N°. 9750 Donderdag; 3 December. a- i::i. (Deze iCcurcnt wordt dagelijks, met uitzondering van <§on- en feestdagen, uitgegeven. Eerste Blad. Leiden, 2 December. Feuilleton. Aan 't leven weergegeven PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post....a 1-40. Afzonderlijke Nnmmcrs0 M* PRIJS DER ADVERTJÏNTlAN: Van 16 regels f 1.05. Iedere regel xaser Grootdra letter* naar plaatsruimte. Voor het incisresreA bu'.tsn de stid •wordt fQ.lG ïerol:_l Het was gisteren 26 jaren geleden dat alhier eenige personen te zamen kwamen en na onderlinge bespreking voor het meerendeel toetraden als leden van de alstoen door hen opgerichte "Werkmansvereeniging „Nut en Genoegen", welke zich ten doel zoude stellen het bevorderen van gezellig verkeer op den Zaterdag-avond, wanneer tevens gelegenheid zou worden gegeven (onder het gebruik van een glas bier of een kop koffie, hetgeen voor een geringen prijs zou worden verkrijgbaar ge steld) tot het lezen van couranten en tijd schriften. Eene bibliotheek zou worden aan gelegd, waardoor ook den leden eenige lectuur mede naar huis kon worden gegeven. Voorts wenschte men elkander te steunen bi) ziekte en later werd ook nog bijwijze van weduwen- fonds in den onmiddellfiken nood van wedu wen van ledon dor Vereeniging voorzien. Zooals we indertijd reeds mededeelden, bestonden voor het bestuur overwegende be swaren den ^dag van gisteren tot een feestdag te maken en werd besloten het jubilé der Vereeniging te hordenken door het houden eenor uitdeeling van levensmiddelen en dat wel op grooter schaal dan gewoonlijk om de twee jaren plaats had. Toch meeuden enkelen den stichtingsdag der Vereeniging niet onopgemerkt te mogen laten voorbijgaan en vormde zich eene com missie, bestaande uit de leden "W. F. Mulder, G. J. Van Houten, J. Botermans en Bosch, welke laatste door diens overlijden vervangen werd door het lid "W. Van der Heijden. Op hun verzoek trad ook het lid W. Smit tot deze commissie toe en werden door de vergade ring als aan haar commissarissen toegevoegd do leden W. Hoogenstraten Dz. en J. Koet, door bemiddeling van wolke commissie aan het bestuur werd voorgesteld op den avond van 1 December eene buitengewone vergadering uit te schrijven, met een eenigszins feestelijk karakter, zonder eenig bezwaar voor de kas, welk verzoek werd toegestaan. Door inzameling van gelden onder do ledon vormden zij het plan den voorzitter der Ver eeniging, den heer J. Goedeljee, die mede oprichter en levens 23 achtereenvolgende jaren voorzitter was, een stoffelijk biyk van waardeering aan te bieden. Kort voordat men tot uitvoering van dat plan zoude overgaan, verklaarde echter de heer Goedeljee in geen geval een geschenk te zullen aanvaarden. Toch bleef men niet stil en ging men op den ingeslagen weg, eenigszins gewijzigd, voort. Gisteravond dan werd het bestuur der Vereeniging met don voorzitter aan het hoofd ontvangen in het voor deze gelegenheid zeer net, doch eenvoudig met groen en guirlandes versierde vergaderlokaal, waar de heer Goe deljee werd welkom geheeten door het lid der bovengenoemde commissie, den heer W. Smit. In krachtige taal schetste spreker wat door den voorzitter was gedaan ten nutte der Vereeniging. Onvermoeid was hij steeds werk zaam geweest. Mocht in de meeningen soms verschil hebben bestaan, spreker zag da^r juist de levenskracht in der Vereeniging, want waar wrijving van gedachten is, daar is leven. Hij hield zich tevens overtuigd, dat, mochten de gevoelens nu en dan niet dezelfde zjjn geweest, de heer Goedeljee meende geheel in het belang der leden te handelen. Dat allep daarvan overtuigd waren, dit bewees zijne gedurige herkiezing tot voorzitter. Ten slotje kon spreker niet nalaten op de teleurstelling te wijzen, welke de commissie had ondervonden toen genoemd besluit door den heer Goedeljee was genomen, waarom zij het plan vormde der Vereeniging eene gedachtenis aan het jubijé en aan haren voorzitter in het bijzonder aan te bieden, in den vorm van een groot salon portret en wel van den heer Goedeljee zei ven, naar een der beste negatieven vervaardigd. B(j het ontblooten van dit geschenk, dat bestemd is om in het vergaderlokaal naast dat van wijlen den heer J. Kneppelhout, die mede zooveel goeds aan de Vereeniging heeft bewezen, te worden opgehangen, werd een daverend hoezee aangeheven en het vaandel der Vereeniging met een krans versierd. Onder op de keurignette lijst is eene inscriptie aan gebracht, vermeldende de omstandigheden, waaronder het geschenk werd aangeboden. Zichtbaar aangedaan en verrast aanvaardde de heer Goedeljee dit kostbare geschenk voor de Vereeniging, met de betuiging, dat men hem nooit grooter genoegen had kunnen doen en dat deze avond voor hem onvergetelijk zou blijven. Innige dank betuigde hij voor de zooeven tot hem gerichte, hartelijke woor den en hij deelde tevens mede wat de reden was, dat hij bij voorbaat had te kennen ge geven geen geschenk te zullen aannemen. Hij was er trotsch op van zichzelven te kun nen getuigen dat hot zijn geheele leven z\jn streven was geweest ten nutte van den werk- j mansstand, waartoe hij het zich eene eer reken- de te behooren, werkzaam te zijn. Niets zou 1 hem onaangenamer zijn dan daarvoor ooit eene belooning te erlangen. Op den ingeslagen weg te zullen voortgaan, daarvan gaf hij de verzekering, zoolang hem de krachten daartoe niet zullen ontbreken. Vervolgens herinnerde nog de heer Smit er aan, wat door de overige bestuursleden was gedaan voorde Vereeniging, inzonderheid door den heer J. N. Van der Mark, die mede 23 jaren onafgebroken met den meesten ijver het secretariaat had waargenomen, en her dacht tevens de verdiensten van wijlen den penningmeester Hofkes, met den wensch, dat diens zoon, die met voorbeeldigen ijver deze functiën van wijlen zijn vader had overge nomen, nadat op hem de keuze der leden was gevallen, moge gespaard blijven en op dat voetspoor zoude voortgaan. Kortom, niemand werd vergeten. Ook deed spr. mededeeling dat bij oorkonde was bepaald waar, by eventueele ontbinding der Vereeni ging, de genoemde portretten zouden worden heengebracht. Nadat verder door den heer L. J. Kiek een woord van waardeering was gesproken, bleef men nog eenigen tijd onder de tonen van een weinig muziek en het aanhooren van enkele voordrachten genoeglijk bijeen. Mocht de aanvang der vergadering door de bekrompenheid van localiteit wel wat „ru moerig" heeten, door het vertrek van eqn groot aantal veranderde die stemming in eene gezellige. Een woord van lof mag niet worden ont houden aan de genoemde commissie voor de uitstekende wijze, waarop zjj zich van hare lang niet gemakkelijke taak heeft gekweten. Bij deze gelegenheid is een verslag der Vereeniging in druk verschenen, behandelende alles, wat zij gedurende de kwart-eeuw van haar bestaan heeft ondervonden. Als presidenten hebben in dien tijd gefun geerd de heeren: J. Goedeljee van 1 Dec. 1866 1868, K. F. L. Van der "Woerd van 1 Dec. 1868 1869, G. A. Drechsler van 1 Dec. 18691870, en J. Goedeljee van 1 Dec. 1870-1891. Als 1ste secretarissen hebben hierna dien sten bewezen de heeren K. F. L. Van der "Woerd van 1 Dec. 1866 1868, C. Van der Kaay van 1 Dec. 1868 1869, J. W. Segaar van 1 Dec. 1869 1870 en J. N. Van der Mark van 1 Dec. 1870 1891. Wie had voor een kwart eeuw, toen de 22 mannen voor het eerst te zamen kwamen en het stekje plantten, kunnen vermoeden, dat datzelfde stekje tot zulk een krachtigen boom zoude opgroeien! Zware stormen zijn over haar heeogegaan. De kas van het Onderstouningsfoncfs bad heb nu en dan wel eens zwaar te verantwoorden, zooals tydens het heerschen der influenza, toen in 3 maanden tijd p.m. ƒ1600 aan ondersteuning werd uitbetaald, maar niet tegenstaande dit alles bleef zij fier haar kruin omhooghouden. Dank wordt daarom gebracht aan die man nen, welke het initiatief genomen hebben om do Vereeniging te stichten, aan die man nen, waarvan wij er, zegt de verslaggever, de 1ste secretaris, de heer J. N. Van der Mark, nog twee in ons midden hebben, na melijk de heeren J. Goedeljee eo J. Noest; voor beiden is deze gedenkdag van dubbele- waarde, daar hun het voorrecht geschonken is, hoewel oud in jaren, toch nog met jeug digen ijver bezield te zijn, en tot voorbeeld der jongere leden te kunnen strekken. Gistermiddag heeft de heer Gl'eichman, voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Gonoraal, de leden van dit wetgevend lichaam aan een luisterrijk gastmaal in het hotel „den Ouden Doelen" te 's-Hage vereenigd. In de groote eetzaal prijkte voor deze gele genheid in eene schoorsteendecoratie de pijlen bundel, het symbool van de vereeniging van do verschillende doelen des lands. Er namen 90 afgevaardigden aan het diner deel; ook het nleuwgekozen lid de heer Ha- velaar. De gastheer was gezeten tusschen de heeren Van Houten en Beelaerts van Blokland. Door het zoo plotseling overlijden van mr. Van den Acker verliest de magistratuur een degelijk medelid, de maatschappij een humaan man, terwijl in vele kringen het gemis van den oprechten vriend diep zal worden gevoeld. De heer Van den Acker had eene lang durige rechterlijke loopbaan achter zich. Al vorens den 23sten Februari 1883 zitting te nemen in den Hoogen Ttaad, was hjj raads heer in het gorechtshof te 's-Herlogonbosch. De Regeering trok menigmaal partij van zijne kennis op rechterlijk en administratief gebied. Telken jare maakte hij deel uit van de Staatscommissie voor het notarieel examen, welke betrekking hij met groote toewijding vervulde, en eenige maanden geleden word hij benoemd tot lid der staatscommissie voor de administratieve rechtspraak. In de stad zijner inwoning (Den Haag) waa hfi mede nuttig werkzaam o. a. als lid der commissie van toezicht voor het plaatselijk onderwijs. DOOR HUGH CONWAY. 3.) Toen de heer Jay zyn onderzoek geëindigd had, zeide hij tot mijn vader: „Houd de kaars ook eens juist zooals ik die gehouden heb. Houd haar eerst eens voor het rechteroog. Nu, jongeheer, wat ziet gü Hoeveel kaarsen? meen ik." „Drie in het midden eene kleine, hel dere, maar ondersteboven." „Goed; nu met het andere oog. Hoe- voel nu?" Myn vader was zeer ernstig en op merkzaam. „Ik zie er maar eene", zeide ik, „de groote." „Dit noemt men de catoptrische proef; ze wordt weinig meer genomen, maar ze is onfeil baar. De jongen lijdt aan lenticulaire cataract." By den naam van zoo'n vreemd klinkende kwaal verging mü alle lust tot lachen. Ik keek mijn vader aan, maar zag, tot mijne verwondering, dat hij niet meer zoo bijzonder ernstig scheen. „Kan dat geopereerd worden vroeg hij. „Zeker", antwoordde de heer Jay, „maar het komt m(j voor, dat, zoolang het andere oog niet wordt aangedaan, het beter is er niets aan te doen." „Bestaat er gevaar voor het andere oog?" „Er bestaat altijd gevaar, dat de kwaal zich meedeelt aan het gezonde oog, maar zeker is het niet. Als het gebeurt, kom dan terstond weer by my. Goeden morgen!" Met eene buiging liet de tandarts ons uit, en ik ging weer naar de school, en hoewel binnen een jaar tyds myn zieke oog geheel dof was geworden, gaf ik er niet veel om, want ik had er volstrekt geene pyn aan; met het goede oog kon ik genoeg zien, dacht my, by hetgeen ik te doen had. Toch herinnerde ik my steeds ieder woord van het onderzoek by den oogarts, hoewel ik na jaren er eerst het gewicht van begon in te zien. Eerst toen wegens een accident aan myn goede oog daar een doek over moest worden gebonden, eerst toen begreep ik het gevaar, waarin ik verkeerde, en van dat oogenblik af was het my, alsof de onverbid- deiyke vyand er op uit was, om my een vree- selyk kwaad te doen. En die tyd was nu gekomen. Met den eer sten bloei van mijn mannelyken leoftyd, met overigens alles te myner beschikking, wat ik redelijkerwijs wenschen kon, pakte my die vyand thans aan. Hy kwam snel veel sneller dan ge- meeniyk in zoodanige gevallentoch kon ik vooroerst het ergste nog niet gelooven; ik kon mij maar niet voorstellen dat de toene- mendo dofheid van het waas, waardoor ik allo dingen zag, niet vanzelf weer over zou gaan. Ik was honderden mylen van huis, in een land, waar het reizen langzaam ging, en daar een vriend met my reisde, wilde ik hem niet het genot benemen door eene spoedige terugrei-; 'Weken achtereen zeide ik hem er zelfs niets van, hoewel ik week aan week inoedeloozer werd. Ten laatste echter, toen ik het kwaad niet langer verbergen kon, zeide ik het myn reisgenoot. Wy keerden toen huiswaarts, en toen wy weer te Londen waren en de lange reis achter den rug had den, was ik niet in staat iets meer te onder scheiden. Ik kon het licht zien: dat was alles. Ik haastte my, om my by den heer Jay te vervoegen. Hy was uit de stad. Hy was ziek geweest, zeer ernstig zelfs. Hy was voor twee maanden absent en zou geene patiënten zien, vóór hy geheel hersteld was. Ik had al myne hoop op dien man gesteld. Er waren natuurlyk andere bekwame oog artsen te Londen, to Parys en in andere hoofdsteden; maar ik had het my in het hoofd gezet, dat, als ik gered kon worden, het alleen dokter Jay was, die my redden kon. Wie op de galg zit, kan zyn galgemaal kiezen, zegt menzoo had ik natuurlyk liet recht om myn oogarts te kiezen. Zoo besloot ik met myne kwaal te blyven zitten, totdat de heer Jay zyne praktyk hervatte. Het was verkeerd van my. Ik had beter gedaan my terstond aan andere bekwame handen toe te vertrouwen. Vóór er eene maand om was, was ik hope loos, en na zes weken was ik byna krank zinnig. Blind, blind, blindt Voor altyd blind! Ik werd zóó neerslachtig, dat ik er over be gon te denken, om geenerlei operatie te willen ondergaan. Waarom zou ik my tegen het noodlot verzetten? Voor het overige van myn leven was ik gedoemd tot duisternis t De kundigste ervaring, de bekwaamste hand, do nieuwste vindingen zouden niet in staat zyn my het licht der oogen terug te geven. Voor my was het gedaan met de wereld. TWordt veriolvd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 1