N°. 9705 Maandag IS October A". 1891. (Deze (Courant wordt dagelijks, met mtzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Leiden, 10 October. Feuilleton. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS TiEZER COURANT: Y<«>r Leiden per 3 maandenf 1.10. Praoco per post1.40. A.fc:orider]ijke Kommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 16 regels f 1.05. Iedere regel meer ƒ0.17 Grootore letters naar plaatsruimte. Voor liet incasseeren bui ton de etad wordt ƒ0.10 berekend. Zijt gij nog geen lid van de 3-October-V ereeniging Nu de feestviering op den 3den October van dit jaar eene week achter ons ligt en de eerste opgewondenheid heeft plaats gemaakt voor eene meer kalme beoordeeling, achten wy ons verplicht nog eens op dien dag terug te komen. "Wy doen dat met te meer genoegen, omdat wy in denzelfden tevreden toon kunnen blijven voortspreken, die „daags na het feest" vernomen werd. Zeker, niets ter wereld draagt het kenmerk der volmaaktheid, zoodat liefhebbers van aanmerkingen ook hier een geschikt jachtveld kunnen vinden. Maar met die liefhebbers van aanmerkingen, wien het alleen om het vitten te doen is, voelen wy ons niet verwant; en als de op- en aanmerkingen eenvoudig strekken moeten tot verbetering, dan weten wij, dat het Bestuur der Vereeniging niet blind is voor tekortkomingen en telken jare door eene ge wijzigde inrichting van sommige onderdeelen de fouten van hetvorigejaar trachtte vermijden. Wanneer wü dan beweren in denzelfden tevreden toon te kunnen blijven, dan spreken wij niet alleen ons eigen oordeel uit, maar wy vertolken wat wij sedert Zaterdag jl. bij her haling vernamen. De 3-October-Vereeniging heeft de sympathie van de geheele bevolking. Haar en ziedaar waar wü op wüzen willen van sympathie alleen kan geen mensch en ook geene vereeniging leven. Het komt bü slot van rekening altjjd op de dubbeltjes aan. Hoe aangenaam voor het Bestuur de algemeene tevredenheid, de waar deering der goede en veelomvattende zorgen ook zyn moge, eene ruime kas is meer dan aangenaam, is eene behoefte. Als het waar zal zyn, wat in ulevel-rym beweerd werd „Op den dag van Leidens Ontzet Heeft de gansche bevolliiog pret" en „De uitdeeling van haring, brood, tabak en bier Geeft rgken en armen, ouden en jongen veel pleizier", dan moet de Vereeniging meer leden gaan tellen. Het aantal ingezetenen, die van de uitdeeling „pret" hebben door er van te profi- teeren, groeit ieder jaar aanmaar er is in die uitdeeling eene andere wgze van „pleizier"- liebben mogelijk, namelijk de toepassing van „het is zaliger te geven dan te ontvangen", en nu meenen wy, dat er nog te velen van verre blyven staan, die door toe te treden tot het lidmaatschap genot kunnen hebben van de uitdeeling. Volgens information, ons door het Bestuur verstrekt, bedroeg het aantal beweldadigden (mannen en vrouwen) in hetvorigejaar 5279, in dit jaar 6198, en zal de post op de rekening uitdeeling ruim 300 meer bedragen dan in 1-S90. Moet het Bestuur die uitdeeling inkrim pen? O. i. niet. Wie onder onze minder be deelde stadgenooten de moeite wil doen om zich eerst te laten inschryven en dan, na ontvangst der bons, de feestgave te gaan afhalen, moet in de gelegenheid blijven langs dien weg den 3den October tot een feestdag te maken. Maar f 300 meer uitgaven vorderen immers ƒ300 meer inkomsten 1 En het Bestuur zou op die meerdere inkomsten kunnen rekenen, indien zoovelen het niet lieten blyven by eene betuiging met do lippen en ook wel met het hart, maar de portemonnaie ook mee lieten betuigen. Nog op een ander punt willen wy de aan dacht vestigen. Bij de toetreding tot eene vereeniging komt zeer natuurlijk de vraag te beide: „welk recht, welk voordeel koop ik my met myne contributie?" Bü de 3-October- Vereeniging komt o. i. die vraag niet te pas en wy' hopen van harte dat het Bestuur zal blüven voortgaan, bü het ontwerpen en regelen van feestvieringen het oog te houden op „de gansche bevolking." Geene prerogatieven, die een deel der bevolking zouden uitsluiten van de feestvreugdemaar met voorzichtige inacht neming van Tangen en standen iedereen in staat gesteld te zien en te genieten wat de Vereeniging betaalt. Een optocht, die door de geheele bevolking te beschouwen is; een kinderfeest, waaraan rük en arm deelneemt en waar de ouders een ky'kje op krygen; een intocht van Boisot door de grachten, voor iedereen te genieteneen vuurwerk tot slot, dat door duizenden uit alle rangen der bevol king in stille bewondering wordt aangestaard kortomeene feestviering voor allen, bekostigd door hen, die het hunne kunnen büdragen. In eene stad van 40,000 zielen kan het aantal dezer laatsten grooter zyn dan het cüfer van 2300, dat het jaarverslag over 1890 aangeeft. Namens de Leidsche Stedemaagd is in den reclame-optocht in grooten getale de medo- deeling verspreid, dat men, om lid te worden, zich slechts behoeft aan te melden by den penningmeester, den heer J. Goedeljeo, Hooge- woerd No. 152. Wy gunnen den yverigen penningmeester niets kwaads, maar wy zouden ons verheugen als in de volgende dagen hem van al die aanmeldingen „het hoofd een beetje omliep." Door het kiescollege der Ned.-Herv. gemeente alhier is gisteravond tot predikant beroepen ds. G. J. De Hoest SJzn., te Zutfen. Bü beschikking van den minister van binnenlandsche zaken van 9 dezer is bepaald, dat de commissie tot het examineeren van hen, die eene akte van bekwaamheid wenschen te verkrijgen tot hot geven van middelbaar onder- wüs in de Nederlandscho taal, geschiedenis, aardrykskunde, staathuishoudkunde en sta tistiek, staatsinrichting en schoonscliryven voor het jaar 1S91, zitting zal houden te 's-Gravenhage, en is benoemd (0 lid en voor zitter dier commissie dr. W. B. J. Van Eyk, inspecteur van het middelbaar onderwüs te 's-Gravenhage, en tot ledendr. J. Te Winkel, leeraar aan het gymnasium te Groningen, dr. W. Everts, directeur der 1ste afdeeling van het seminarie van Roermond, gevestigd te Rolduc, gemeente Kerkrade, dr. P. L. Muller, hoogleeraar aan de Rüks-universiteit te Leiden, dr. A. E. J. Holwerda, leeraar aan de hoogere burgerschool te Leiden, dr. C. M. Kan, hoog leeraar aan de universiteit te Amsterdam, J. A- C. A. Timmerman, leeraar aan het gymnasium te Amsterdam, en mr. P. W. A. Cort van der Linden, hoogleeraar aan de universiteit te Amsterdam. Tot het afleggen van het literarisch- mathematisch examen waren te Arnhem als derde groep opgeroepen zeven candidaten; hiervan trokken zich twee vóór en één ge durende het schriftelyk examen terug, zoodat het geheele examen slechts door vier candi daten werd afgelegd. Dit viertal slaagde, nl. de heeren: F. A. Dee, van Leiden; E. Vita Israel, van AmsterdamM. Lobstein, van Goor, en mej. A. J. Balsem, van Amsterdam. Naar aanleiding van het schenken van eene ridderorde aan leden uit het gevolg van den Italiaansclien kroonprins, zegt de „Arnh. Crt.": „Zulke benoemingen zyn zoo gebruikelijk, dat het niet nakomen van dit gebruik mis schien zelfs tot internationale moeilijkheden zou leiden. De zaak is trouwens doodonschuldig: het is niet anders dan eene beleefdheid van hof jegens hof. Maar als het middel om die be leefdheid te bewyzen hetzelfde is als dat, waarmede verdiensten worden beloond, dan wordt de toestand onzuiver, want het bezit van eene ridderorde houdt op eene bepaalde beteekenis te hebben. Men kan dus niet weten ofhy, die ze draagt, een verdienstelyk man is. dan wel mot den een of anderen vorst oen reisje heeft gemaakt, of eenige mededeeling betreffende een hof aan een ander hof heeft overgebracht. De opmerking is reeds meer gemaakt, maar nu er sprake is geweest van de instelling eener nieuwe ridderorde in den laatsten tüd hoort men er niets meer van zou het overweging verdienen eene orde in te stellen voor verdienste en eene voorhet vertoon, of hoo men het noemen wil. Kan dit niet, dan waro het best de eerste rubriok maar op te heffen, want waarlük, het heeft toch geene houding om den man, die aan het land groote diensten heeft be wezen, die zün leven wüdde aan staatszorg, wetenschap of kunst, hetzelfde blijk van waardeering toe te kennen als aan hem, dia er niets voor deed dan zich mooi aan te kleeden en te buigen, of kennisgevingen over te brongen, welke al lang in alle couranten hebben gestaan." Door de eerste afdeeling der Staatscom missie van arbeidsenquéte zal te 's-Graven hage in den loop der maand October eon aan vang worden gemaakt met het houden van getuigenverhooren aangaande de maatschap- pelyke toestanden der arbeiders in verband met zieken-, begrafenis- en andere verzeke- rings- en onderstandsfondsen, niet aan eenige onderneming of inrichting van nüverheid ver bonden. Allen, die uit eigen ervaring dienaangaande inlichtingen meenen te kunnen geven, wordt verzocht by ongefrankeerden brief, onder het adres: „Staatscommissie van arbeidsenquéte, te 's-Gravenhage", hunne namen en woon plaatsen mede te deelen, met beknopte op gave van de onderwerpen, waaromtrent zy de Staatscommissie meenen te kunnen inlichten. De Staatscourant van 10 Oct. bevat de volgende koninkiyke besluiten van 8 dezer: De generaal-majoor K. P. Kempers, comman dant der 3de divisie infanterie, is krachtens art. 42 sub. 2a der wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad No. 128) op pensioen ge steld, en het bedrag van het pensioen be paald op 2700 'sjaars. Benoemd is bü het wapen der infanterie, by den staf van het wapen, tot commandant der 3de divisie, de generaal-majoor H. F. C. Hardenberg, thans gouverneur der Koninklyke Militaire Academie. Tot gouverneur der Koninklyko Militaire Academie is benoemd de luit.-kolonel G. F. W. Borel, van het 3de regt. veld-artillerie. Alles met ingang van 1 Nov. a. s. GERED. 4.) „Gü wilt hem zeker niet onmiddellijk ge bruiken, gy denkt er niet aan, u te bedwel men. Maar ge kunt gedurende den nacht hoofdpyn krügon. Gy hebt misschien niemand te uwer beschikking, dien gy naar de apo theek kunt zenden, de zaak is bovendien ook des nachts te lastig. Waarom wilt gü uren lyden, terwyl het slechts een voorzorgsmaat regel is, het raiddel tot u te nemen!" En dan zeide de andere stein in zyn binnenste „Gij bedriegt uzelven, gij behoeft geen aether, want gy hebt des nachts nog nooit hoofdpyn gehad, maar altijd overdag, en in den regel des middags. Wanneer gy tot dus ver geene hoofdpyn hebt gehad, zoo krijgt gy haar ten minste niet des nacht, en deze voorzichtigheid, welke gij wilt betrachten, is eene val, welke gy voor uzelven opzet." Grabert naderde nu de apotheekffbleefdiep ademhalend staan en liep er toen haastig voorbij. Het was hem alsof hy in zijne borst een spotlach hoorde, en de stern der verzoe king zeide „Uw besluit was niet zeer groot, g-y komt immers nog eene apotheek voorby, daar kunt gy herstellen, wat gy hier verzuimd hebt." „Wees een man!" hernam de andere stem weer. „Toon dat gij niet voor elke bezoeking bezwijkt. Gij weet wat er van afhaDgt juist nu den stryd roemryk te doorstaan. Uw huisdokter heeft u gezegd dat gy door vaste wilskracht den verscbrikkelyken harts tocht, welke u en uwe familie te gronde richt, kunt overwinnengü behoeft slechts de eerste aanvallen te weerstaan deze zijn de hevigste. Als het u gelukt is, hen te overwinnen, dan wordt uwe zucht naar het bedwelmende middel steeds zwakker en gy zult u ten slotte venvonderen dat gij ooit haar slaaf kondt worden. Het is u thans onder naamlooze pijnen gelukt, tweemaal de verzoeking te weerstaan. Thans strijdt gy met de derde. Als gij voor haar bezwijkt, is al uwe moeite tevergeefs geweest. Alles is te nietde hoop uwer vrouw, de achting voor uaelven, het vertrouwen en uwe eigen zedelijke kracht." 2jjn beter ik moest deze argumenten erkennen. Maar ook de verzoeking gaf den strijd niet op. „De zaak is immers niet zoo e*g!" duis terde zij. „Gjj hobt reeds getoond dat gij overwinnen kunt, gü bezit dus de kracht, u vry te maken. En als gü u werkelyk nog eenmaal mocht laten verleiden wat zou dat? "Weet gü ook dat gü eene zeer kinder achtige rol voor uzelven speelt met dezen dwang, welken gü tegen uzelven uitoefent, met deze zelfkastyding? Juist om u te sterken, zoudt gy nu een fleschje aether moeten koopen. Welk eene verdienste sieekt er in, het bedwelmende middel niet te ge bruiken, als gij het niet hebt? Neen, eerst wanneer gy in het bezit van aether zyt, en hem toch niet gebruikt, eerst dan toont gy, dat gij werkelyk uwen hartstocht overwonnen hebt, eerst dan kunt gy uwe zedeiybe kracht bewijzen 1" „Neem u in acht! Neem u in acht!" waar schuwde nogmaals de andere stem. „De ver zoeking te veamyden k de helft van alle deugd Grabert bevond zich voor de apotheek. Hy liep voorby en herademde verlicht. Na tjen passen bleef hy staan en keerde zich óm. Het was hrtn, alsof eene hand hem by de keel had gegrepen en geworgd. HU kwam eerst weer tot zichzelven, toen hy in de apotheek stond en met bevende vingers het geld voor een fleschje aethor op het mar meren blad neerlegde. Hjj kon nauwelyks spreken en op zyn voorhoofd stond het koude zweet. Hy stak het fleschje als een kostbaren schat by zich en snelde heon, naar zyne woning. Voor de deur bleef hy staan en haalde diep adem. Welk een geluk, dat hy het fleschje by zich had! Hy kon zich bedwelmen en hy wildo zich bedwelmen, want hy hield dozen stryd in zün binnenste niet langer vol. Die beide stemmen, welke hy in zich hoorde, dit dubbele ik het was het begin van waan zin. "Wie stond hem borg, dat niet reeds dezen nactït zyne hersenen in do war zou den raken, dat de verschrikkelüke fanta- zieën en droomen hem zouden beletten te slapen, dat hy misschien na weinige uren reeds een krankzinnige zou zijn, die naar een krankzinnigengesticht overgebracht moest worden. Redding! Redding voor dezen ontzettenden angst, voor de gedachte aan waanzin, welke hem bijna werkelyk waanaónnig maakte. Hij voelde in den zak zyn redder, het fleschje. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5