N°. 9755 Woensdag December.
feze dgourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
JHL erinnering
Leiden, S December.
Feuilleton.
Aan 't leren weergegeven
LEIDSCH ÉËI DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor L?iden por 3 maandenf 1.10.
Franco per postn 1-40.
Afzonderlijke Nnmmars0 CS
aan de plaatsing derHLEDIEADTER-
TENTIËX ln het Blad van morgen
avond.
Woensdag- en Zaterdag-avond zijn
exemplaren van het Dagblad, waarin deze
Adoertentiën voorkomen, van af halfzeven ver
krijgbaar ad 2 Cents, mits aan het Bureel
afgehaald.
Aan 's Rijks Ethnographisch Museum
alhier zyn verschillende, in de Staatscourant
nader omschreven voorwerpen geschonken
doorde heeren A. Greshoff, agent der Nieuwe
Afrikaansche Handelsvennootschap te Rotter
dam; H. C. Kooiman, geëmployeerde der
Nieuwe Afrikaansche Handelsvennootschap te
RotterdamH. A. F. Timmermans, posthouder
van Groot Kei, residentie Amboina, en dr. J.
Groneman, geneesheer te Indramajoe. Aan
de schenkers is de dank der Regeering betuigd.
De reeds in ons nommer van Maandag
gemelde lezing van de anti-revolutionnaire
kiesvereeniging „Nederland en Oranje" alhier
zal niet Maandag den 14den, maar Dinsdag
den 15den Dec. worden gehouden in de Zaal
Noordeinde.
Uit de 87 sollicitanten voor hoofd
beambte van het Huiszittenhuis der Ned.-Herv.
gemeente alhier, is benoemd de heer S. Over-
diep, van Oegstgeest.
Door bestuurders en oud-bestuurders der
Keraonstrantsche gemeente alhier is, om te
voorzien in de vacature, ontstaan door het
vertrek van dr. J. A. Beyerman naar Gro
ningen en voortdurende door het bedanken
van dr. J. Herman De Ridder Jr., het vol
gende viertal gevormdde heeren H. P. Schim
Yan der Loeff, pred. te Gouda; A. Karei E.
Horst, pred. to Lochem; H. W. Kalft', pred.
te Amersfoort, en G. Buisman, pred. te Delft.
Zooals uit de annonce, in dit blad voor
komende, blykt, is by den boek-, kunst- en
muziekhandelaar Joh. J. Eggers alhier ver
schenen eene komische scène voor piano en
zang, getiteld: „Laatste Souvenir", van den
alom gunstig bekenden Hollandschen komiek
van het „Victoria-Theater" te Amsterdam,
Michel Solser. Wy durven den liefhebbers van
muziek in dat genre gerust deze scèneaanbe-
velen, daar ze, goed voorgedragen, evenveel
succes zal hebben als te Amsterdam, waar
ze op verlangen steeds op het programma
van den heer Solser moest voorkomen.
Met ingang van 1 Januari a. s. is be
noemd tot leeraar aan het gymnasium te
Breda de heer J. F. Corstens, doctorandus in
de klassieke talen en letterkunde te Leiden.
Beroepen is by de Ned.-Herv. gemeente
te Mynsheerenland de heer F. J. Los, cand.
te Leiden.
Examen L. O. art. 65. Wiskunde. Ge
slaagd de heer P. Hibma, van Leiden.
Examen vrije- en orde-oefeningen in de
gymnastiek. Toegelaten de heeren L. C. F.
De Meulder, van Lisse, en F. A. Nypels, van
Alfen aan den Ryn.
Deze laatste, te 's-Hage afgenomen examens
zyn thans geëindigd.
In het geheel hebben zich aangemeld 538
mann. en 78 vr. adspiranten. Vóór het exa
men teruggetrokken of niet opgekomen 28
mann. en 1 vr.; tijdens het examen trokken
zich terug 1 mann. en 1 vr. adsp., zoodat
het geheele examen is afgelegd door 509
mann. adsp., waarvan geslaagd 304 en afge
wezen 205, en door 76 vr. adsp., van wie
geslaagd 52 en afgewezen 24.
Alzoo is van de mannelyke adsp. 59.7 en
van de vrouwelijke 67.5 pet. geslaagd.
De heer Ten Broeke, van Waddings veen,
stond No. 1 op de voordracht voor onder
wijzer met hoofdakte aan eene der openbare
scholen te Zaandam. Hy heeft echter bericht
ontvangen, dat wegens het verminderd aantal
kinderen de benoeming tijdelijk is uitgesteld.
By koninklijk besluit is benoemd tot
notaris binnen het arrondissement Alkmaar,
ter standplaats de gemeente De Ryp, A.
Nieuwland, candidaat-notaris aldaar.
J. B. Westerdijk benoemd tot burgemeester
der gemeente 't Zandt.
Met ingang van 1 April 1892 aan J. H.
Driessen, op zijn verzoek, eervol ontslag ver
leend als leeraar aan de ryks hoogere burger
school te Roermond.
Pensioen verleond aan: J. H., zich ook
schrijvende J. Jansen, ontvanger der invoer
rechten en accijnzen, 1600; Th. H. Borman,
boekhouder der derde categorie ten kantore
van den ontvanger-entreposeur te Rotterdam,
ƒ640; Ch. H. E. Haenen, essayeur van
den waarborg en do belasting der gouden
en zilveren werken, ƒ1101; P. Van Steen
bergen, controleur van id., 1572; C. Van
Dijk, commies 1ste kl. by 's ryks belastingen,
563A. Van Kampen, commies 2de kl. bij
d., 302; C. I., zich ook noemende K. Coen-
ders, commies 2de kl. by idem., 323; A.
j M. V., zich ook schrijvende V. Musch, wed.
1 H. J. of J. H. Demelinne, brievengaarder, ƒ67
J. E. Bodenkemper, wed. H. P. Verbeek,
assistent ten postkantore te Apeldoorn, ƒ84;
mr. G. H. G. Ras 1664; C. Mouton 239
's jaars.
In zyn rang overgeplaatst by het wapen
der art. van het leger in Ned.-Indië, de tweede
luit. G. H. Vrijdag, van het 2de regt vesting-
art.in rang en ouderdom van rang overge
plaatst by het wapen der art. van het leger
hier te lande, de tweede luit. der art. H. C.
G. Meyners, bestemd voor den dienst in Indië,
thans k la suite van het koloniaal werfdepot
en gedetacheerd by de 1ste afdeeling der
Krijgsschool.
Aan den eervol ontslagen vasten knecht
bij het departement van koloniën J. A. Ver-
heusen toegekend een jaarlyksch pensioen
van 73.
Het Lcldsch Tooneel.
Max Eichenberg is gehuwd met eene schoone,
jonge vrouw. Dat huwelijk is echter ongeluk
kig. Hy, een bankier, een man van zaken,
exploiteert zyne echtgenoote als eene soort
van reclame-middelhy dwingt haar de bals der
„wêreld" te bezoeken, zedelooze wezens met
grootsche namen en verheven titels ten haren
huize te ontvangen en dat alles alleen met
het doel om den naam van zyn huis bekend,
wereldkundig te maken.
Zy, eene rechtschapen, edele vrouw, gevoelt
walging tegen zulke praktijkenzij hiaat haren
echtgenoot, den hebzuchtigen man van zaken,
en ze zoekt daarentegen haren troost in de
kuische, smettelooze vriendschap, welke zy
gevoelt voor Herman Soltau, een kennis uit
hare kinderjaren.
De „wêreld", betrachtend 't hoogst gebod,
vindt in deze reine, wederzh'dsche sympathie,
de zoozeer gezochte en gewilde stof tot
laster; de „wóreld" mompelt van „bon ami",
van „manage trois", enz.
Franzius, een scherpzinnig rechtskundige,
bovendien een kundig psycholoog, oom van
mevrouw Eichenberg, acht het zyn plicht
Eichenberg met deze praatjes in kennis te
stellen.
Deze, geene zaken moer kunnende doen met
Herman Soltau, die zich uit den handel heeft
teruggetrokken, verzoekt hem, naar aanleiding
van hem door Franzius verstrekte inlichtin
gen, zyne bezoeken aan dit huis te beperken,
nog liever te staken.
Soltau is wanhopend, want mevrouw
Eichenberg is het eenigo wezen, waarin hy
vertrouwen stelthet is of een stuk van zijn
eigen leven, van zyn eigen „ik", hem wordt
schap heeft gezegevierd! Myn vijand heeft
my verlaten; hy is verslagen en men zegt
mij dat zijne terugkomst byna niet denk
baar is. De wereld is weer licht voor my.
Ik kan zienl
Maar myne genezing duurde zeer lang.
Beide oogen werden geopereerd. Eerst het
eene, en toen die operatie goed gelukt was,
het andere; maanden daarna moest ik nog
in donker blijven. Het licht werd my
langzaam en by kleine beetjes toegedeeld.
Maar wat maakte my dat uit, nu ik maar
wist, dat er weer licht voor my was? Ik
was geduldig, zeer geduldig, en dankbaar. Ik
volgde letterlijk de voorschriften op van dokter
Jay, wel wetende dat het loon daarvoor my
te wachten stond.
Myn geval was behandeld naar de een
voudigste en veiligste methode van operatie
die, welke verkozen wordt, wanneer de aard
der ziekte en de leeftyd van den patiënt het
toelaten zy wordt solutie of absorptie ge
noemd. Toen alles afgeloopen was en alle
gevaar voor inflammatie geweken, toen ik
bevond, dat ik met behulp van sterk con-
vexeglazen tamelijk goed zien kon voor alle
gewone verrichtingen, wenschte de dokter my
en zichzelven geluk. Het beloofde de voor
spoedigste genezing te zullen zyn, zeide hy,
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17J.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het
itteassearon hutten dc stad wordt ƒ0.10 borekcr.1.
ontnomen, nu hy van die vrouw gescheiden
wordt; ja, hy voelt nog meer voor haar, hy
heeft haar lief, oprecht lief.
Zoo staan de zaken, als plotseling "Walter
Soltau, broer van Herman, vroeger een deug
niet, doch thans een oppassend man gewor
den, uit de goudvelden van de Transvaal te
rugkeert, een weinig ruw en lomp, maar met
een edel hart.
Hy gevoelt innig, innig medelyden met don
armen broeder; er is echter één middel om
deze het aardsche geluk te schenken: een
doodslag, een moord op een ellendigen
schurk, op Max Eichenberg. Op het punt
weder naar de Transvaal te vertrekken, doodt
hy dezen in een afgelegen hoek van Berlyn.
Dit zou men als hot ware het voorspel
kunnen noemen van het drama „Walter
Soltau" van Hans Olden, gisteravond door de
Vereenigde Rotterdamsche Tooneelisten hier
ten tooneele gevoerd.
Hot naspel is eigeniyk geheel en al gewyd
aan het „geweten."
Het geweten dwingt den moordenaar naar
Berlyn terug te keeren; het dwingt hem de
plaats te bezoeken, waar hy voor drie jaren
den doodslag heeft gepleegd; het noodzaakt
hem over deze noodlottige zaak een gesprek
aan te knoopen met den scherpzinnigen,
menschkundigen rechter Franzius, die indertyd
deze geheele zaak heeft geïnstrueerd en die nu
den ongelukkige zichzelven doet blootgeven,
zichzelven als den moordenaar doet kennen.
Dienzelfden avond nog vertelt hem de
vroegere mevrouw Eichenberg, op het oogen-
blik de echtgenoote van zyn broeder Herman
Soltau, dat zy ook nü niet gelukkig is.
Ze was gehuwd vol illusies en idealen,
maar spoedig zag ze dezen teruggebracht tot
de prozaïsche werkelykheid.
Dus ook dit nog: zyne misdaad had zyn
broeder geen geluk gebracht; alles was dus
tevergeefs geweest: zyn leven had geene
waarde meer, het was verloren, en met deze
gedachte bezield, jaagt hy zich een kogel door
het hoofd.
Ziedaar het geheel.
Is het een goed stuk of een draak? Is de
basis, waarop alles steunt, goed gebouwd?
Is de „donné" waar? Kortom, bestaat er
broederliefde, zóó groot, zóó innig, dat zy,
afgescheiden van elk ander oogmerk, iemand
tot een lagen muichelmoord op eene eonzame
I donkere plek, met voorbedachten rade ge
pleegd, kan vervoeren?
Dit is oen psychologisch vraagstuk, dat ik
niet in staat ben te beantwoorden; 't is een
die hy had bygewoond. Mijne genezing moet
wel iets ongewoons geweest zyn, want in
alle werken over oogziekten, welko sedert
uitgegeven zyn, staat, hoor ik, myn geval
genoemd als een voorbeeld van hetgeen kan
gedaan worden.
Zoolang ik leef, zal ik my het oogenblik
herinneren, dat myne genezing verklaard werd
tot een feit; dat de verbanden werden afge
nomen en ik met voorzichtigheid weder myne
oogen gebruiken mocht.
Welk eene vreugde, te ontwaken uit dien
nacht, welke nooit weer scheen te zullen
eindigen; te ontwaken! Dat wil zeggen: de
zon, de sterren te zien de wolken, dry-
vende voor den wind door de lucht! Groene
takken te zien wuiven op den zachten wind
hunne wiegelende schaduwbeeldjes te zien wer
pen voor mijn voet! De bloem te zien, welke
gisteren nog in den knop zat, nu eene bloem
De wyde, groene zee te zienEn haar allengs
tegen den avond met een rooden gloed over-
togen te zien naar het westenBergen,
rivieren, menschen, schilderstukken te zien!
Vormen, kleuren en tinten te onderscheiden l
(Wordt vervolgd.1
DOOR
HUGH CONWAY.
13.)
Te zeer geërgerd, om verder met hem te
redeneeren, volgde ik zyn raad op voor zoover
zijn persoon betreft, en sprak er verder niet
over. Later met een anderen vriend ging het
my al evenzoo. Indien menschen', die mij van
kindsbeen af gekend hadden, my niet wilden
gelooven, hoe kon ik dan verwachten dat
vreemden my gelooven zouden? Alles, wat
ik aan het licht kon brengen, was zoo onbe
paald, zoo in de lucht zwevende. Zelfs de
plaats, waar de misdaad was gepleegd, kon
ik niet uitduiden. Het was onderzocht, dat in
Walpole-straat geene huisdeur kon geopend
worden met een sleutel als de myne. Eene
andere Walpole-straat bestond er niet; myn
vriend, die niet stevig op de beenen was,
moest my verkeerd verstaan en my in eene
andere straat gebracht hebben.
Eerst was ik voornemens, om eene adver
tentie te doen plaatsen, en hem te verzoeken
zich met my in contact te stellen, maar ik
kon geene uitdrukkingen vinden, welke voor
hem verstaanbaar waren, zonder tevens kwaad
vermoeden op te wekken, wellicht by die
genen, die in de misdaad betrokken waren.
Indien zy myn waren naam en myne woon
plaats ontdekt hadden, kon er zelfs wel iemand
op do loer staan, om al myne gangen te
bespieden. Myn leven was gespaard, maar
een tweeden keer kon dat wel eens niet het
geval zyn. Waarom zou ik myn leven in
gevaar brengen door mededeelingen te doen,
welke niet geloofd zouden worden door
beschuldigingen in te brengen tegen men
schen, die my onbekend waren?
Waartoe ook zou dat alles dienen? Op dit
oogenblik hadden de moordenaars zeker elk
spoor van hunne daad uitgewischt en zich
goed in veiligheid geborgen. Waarom zou ik
er my aan blootstellen om uitgelachen te
worden wegens het opdisschen van een ver
haal als het myne, waarvan ik de waarheid
niet bewijzen kon? Neen, dan maar beter al
de afgryselykheden van dien nacht te laten
rusten als een droom, om te worden wegge
vaagd en vergeten!
Ik had dan ook spoedig iets anders, dat
myne gedachten bezighield en dat wel
waard was er akelige dingen om te vergeten.
De hoop namelyk is zekerheid geworden; ik
ben byna zinneloos van vreugde; de weten-