N°. 9705.
Maandag 13 October.
A0. 1891.
(Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Eerste B/ad.
VERPLECINC.
IF* "O. X X t; <o :la
GERED.
LEIDSCÏÏ
DAGBLAD.
PRIJS DEZER, COURANT:
Voor Loiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 16 regels f 1.05. Iedere regel moor f 0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het
incasseer en buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Gezondheid is de grootste schat.
Wie is er onder de lezers, die niet ten volle
de waarheid van ons motto beamen zal?
Wie is er, die niet, 't zy langer of korter
tyd aan het ziekbed gekluisterd was, of ook,
na enkele dagen ongesteld geweest te zfjn,
by zyn herstel kon verklaren: hoe heerlyk
de gezondheid en welk een ryke schat zij
zoowel voor 't algemeen als voor ieder in 't
byzonder is.
Eu toch, hoevelen zyn er, die dien „schat"
verkwisten en op allerlei wijzen zich van hem
trachten te ontdoen!
Evenzoo als men met het gevaar op den
duur vertrouwd raakt, evenzoo is het met
gezonde menschen, die ten langen leste gaan
rneenen, dat zy niet ziek kunnen worden,
en daardoor de gelegenheid om hunne ge-
zondheid te verliezen juist in de hand werken.
Doch over dit onderwerp willen wy thans
niet spreken, wèl over eene andere zaak,
welke met gezondheid en ziekte in nauw
verband staat, n.l. over de verpleging, meer
bepaald over hen, die zich aan de ziekenver
pleging wyden.
In den laatsten tyd zyn hier te lande ver
schillende inrichtingen verrezen, waar tot heil
der menschheid liefdevolle en zorgzame vrou
wen en mannen hun tijd, moeite en zorgen
wijden aan hen, die hulp, steun, verpleging
noodig hebben. Wy laten het buitenland ge
heel buiten bespreking, want op dit gebied
is reeds sinds langen tyd aldaar en bepaal-
delyk bij onze naburen, Duitschland en Frank-
rjjk, ontzaglijk veel goeds verricht.
In die inrichtingen zyn tal van personen
werkzaam, die het doen zonder loon en zich
aansluiten by eene orde, zooals de katholie
ken, of als diakonessen geplaatst worden,
zooals de protestanten.
Dezen doen het geleid door menschlievend-
heid; vóór hen staat het schoone doel to
laven, te verzachten, waar het lyden het
lichaam sloopt. Zy volgen eene „roeping",
zij hebben eene taak te vervullen, welke zy
zichzelven op de schouders hebben gelegd.
Op zichzelf is dit schoon, opofferend, ver
heven zoo ge wilt, doch er zyn er ook, die
eene andere richting uitgaan en de „zieken
verpleging" te baat nemen om in hun bestaan
te voorzien. Hoevelen zijn daarin teleurge
steld, eendeels omdat zy een anderen dunk
hadden van verpleging, anderdeels doordien
zy de geschiktheid geheel misten om deze
zware taak te volbrengen.
Echter blyft het aantal van hen, die zich
aan ziekenverpleging wyden, tamelyk station-
nair; 't blyft een gaan en komen, veroor
zaakt door het verkrygen eener betere maat
schappelijke positie, door huwelijk of door
andere omstandigheden, maar toch valt hieruit
wel eenigszins af te leiden dat de verpleging,
voor hen, die haar als middel van bestaan
uitoefenen, toch gereedelyk wordt gegeven
voor iets anders, zelfs iets of wel veel minders.
Eene poging om de verpleging tot een hoo-
ger peil te brengen is het examen, dat afge
nomen wordt door de vereeniging „het Witte
Kruis". Een voldoend examen, practisch en
theoretisch, geeft recht zich als verpleegster
of verpleger te vestigen. Der zake kundig,
bekend met de eischen der wetenschap, zullen
en kunnen zy, onder toezicht van den ge
neeskundige, uitstekende hulp bieden aan het
ziekbed.
Men meene niet dat wy geheel weg willen
cijferen de goede zorgen, welke familieleden
wyden aan hunne bloedverwanten, ofschoon
enkele malen gebleken is dat die goede zorg
overdreven wordt en er veel meer verloren
gaat dan gewonnen wordt.
Doch er komen wel eens gevallen voor,
waaruit blykt, dat niet door hunne min
zorgvuldige verpleging maar door andere
uit den aard der ziekte voortvloeiende om
standigheden, eene preciese behandeling noodig
is, hetzy dit thuis verricht kan worden of in
eene of andere inrichting moet plaats hebben.
Dan is 't noodig dat met juistheid de pa
tiënt behandeld moet- worden, altjjd onder
toezicht van den geneesheer moet blijven en
die, geholpen door eene vertrouwd en op do
hoogte van hare roeping zijnde pleegzuster,
den patiënt weer teruggeeft aan zyne familie.
Vooral de verpleging buiten eene of andere
inrichting leert de hulp en de waarde van
een verpleegster of verpleger op prjjs stellen.
By epidemieen, gevaarlijke besmettelyke ziek
ten, treden zij zonder aarzelen de woning
binnen waar de lijder vertoeft. Zy doen dat
krachtens hun mandaat; maar wie twijfelt
aan de groote mate van zedelyken moed,
welke hen bezielt en hen het gevaar te ge-
moet doet treden?
In Duitschland wordt van de zoogenaamde
buitenverpleging veel gebruik gemaakt. Daar
gaat zy in sommige streken »lfs gepaard
met armenzorg en werkt ze uitstekend. By
ons te lande is de buitenverpleging sinds de
laatste jaren meer in gebruik gekomen en nu
ook in deze gemeente het Höpital Wallon
pleegzusters op aanvrage wanneer zy be-
j schikbaar zijn uitzendt, mogen wy deze
omstandigheid niet onopgemerkt laten. Toch
blykt uit de jaarljjkscho verslagen van deze
inrichting dat er weinig gebruik van gemaakt
wordt. Zonder ons te verdiepen in de oor
zaken daarvan, kunnen wy toch constateeren,
dat het niet de groote kosten zyn, welke
afschrikken; want volgens het reglement
wordt voor die buitenverpleging niets ge-
eischt, niets gevraagd. Zy geschiedt geheel
kosteloos en dient alleen hulp te geven, waar
hulp noodig is en verlangd wordt.
Wie in omstandigheden heeft verkeerd,
waarin eene „verpleegster" noodig was, hetzy
haar titel liefdezuster, pleegzustor of diakones
mocht zijn; wie by haar komen en gaan
hoop en vertroosting of kalme berusting
heeft ondervonden, die, vertrouwen wy, zal
mede een bloempje vlechten in den krans,
dien verpleegsters door de lydende mensch
heid in 't algemeen aangeboden.
De verpleging is eene zware taak. Zou ten
opzichte hiervan niet ieder uit eigen ervaring
kunnen spreken? Op het ziekbed neergewor
pen, door omstandigheden balsturig gemaakt,
moeten zelfs zy, die ons 't meest beminnen,
onze onaangename buien doorstaan. Men
oefende dan geduld en hoopte op beter en
men ging voort met inspannende zorgen en
moeiten te wyden aan den ongestadigen en
moeilyk te bedienen lijder. En waar dit nu
onzen „eigen bloede" wordt aangedaan, hoe
veel te meer is dan een vreemde blootgesteld
aan de afwisselende luimen van den patiënt
Hoe harteloos wordt somtijds gehandeld
met hen, die de schoone roeping volgen, hun
medemenschen te verplegen. De patiënt, ten
gevolge zijner ziekte pjjnlyk, lastig, ongedu
rig, wreekt zich op haar, die op den minsten
wenk of het geringste verlangen acht geeft.
Het wordt een bits toespreken, waar dank
bare woorden moesten gebezigd worden; het
wordt een neerdrukken van geest, waar juist
opgewektheid en opgeruimdheid zóó noodig
zyn om de taak tot den einde te volbrengen.
Gebeurt het niet vaak dat een patiënt
zyne of hare vermeende of werkelijke klach
ten den geneeskundige mededoelt, die het
kleine vergryp wellicht ter wille zijner patiën
ten grooter aanziet dan het werkelijk is en
daarby dan vergeet hoeveel de verpleegster
of verpleger heeft uitgestaan met den patiënt,
voor wien niets goed was, die, ongedurig,
telkens wat anders verlangde, door 't minst
wat hem hinderde uit het humeur geraakte
en somwijlen tegen do voorschriften in iets
verlangde, wat bepaald door den geneesheer
verboden was.
Uit do rype ervaring van velen, die zich
aan de verpleging wyden, van welken stand
zy zijn of tot welk genootschap zy behooren,
ia Rijks- of Burgerziekenhuizen, zouden tal
van voorbeelden kunnen opgesomd worden,
waarin zy van miskenning, ondankbaarheid
en onhartelijkheid kunnen spreken, schoon
zy de meeste en hoogste aanspraak kunnen
doen gelden op dankbaarheid en erkentelijkheid.
En toch, onvermoeid gaan zy voort, hun
weg bewandelend, goed doende, lavende en
verkwikkende en de groote les betrachtende
„hun naasten lief te hebben."
Juist dit doet hen staande bljjven in den
moeilyken stryd hunne roeping getrouw te bly
ven, of in den stryd om 't bestaan.
Voorzeker, de verpleging is eene zware taak
en er behoort moed toel
De voortdurende spanning, waaain verpleeg
ster of verpleger verkeert, werkt afmattend.
By weinige rust is het steods werkzaam zyn
belemmerend voor de gezondheid en de ont
wikkeling en het zich wyden aan de verple
ging eischt ook zyne slachtoffers, die uit den
aard der zaak meer onder verpleegsters en
verplegers dan onder hen, die er buiten
staan, zullen aangetroffen worden. Eene be
schouwing daarvan, eenigen tyd geleden ons
onder de oogen komende, deed zien, dat het
aantal slachtoffers de berekening door ons
gemaakt, nog verre overtrof.
En toch, gelukkig! worden er nog velen
gevonden, die zich door en met de verpleging
aan do maatschappij verplichten, en hot woord
„menschenliefde" niet tot een ydelen klank,
maar tot schoone werkelijkheid maken 1
Gaat dan voort, zusters en broeders voor
uw medemenschen, op uw moeilyken levens
weg, van welk genootschap van welken stand
en rang gy zjjt!
Mocht eene enkele ondankbare behandeling
uw deel zyn, toch is uw werken niet tever
geefs geweest, niet tevergeefs zyn de goede
zaden van hulpvaardigheid en menschlievend-
heid door u uitgestrooid in hoofd en hart
van lydende medemenschen; niet tevergeefs
zal uw leven geweest zyn, want het laat een
gezegende en dankbare herinnering achter.
3.)
Zy had niets vermoed van de verschrik
kelijke macht, welke haren man onder-
drukte, totdat de huisdokter haar op zekeren
dag medegedeeld had, dat haar man aan
aethergebruik verslaafd was. De dokter had
haar dit gezegd, opdat zy in de nabijheid
van den ongelukkige niets van het vergif
zou dulden, en daar by haar sterk en moedig
vond, had hij haar ook niet verzwegen dat
een groot gevaar het lichaam en het leven
van haren echtgenoot bedreigde. Zijn lichaam
begon nu reeds te lijden; vooral openbaarde
zich slapeloosheid bij hem. Men kon aannemen
dat de zucht naar aether steeds toenam en
dad Grabert zich daardoor ook voor zyne
betrekking onbruikbaar zou maken. Hu reeds
leed hy soms aan vergeetachtigheid en als
bij het verschrikkelijke middel gebruikt had,
bespeurde men bij hem eene vreeselijke aether-
lucht, welke hem het verblijf in ë®8 bureau
onmogelyk maakte.
Als Grabert zyn misbruik niet liet varen,
dan was het einde te voorzien: lichamelyk
en zedelijk verval, eene hersenziekte en een
vroege, verschrikkelijke dood. De vrouw sloeg
de handen voor het gelaat.
"Wat stond haar en den ongelukkigen echt-
genoot nog te wachten 1 En wat zou er van het
arme kind worden, dat daar in de zijkamer
onbezorgd speelde en zong!
II.
Grabert liep doelloos door de straten. Hem
ontbrak volkomen de stemming, ora genot
van de wandeling en van de vrije natuur te
hebben. Zelfs de gezichten der menschen, die
hij ontmoette, bevielen hem niet. Hy was
boos op zichzelven en op de geheele wereld.
Nu en dan wilde hij het wel uitschreeuwen
van inwendige pyndaarby drukte hem een
vreeselyke angst voor iets onbekends, dien hy
niet kon verklaren. Hy wenschte te slapen,
niet meer te moeten denken en dan kwam
de verzoeking en fluisterde hem in het oor:
„Gy kent immers e6n middel om u te
bedwelmen?"
Hij zag angstig om zich heen, alsof wer
kelijk iemand achter hem stond en hem die
woorden influisterde. Daarna liep by weer
haastig verder en trachtte aan iets anders te
denken. Maar het gelukte hem niet; telkens
keerden zyne gedachten weer terug tot het
bewustzijn, hoe gelukkig voor hem, den zieke,
die toestand van rust en nadenken was, als
hy weer aether had gebruikt.
Nu beving hem plotseling weer de angst,
dat hy in den nacht weer hoofdpijn zou kun
nen krijgen en dat hy geen middel te zijner
beschikking had om zich te helpen, daar hy
het fleschje met den aether verbryzeld had.
Hy was echter wel zoo helder, om te erken-
nen dat hij zichzelven met dezen angst be
droog hij gevoelde byna, hoe hy twee zielen
in zich droeg, hoe twee verschillende geesten
in hem schenen te strijden. Hy doorzag vol
komen de list van den eenen, die hem weer
terug wilde voeren naar het bedwelmende
middel, hij gevoelde hoe zijn beter ik als het
ware de scheidsrechter was tusschen de beide
vyandige machten, welke tegen elkander
streden, en hy beefde voor de scheidsrechter
lijke uitspraak, welke hy moest doen.
Hy keerde naar de stad terug en kwam
voorbij het café, waar hy vroeger tegen den
avond zijne vrienden placht te ontmoeten.
Hij had dezen in den laatsten tijd ontweken
en besloot hen thans op te zoeken.
Men begroette hem vriendelyk, maar het
kwam hem voor, dat men hem met andere
oogen aanzag dan vroeger. Hy was wan
trouwig gewordenhy gevoelde zich gedrukt,
onzeker en onbehaaglijk. Hy bleef, tegen zyno
gewoonte in, eenzelvig, dronk haastig eenigo
glazen bier en vertrok eindelijk. Onverwacht,
plotseling, stond hy op, zoodat zyn heen gaan-
opzien baarde.
Toen hy buiten in de vrye lucht was, her
ademde hy weer. Het scheen hem toe dat
hy daar onder zeer erbarmelyke menschen
was geweest, dat hy daarbinnen geene vrien
den had achtergelaten, maar dat al die men
schen zyne vjjanden waren.
Ook het verwijtende en treurige gezicht
van zyne vrouw was zeer pjjnlyk voor hem;
daarom besloot hy nog eene wandeling te
doen. Toen hy eenige schredon gedaan had,
stak hy naar den anderen kant der straat
over; hy bleef toen een oogenblik staan en
keerde weer om. De beide vijandige machten
in zyn binnenste begonnen haren stryd op
nieuw. Hjj was naar den anderen kant der
straat overgestoken, omdat daar eene apo
theek was. Eene onzichtbare kracht trok hem
daarheen. Daar kon hy aether koopen, en
eene stem, waarvoor hijzelf bang was, fluis
terde hem toe:
„Wees niet lichtvaardig voorzie u van
aether."
{Wordt vervolgd.)