r TJÏ TVQ n TT (i- 9743, Woensdag November. A*. 1831. IJ II I L) \J .1.1 Jjszs Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en feestdagen, uitgegeven. a ad. Premie voor de leiigd. Maimen van Sta-vast, Janmaat in de Oost, Leiden, 24 November. Niet meer alleen. K- -4 £i fë *-> p t l n v9 w i a? s? y PF.'.rS D2ZER COURANT: Vot#r l.wlf.u i>cr 3 GixAnueo. ?T*tr.-i j.-cr uit -vlkX-mi'.i r'liK. .VoafÉlbrS f 1.10. 1.40. 0.05. \yie a Is* .1 Het buitengewone succes, waarmede onze Prentenboekjes door do Abonné's zun ont* vangen, beeft den Uitgever, mede met het oog op St.-Nicolaas, doen besluiten, eene premie te geven voor de meer gevorderden. Hy heeft daartoe het oog laten vallen op de Historische Verhalen van P. Louwerse: of de Oost-Indische Compagnie onder den Gouverneur-Generaal Jan Pieterszoon Koen en of vestiging van het Nederlandsch gezag op Celebes twee ge-jchiedkundige verhalen voor oud en jong Nedeiland. Het is bekend welk een prettig en onder houdend verteller do heer Louwerse is. Met graagte werden zijne werken door de jeugd ontvangen, maar ook door ouderen worden zo gaarne gelezen. Uit elk zijner werken blijkt welk een vurig vereerder van Nederland in zijne dagen van worsteling en kracht de schrijver is, on by is er stellig van overtuigd dat hot voorbeeld dor Vaderen krachtig werkt op het tegenwoordige geslacht. "Wordt in „Mannen van Sta-vast" de tijd van &en gouverneur-generaal Jan Pieterszoon Koen geschetst, in „Janmaat in de Oost" wordt een tafereel gegeven uit het leven van een zijner opvolgers, Joan Maetsuyker, niet zoozeer omdat de schrijver dozen beschouwt als de evenknie van Koen, maar wel omdat er onder diens langdurig bestuur van 1653 tot 1678 genoeg voorviel, dat vermelding verdient. De böfr, waarmede deze geïllustreerde, leerrijk© en gezellige geschiedkundige verhalen aan ons Bureel, elk tegen betaling van 25 Cents, kunnen worden afgehaald, zal binnen enkele dagen in ons blad worden afgedrukt. Het eeno deel telt 213 en het andere 196 bladz. De gewone bandelsprijs is f 1 60 per deel. Heden is aan do universiteit alhier de heer J. O. Stoop, geb. te Dordrecht, bevorderd tot doctor in do rechtswetenschap, met academisch proefschrift, get.: „Herprolongatie." In het jongste nominer van het muzi kaal tijdschrift „Caecilia" schrijft de heer G. Mann alhier o. a. het volgende over onze nieuwe Stadszaal: De Leidenaars kunnen nu weer van „De zaal" spreken, 't Heeft wel lang geduurd (in Augustus '89 brandde do vorige af), maar nu is zc er toch! 1 October had de opening plaats, vanwege de Maatschappij voor Toon kunst, door een concert van het Concertge bouw-orkest. Over het algemeen kan men, vooral voor eene stad als deze, met een der- geiyk gebouw gerust tevreden zijn. De groote zaal is flink en hoog (998 plaatsen beneden en 260 op de galerij), zeer voldoende verlicht, en hoewel zonder versiering toch vroolyk (drie leelijkc kale houten deurtjes op de orkest-ruimto maken een armoedigen indruk). Do gangen zijn breed; er zijn een paar nette ontvangkamers en eeno voldoende stemkamer. Boven aan do straat is de foyer met balkon, een loggia, ii l'instar de Paris(Groote Opera). De foyer is eene keurige en vry ruime zaal, die echter, jammer genoeg, by besluit van den Gemeenteraad, alléén voor eet- en dans partijen verkrijgbaar is. Allo concerten moeten dus in de groote zaal plaats hebben, die, naar ik vrees, slechts bij enkele gelegenheden niet „te groot" zal zyn, of in de zeer kleine „kleine zaal", die 300 personen kan bevatten. Over den klank in de groote zaal zyn de meoningen verdeeld. Er waren er, die na hot eerste akkoord van de ouverture „Zur Weihe des Hauses", waarmede het inwydings-con- cert aanving, don bouwmeester geluk wensch- ten; er waren er ook, die de zaal onvoor waardelijk afkeurden. Wat my betreft, ik plaats my tusschen beide uitersten in. Wan neer de zaal zeer gevuld is, zooals by de drie te bespreken concerten het geval was, klinkt, vooral in het achterste gedeelte der zaal, alles duidelyk en op zichzelf; maar, ik moet er bijvoegen, zonder glans; or is iets hards in den klank. Dit merkte ik vooral op, toen ik, twee dagen na het concert der M. t. b. d. T., waarbij het Concertgebouw-orkest ook medewerkte, ditzelfde orkest in zyn eigen gebouw te Amsterdam hoorde. Na vervolgens het inwijdingsconcert zelf en de uitvoering op even „groote schaal" van de zangvereeniging der Leidsche afdeeling van de Maatschappij tot bevordering der Toon kunst besproken te hebben, deelt de hoer Mann nog een en ander m :de over de muziek uitvoering op bescheidener voet, tot opening, evenals ten vorigen jare, van de Yolksbyeen- komsten. Hadden verleden jaar, zoo schrijft hy, een drietal dames-dilettanten, leerlingen van mej. Wia Dikema, door haren lieven zang de uitvoering opgeluisterd, ditmaal had de geheole ensemble-zangklasse der Muziekschool hare medewerking toegezegd. De jongedames (een 30-tal) zongen mot fraai en ronden toon, juiste phraseoring en gepast aangebrachte nuances een drietal vrouwenkoren van Bram- bach en Léo Délibes. Met by zonder genoegen maak ik melding van het eerste optreden op dit concert van oene jonge „angehendo" zangeres, mej. Betsy Hummo, leerlinge van mej. Dikema, die met de voordracht van een viertal liederen het geheele publiek, waar onder, behalvo „het volk", vele meer ontwik kelden zich bevonden, letterlijk verrukte. Van nature met een allerbekoorlijkst, fluweel-zacht geluid begaafd, hebben de voortreffelijke school en het uitstekend onderwijs van mej. Dikema tot hoogst gelukkige resultaten geleid, zoodat ik, behalve hare muzikale voordracht, gebeel in het karakter dor composition, do weten schappelijke zijden van haren zang, de fraaie toonvorming, van aanzetting, de duidelijke, overal in de zaal verstaanbare uitspraak, de gelijkmatige ontwikkeling der tonen enz., hoogelyk mag roemen. Ik verheug mij oprecht in den haar geschonken by val, en wensch haar en hare meesteres van harte geluk met dit eerste optreden, dat eene schoon© belofte voor de toekomst is. Behalve mej. Humme zong eene andere leerlinge van mej. Dikema. die ook ten vorigen jare was opgetreden, op zeer sympathieke wyze eonigo liederen, en vereenigden beide dames zich in een drietal duetten. - Werd ons den 17den dezer uit Zocter- woude gemeld dat in eene vergadering van mannelijke lidmaten der Ned.-Herv. gemeente, aldaar den 16den des avonds gehouden, werd besloten met eeno meerderheid van tvee stemmen het beroepen van een predikant n het vervolg te doen geschieden door een kiescollege, hetgeen tot dusverre door den kerkeraad plaats had, thans kunnen wy vermelden dat tegen die stemming is gepro testeerd door heeren kerkvoogden en door het classicaal bestuur, met het gevolg dat de eerste stemming onwettig verklaard en gisteravond I opnieuw gestemd werd. Nu verklaarden zich 29 voor den kerkeraad en 4 voor een kies- college; 1 biljet was blanco. Voor tien jaren zal het beroepingswerk dus wederom aan den kerkeraad worden overgelaten. H. M. de Koningin-Regentes heeft ter voorziening in do vacatures, ontstaan door het overlijden van de schilders Herman Ten FRIJG DER ADVERTENTIËN; Van 1 6 rcgols f 1.05. Iedere rogöl Üönr/G.lt^ - Grooterö letters nnh.r plaatsruimte. Voor be»- iucaHfCeren bu'.teu do stjd wordt ƒ0.10 berekend- Kate, C. Springer en J. C. Qreive, benoemd tot leden der commissie voor de koninklijke subsidién voor do sclioone kunsten, de schil ders C. Bisschop, W. Koelofs on J. Vrolijk, te 's-Gravenhage. De minister van waterstaat, handel en nijverheid heeft, namens en met machtiging van H. M. do Kegentes, aan den heer J. Willink te Winterswijk concessie verleend voor den aanlog en de exploitatie van ee:i locaalspoorweg van Zwolle over Ommen, Koe- vorden, Emmen, Veendam, naar Zuidbroek, met eon zytak van Ommen naar een nader door den minister te bepalon punt van den spoorweg Almeloo Zwolle of van den Geï- dersch-Overijselsclion locaalspoorweg. Do heer L. D. Labbertó, gymr.astiek- onderwyzer te Maastricht, hoeft hot voornemen opgevat een werkje het licht to doen zien over spelen voor de jeugd; spelen, welke on derwezen zouden kunnen worden op do school, tijdens die uren. welke bestemd zijn voor de vrye en ordeoefeningen van de gymnastiekspelen dus, waarbjj naast de eischeu, aan een orde lijk, prettig spel gesteld, rekening zou worden gehouden met de lichamelijke ontwikkeling van het kind. Maar vooral zulko spelen, die buiten do school in zwang zouden komen en andere, minder gewonschto, vervangen. Er moeten zoo meent do heer Lab'oerié terecht vele oud-Hollandscho spelen zijn, welke, wellicht liior of daar nog bekend, toch grootendeels in liet vergeetboek zijn geraakt.^ maar daarom nog niet verloren zyn. Daarom richt hij tot allen, die met ce jeugd en het volk in botrokking staan, het dringend verzoek, hem bij dien arbeid behulpzaam te wezen. En in 't bijzonder noodigt hjj a'le gym- nastiekor.derwijzcrs, hoofden van scholen, on derwijzers en allen, die belangstellen in do lichamclijko ontwikkoling van de jeugd oh het volk, beleefd uit, in hunne omgeving onder zoek te doen naar de nog in gebruik zijnde of de nog niet geheel vergeten spelen; naar de regels, wolke die spelen beheerschen, enz. Zou men dan zoo vriendelijk willen lijn liem do resultaten van dat onderzoek mede to deelen, dan zou hij het gezondene, mot betgeen hij reeds verzameld lieeft, behoorlijk gerangschikt, tot een werkje kunnen vereenigen, dat lion-' derdvoudigo vrucht voor de jeugd en het' volk zou kunnen opleveren. Met vereende kracht ware dan iets goeds tot stand te brengen,' terwijl de nelto-opbrengst kon besteed worden voor het een of ander doel, aan het onderwee- of de onderwijzers niet vreemd. 3.) „En toen ik hem hierop een nieuw beeld in zijne kerk beloofde, nam hjj op zich het volk over mijne vermeende ontheiliging ge nist te stellen. Daarop liot ik de deur van de kapel veranderen en dichtmaken, verwijderde het bidstoeltje onder het Christusbeeld en liet daar eene rustbank plaatsen, en al komt daar nog eens deze of gene bidden, het volk is er nu aan gewoon en mort er niet over." „En vindt gy het leven niet eenzaam hier?" vroeg Keiler, zijn eigen gedachtenloop vervolgende en daarbij weer op zijne eerste vraag terugkomende, welke zoo kortaf was beantwoord. Zeilinger keek onwillekeurig op en zyn oog stond toornig. Toen hij echter het welwil lende gelaat van zijn gast zag en bedacht dat deze ook ongetrouwd was, werd hij dadelijk weer kalm en zoide: „Eenzaam, ja, en ik heb ook wel aan trouwen gedacht, evenals gy wellicht, en misschien denkt gy dat ik treurige levens ervaringen heb; zoo erg is het echter niet. Ik ben niet ongelukkig en heb geene be hoefte aan medelijden. Ik was ernstig en gelaten. Geen wonder dus, dat ik in de liefde geen geluk had. Zy heeft my alleen den soldatenrok doen uittrekken dat is alles. Hoe dat kwam? Gy zult het hooren, al stolt het uwo verwachting ook teleur. Het is eene hartroerende geschiedenis. Een kin- derlooze oom beloofde my dat ik na zijn dood eigenaar van zyne ijzerhut zou worden, op voorwaarde dat ik eene dochter uit de kaste zou trouwen. De oude yzerwerkbezitters zyn namelyk zóó aan elkander verwant, zijn zóó trotsch op hun stand, zóó ijverzuchtig cp namen, verwantschap en overlevering en de Hemel weet wat nog meer, dat zij gevoeglyk als eene eigen, afgesloten kaste kunnen wor den beschouwd. Do al niet ruime keuze werd nog beperkt, daar myn oom my eer.e ryke erfdochter aanwees. Geld zou bij geld komen. Maar de erfdochter beviel mij niet; veeleer raakte ik verliefd op het armsto meisje uit do kaste. Dat ergerde oomhij stond op zyn wil, ik niet minder op den myno. Hy trok zyne belofte in; ik troostte my met de bruid." „Mot de bruid?" „Jawel, zy had geene vrouw moeten zyn. Nu my het erfdeel van oom zou ontgaan, vond zy al spoedig dat ik te arm was voor hare schoonheid. Zoo verloer ik erfenis en bruid, zoowel de eene als de andere. Het was mijne eigen koppigheid, waardoor my dat dubbele geluk to beurt viel, want eigen lijk waren ze beiden niet waard dat een man er zich voor offerde. Ik had mijn ontslag als officier reeds vroeger genomen en kon nu den wapenrok niet weer aantrokken. Ik bc- j hoorde echter tot de kaste, kende van jongsaf de zaak en had, vóór ik militair werd.myne teehnischo studiën reeds ten einde gebracht; daar ik oenig vermogen had, pachtte ik deze ijzerhut, welke destijds stilstond en de zaak gelukte. Ik werk met genoegen, de arbeid loont zicli, het succes vuurt mij aan. Ik bon thans eigenaar in plaats van pachter. Ik zou kunnen zeggen dat ik het .berekenende wyf beschaamd heb, maar dan zou- ik bij haar eergevoel moeten onderstellen. Zoo woon ik hier nu reeds vijf jaren en zoo denk ik het ook verder voort to zetten." „Vyf jaren!" riep Keiler verwonderd uit, „winter en zomer?" „Zomer en winter." Beiden zwegen. Keiler vond geen woord voor zooveel volharding. Aan de wyze, waarop die man ovc-r de vrouw gesproken had, die hem had misleid, kon hy de grootte van zyne liefde afmetenhoe groot die ook ware, zijn wil had die toch bedwongen. Met een blik vol bewondering nikte Keller hem over do tafel de hand, welke de ander krampacht g drukte. Beide mannen verstonden elkander. Thans kwam Leopold mot koffie en sigaren en na eenige minuten scheidden de nieuwe vrienden. Zeilinger had reeds langer aan tafel vertoefd dan zyne gewoonte was. Het onweder, dat zich reeds des middags liet vermoeden, brak tegen den avor.d heftig los. De wolken overdekten het dal z j'ge heel en daalden zoo. laag, dat de duisternis intrad, van oogenblik tot oogenblik door blik semstralen afgewisseld. De regen viel t j stroomen neder. Zeilinger zocht de gezellige kamer woer 'op 'en zétte zich "olj zyn gast nefler,... „En welke ervaringen gaf 'het leven 'u? z.oido hy togen Keiler. Deze verhaalde daarop, op' Vortrouwelljkén toon, het blijde en droeve uit zyn leven, én daar liij een gecstig'o verteller was, ging «o avond sehielyk voor hen voorby en brandde de lamp roods lang vóór zij er' aan dachten dat het later werd. Het onweder had uitgewoed, de regen was zachter geworden. (Wordt vcnolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 1