooropstellen dat het bewa ren van rust en het handhaven van orde voor ieder ingezetene een dure plicht is, en wanneer wij allen daarvan overtuigd waren, dan zouden al heel wat ongerechtigheden minder plaats hebben. Immers waren alle menschen in de hoogste mate zachtzinnig, buigzaam, rechtschapen, vernufrig, werkzaam kon aan allen evenveel menschlievendheid, oordeel, moed en volharding worden toege kend dan zouden de menschon volkomen vrij en zonder voorschriften kunnen leven. Er zou geene politie, geene krijgsmacht noodig zijn! Zulk een toestand is echter ondenkbaar, zoo niet onmogelijk. De menschelyke gebreken noodzaken den een steeds op zyne hoede te zyn voor den ander en die gebreken, men moge er van zeggen wat men wil, zijn er met onze hoog gevierde verlichting niet op verminderd. Het is en blyft dus noodig dat er wetten en bepalingen bestaanhet is dus noodig dat er menschen zyn, die voor de uitvoering daar van zorg moeten dragen, en vandaar dat elke gemeente van groot tot klein jaarlijks een Hoofdstuk Politie op hare begrooting brengt, waarvan het gezamenlijk bedrag menigeen, die zich tot narekenen wilde zetten, de handen van verbazing inéén zou doen slaan. Over het algemeen wordt de politie wij bedoelen hier de gemeente-politie beschouwd met een ander oog dan dit eigenlijk behoorde gedaan te worden. Waar de een het onmogelijke vergt en de politie zelfs de schuld geeft van datgene, waarvoor men zelf moest zorgen, niet voor komen te hebben, beschouwt een ander haar alsof zy bedoeld moet zyn met eene groote mate van vaderlijke, ja zelfs moederlijke zorg. Waar de een haar beschuldigt van halfheid en langzaamheid, ja nog verder gaat en haar grove onrechtvaardigheid toeschrijft, noemt een ander haar optreden zelfs in gematigden vorm ruw geweld. Deze verschillende meeningen of begrippen- vinden hun ontstaan in ons bijzonder rechts gevoel, waarbij m®n vergeet dat de grootste moeilijkheid is gerechtigheid te doen. En juist op goed oordeelen komt het hier vooral aan. Maar met dit alles treden zeer weinigen op om mede te helpen, als 't noodig blykt. Tot staving hiervan wijzen wy op de waarlijk zeldzaam voorkomende gevallen, welke ons de dagbladen vermelden en er dan doorgaans een warm woord van erkentelijkheid bijvoegen, waarbij als groote bijzonderheid de medewer king van enkelen uit het publiek genoemd wordt. Die „zeldzaam voorkomende gevallen" moe ten geheel verdwijnen. Uit het publiek en door het publiek moet de politie geholpen worden, niet in de rol van „verklikkers" of „aanbren gers", maar in gevallen waarin rust en orde in gevaar zyn verstoord te worden. Is or een volksoploop alles loopt mede; wordt er een beschonkene gearresteerd, by tientallen zyn de toeschouwers te tellen, ja worden van toeschouwers medehelpers om don man te bevrijden, hetgeen echter in 9 van de 10 gevallen vergezeld gaat van ruk ken, gooien en scheuren, dat niet anders dan ten nadeele van den betrokkene is, wiens plunje dan ook gewoonlijk aan flarden om het lyf hangt. Ziet, zulke onverkwikkelijke too- neelen moeten verdwijnen, 't Is al treurig genoeg dat ze hier en daar plaats hebben, en steeds weder het bewys leveren van slechte medewerking van het publiek. Maar wat moet er dan gedaan worden? Heel veel Wij moeten ieder voor zich in 't bijzonder het vaste voornemen hebben ons niet schuldig DOOR HUGH CONWAY. 23.) „Als gij my zegt waar ik juffrouw March ten huwelijk kan vragen, krygt gij die twee banknoten, en op den dag van ons huwelijk krygt gij de overigen." De oude vrouw zat eene poos zonder een woord te zeggen, maar ik zag dat de ver zoeking haar bekroop. Eerst hoorde ik haar prevelen „Vyftig duizend lire jaarlijks!" Het toovermiddel werkte. Eindelijk stond zij op. „Bekoren u de banknoten niet?" vroeg ik. „Ik kan niet. Ik durf niet. Ik mag niet; maar. „Wat maar?" „Ik zal schrijven! Wat gij gezegd hebt, zal ik schrijven aan il dottore!" „Wie is die doctor? Ik kan hem zelf ook wel schrijven, of hem gaan opzoeken." „Zeide ik il dottore? Dat is mij ontvallen. Neen, gij moet niet schryven. Ik zal het hem vragen en hij moet beslissen." „Zult gij dan terstond schryven?" „Terstond." Na nog een blik op de banknoten te heb ben geslagen, keerde zy zich om, om heen te gaan. „Neem dan toch die twee banknoten maar", zeide ik, terwijl ik ze haar in de hand drukte. Met blijde verrukking borg zy ze vóór in haar kleed. „Zeg eens, Teresa", zeide ik vleiend, „zeg rnjj eens, zoudt gij denken, dat Signorina Pau line niet onverschillig omtrent my is?" „Wie weet!" antwoordde zij sluw; „wie weetmaar ik zeg nog eenszij is niet voor liefde en huwelijk." Niet voor liefde en huwelyk! Ik lachte luid om de bespottelijke bewering van de oude, al had zy die ook nóg zoo dikwijls herhaald. Als er één meisje ter wereld was, dat ge schapen was voor liefde en huwelijk, dan was het mijne schoone PaulineIk kon maar niet begrijpen wat Teresa meende. Doch toen ik mij herinnerde met welk eene devotie zy bad in de San-Giovani-kerk, vermoedde ik dat zy Pauline in een klooster wilde hebben. Die gevolgtrekking helderde my nu alles op. Nu ik Teresa omgekocht had, zag ik met verlangen uit naar het genoegen, om zonder stoornis of spionneering met Pauline te kunnen omgaan. De oude had myn geld aangenomen en zou zeker haar best doen, om meer geld te krygen. Als ik het meisje er toe krijgen kon, om mij dagelijks eer.ige uren haar ge zelschap te gunnen, had ik van Teresa niets meer te vreezen. De koop was gesloten, en ofschoon ik mij innerlijk schaamde over het middel, dat ik te baat had moeten nemen, het had zijn doel niet gemist. Daar ik den volgenden morgen eene zaak van eenig belang in de stad moest bered deren, kon ik eerst tegen den avond aan liefdesaangelegenheden denken. Ik was ver scheidene uren van huis geweest, en toen ik ten laatste naar Maïda-vale terugkeerde, was het my alsof ik een klap voor het hoofd kreeg, toen de juffrouw my zeide, dat de dames vertrokken waren. Waar zy waren gaan wonen wist de juffrouw niet. Teresa, die de beurs hield, naar het schijnt, had de huur betaald, en was weggegaan met de jongedame. Er viel niets verder van te zeggen. Ik wierp mij in myn leuningstoel en ver- wenschte die Italiaansche listigheid. Toch was ik niet geheel hopeloos, als ik dacht aan de Italiaansche geldgierigheid. Misschien zou Teresa schryven of bij mij komen. Ik had de begeerige blikken, die ztf op mijn geld niet vergeten. Maar de eene dag na den anderen verliep zonder brief of boodschap.' Ik bracht die dagen grootendeels door met door de straten te dwalen, om te zien, of ik de vluchtelingen wellicht ontmoeten mocht. Eerst toen ik haar ten tweeden male uit het oog verloren had, voelde ik de diepte van myne hartstochtelijke liefde. Ik kan niet zeggen hoe sterk dat verlangen in mij was, om dat schoone gelaat weer te zien. Toch vreesde ik wel dat de liefde alleen van myn kant kwam. Als Pauline maar iets voor mij gevoeld had, had zy zich niet geschikt in die heimelijke en geheimzinnige manier, om van my weg te gaan. Haar hart moest ik winnen en als ik dat niet won, zou geen ander vrov»^ wenhart my kunnen bekorendat wist ik. Ik zou nu naar mijne kamers in Walpole- straat teruggekeerd zyn, ware ik niet bang geweest dat, als Teresa werkelijk hare be lofte vervullen mocht, zy mij alsdan tever geefs zou zoeken. Dus bleef ik. Tien lange dagen waren er reeds verloopen, toen er, juist terwijl ik begon te wanhopen, een brief kwam. Hij was geschreven in keurigen, pittigen, Italiaanschen styl en geteekend Manuel Ceneri. (TYordi vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5