tDeze ijCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
N°. 9675. ]Maa,xi<la.g T „September. A°. 1891.
Eerste Blad.
Feuilleton.
E3WDELSJK ONTDEKT.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1C regels ƒ1.05. Iedere rogol mee.- ƒ0.171-
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hoe
incasseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
LEIDBCIï
In en Om Nassan.
Door H. "Witte.
VII.
Het Kaltbachthal strekt zich in zuiver Noor
delijke richting, eerst door het uitgestrekte
Stadtwald, hooger op tusschen boschrijke ber
gen uit. Men kan de meening van hen, die
het MühlbacMhal het schoonste der talrijke
dalen van Nassau noemen, eerbiedigen, zelfs
begrijpen, zonder die te deelen. In mijn
schatting staat het Kalbachthal boven aan.
Niet omdat de natuur zich daar grootscher
voordoet, want in dit opzicht staat het bij het
andere achter, terwijl ook de Mflhlbach waterrij
ker is dan do Kaltbach on meer schilderachtige
partijen vormt. Maar de indruk is er aangenamer
eris veel meer verscheidenheid en leven, en, last
not least, men kan het rot aan den oorsprong
der boek behoorlijk doorwandelen, terwijl het
Mahlbachthal grootendeels, en dat juist wat
het schoonste gedeelte betreft, om de moeielyke
bereikbaarheid voor verreweg de meeste be
zoekers een gesloten boek blijft.
Daar het ten Noorden der stad, onmiddellijk
bij Nassau uitmondt, heeft, men deze slechts
dwars door te gaan, om in weinige minuten
do eerste schreden in het dal te zetten. Vlak
achter den eersten molen kan men het dal
dwars doorgaan, en zijn weg aan de andere
zijde, onder langs den berg, in de schaduw
vervolgen, wat vóór den middag overheerlijk
kan zjjn. Een goed eind verder, even voorbij
een tweeden molen de Knochenmühle, ver
eenigen beide wegen zich weer.
Een eindweegs vóór dezen molen begint zich
de schoonheid van het dal gaandeweg te ont
wikkelen, en de twee oude gobouwtjes, waar-
tusschen een groot rad, door het wator, dat
daar van den berg aan de overzijde komt, in
beweging gebracht, dragen zeker niet weinig
tot het schilderachtige van deze plek bij.
Blijft men even vóór den molen stilstaan,
dan heeft men drie gezichtspunten, van welke
men moeilijk zou kunnen zeggen welke het
van de beide anderen in schoonheid wint. Het
gezicht op de breede dalmonding in de richting
van Nassauover de stad op de liooge. groene
bergen is eenvoudig verrukkelijkwendt men
zich nu half om, dan vraagt men zich af hoe
t mogelijk is dat een paar zulke eenvoudige
huisjes als die molen is, met de omgeving op
zulke een verrassende wijze kunnen harmo
niseren, dat ze aan een idylle doet denken,
een gedicht zonder woorden, al weet men-dat
de inhoud van die beenderenmolen wel in staat
zou zijn de illusie te verstoren.
Rechtuit dalopwaarts is het gezicht niet
minder aantrekkelijk. De beek kronkelt zich
hier in groote windingen door den breeden,
dicht begroeiden bodem, als een schuwe slang,
haar weg zoekend tusschen hoog opgegroeid
gras. De breede weg maakt op kleinen afstand
een bocht linksomrechtuit een zeer hoog
oploopend bergbosch, ter rechterzijde een
steenen brug met een zijweg naar Winden.
Als ge dit alles in u opgenomen hebt, sla
dan den hoek maar om, altijd den breeden
weg volgende, en geniet naar hartelust, want
elke ademtocht is hier genot. Het dal wordt
gaandeweg nauwer, altyd tusschen hooge met
zwaar hout bezette bergen ingesloten, zoodat
er op sommige plaatsen maar juist ruimte
genoeg is voor den weg en de beek, die, hier
half, soms geheel verdwijnende, hier effen en
rustig, daar jolig, zelfs wild van steen op
steen springende, onophoudelijk van voorko
men en karakter verandert. Daar komt ze
aan, links van den weg over een aanzienlijke
lengte een groot aantal kleine cascaden vor
mend, wit van schuim, dat flikkert in de zon
en haar den schijn geeft als voorde ze ge
smolten zilver aan. Eindelijk, een tegenstand
ontmoetend, dien ze niet kan ovorwinnen,
wendt zo zich om, en glijdt als een wilde
stroom dwars over den weg, om zich aan de
overzijde met een niet minder jolige zuster
te vereenigen. Voertuigen moeten er door,
maar voor voetgangers is hier een zywegje
aangelegd.
Een eind voorbij Ben groot bergwerk, dat
er alweer het zjjne toe bijdraagt om het
karakter van het dal te doen wisselen, volgt,
zijdelings aan den weg, een paviljoen, waar
men kan verpoozen om kracht te garen voor
den verderen tocht.
Een breede boschweg links voert naar
Hamberg; laat dien nu maar stil links liggen,
bjj een volgende gelegenheid kunt ge hem
afkomen. Ook de nu ter rechterzijde liggende
brug gaat ge voorbij i 't is een andere bosch
weg naar Winden. Ge wilt den oorsprong
der beek leeren kennen en gaat dus altijd
rechtdoor, tot ge eindelijk, als ge u onderweg
niet te lang hebt opgehouden, ongeveer ander
half uur nadat ge van huis zijt gegaan, aan
een groot bosch komt. Weest intusschen op
uw hoede wanneer ge door het gras er heen
gaat, want dit is op sommige plaatsen ver
raderlijk nat. De boomen staan hier niet dicht
bijeen, zoodat ge gemakkelijk oen eind tegen
de niet zeer steile helling op kunt gaan.
Heerljjk, heerlijk en nog eens heerlijk is
het hier, waar ge in een ravijn de Kaltbach
in haar prilste jeugd kunt leeren kennen.
Geen overweldigenden indrukt maakt hier
de omgeving op u, maar een opwekkende,
verfrisschendeverfrisschend als de lucht, die
uw slapen afkoelt, die, liefelijker dan het
zachtste aroma uw longen streelt.
En toch hebt ge hier niets anders om u
heen dan boomen, een woeste, ongerepte
natuur en het groene dal beneden u.
Toch zou ik u raden het verblijf hier niet
al to lang te rekken, omdat ge aan deze
wandeling nog een mooien bergtocht kunt
verbinden.
Met wat zoeken kunt ge van hier den weg
wel vinden naar het zeer hoog gelegen Ham
berg, maar daar gaat ge nog op oen paar
andere wyzen heen. Ga nu liever terug, eerst
tot aan het paviljoen aan den wog, waar ge
even kunt uitblazen en een sigaar opsteken,
om vervolgens de straks genoemde brug dicht
by de Knoehenmühle over te gaan, waarna ge
een heerlijken boschweg opgaat naar Winden.
Voor wandelaars op dansschoenen, ze zyn er,
is deze weg, zooals gy spoedig gewaar wordt,
niet bestemd. Hy is tamelyk ongelyk en daarby
nog al steil, maar wat wilt ge: a la guerre
comme a la guerre! Zulke wegen zijn hier
niet zeldzaam; ge zyt er ook al wat meê
vertrouwd geraakt, ja, go zijt er van gaan
houden, en begint reeds, waar dit mogelijk is,
de Chaussee te vermyden. "Wanneer ge een
beetje bezweet op het plateau komt
Winden ligt 344 Meter boven de Lahn
verkneukelt ge u in de heerlyke vergezichten
en spoedt ge u naar het dorp, om u te ver
kwikken met een frisch glas bier.
De gedachte daaraan alleen is reeds een
genot, en ik hoop dan ook van harte dat go
het niet zult treffen als een paar wandelaars,
die op hun schorren kreetbier 1 bierhet
leuke antwoord kregen: al het bier is op
geschonken en door den rogen kon men het
gisteren niet boven brengen.
Wandelt ge daarna denzelfden weg een
eindje terug totdat een wegwyzer u aantoont
welken weg naar de Hohelei en Nassau afgaat,
dan gaat go aan den anderen kant van den
berg weer door het Stadtwald en komt ge,
even nadat ge het bosch verlaten hebt, op
een u bekenden weg uit. Het is die van
Nassau naar de Hohelei, en waar ge terecht
komt is ongeveer halverwege dezen laatste,
zoodat go van hier in een zucht thuis zijt.
Die onderweg notities maakte, zal de daar
beschreven blaadjes later met innig genoegen
overlezen; die 't niet deed, zal wa- hy heden
zag en genoot toch niet vergeten. Die een
voudige Knochenmiihlo b. v. zal hem later
levendiger voor oogen staan, dan menig
gróotsch gebouw in een groote stad.
Ik noemde reeds eon paar keeren het dorp
Homberg. Voor hen, die hier komen om flinke
wandelingen te maken, deels om doheerlyko
omstreken te leeren kennen of andermaal te
bezoeken, deels allicht om met de frissche
berglucht nieuwe levenskracht en levenslust
in te ademen schunt Hamberg een soort
trekpleister te wezen. Ze zyn niet tevreden
voordat ze er zyn, en als ze er eens zijn
geweest, willen ze er andermaal heen.
Is het omdat Hamberg zoo mooi is? Dit
niet; het is een Duitsch bergdorp gelyk alle
andere. Omdat de weg zoo heerlijk is? - Als
men er heen gaat, nu en dan turugziendo, en
weerom komende, heeft men prachtige ver
gezichten, maar die heeft men op vyftig en
meer andere plaatsen ook. Ik geloof dat een
der eerste reden is dat BSmberg zoo hoog
ligt en dat men den grooten weg daarheen
voor een goed deel zoo uitlokkend kronkelend
tegen den borg ziet oploopen. Altyd echter
maar voor een betrekkelyk klein gedeelte,
al denkt men ook dat hy het wel byna
geheel zal zijn. Het hooge oefent inet iederen
dag meer aantrekkingskracht, zoodat men
weldra niet tevreden is, als er een dag omging
zonder zulk een borgtocht.
Hamberg, dat men van beneden af niet kan
zien, ligt ongeveer 300 Meter boven de J.ahn
't is niet het hoogste, maar toch zeker een
van de hoogste dorpen hier in do buurt, maar
er gaat een breede, gemakkelijke weg naar
toe en als men er vyf kwartier voor rekent,
zal dat vrywel uitkomen.
Men kan er langs verschillende wegen komen,
maar men kiest zeker eerst de grootste, den
aangewezene.
Wanneer men op dezen weg zoover gekomen
is, dat de boomen het gezicht niet meer be
lemmeren, d. w. z. wanneer men het plateau
tennaastenbij heeft bereikt, mag men wel eens
even stilstaan zoo men dit, om wat
op adem te komen, niet reeds verscheidene
keeren deed en een blik werpen naar de
richting der stad. 't Zal een lange blik wezen
en men zal zeggenzag men ook niets anders,
'j Iü beiderlei beteekenia heb ik dezen zomerden
gnnatigen invloed daarvaii, beter nog dan vrucger,
leeren ken ïen.
62.)
„Ik voel een lap", fluisterde een der man
nen en hy begon er aan te trekken.
„O", riep ik uit, „laat hem rusten, ten
minste van avond."
„Dat kunnen wij niet, mynheer", zeide de
man. „Wy moeten zien, wie van de onzen
het is. Daar is Jim Birley, die verdwenen is,
en Job Kershaw."'
Zy vermoedden dus niet, dat dit het lyk
van hun eigen meester was! Wat kon ik
doen? Had ik mijne belofte aan Fraulein
Haas geschonden? Was ik nu de man, die
Steinhardts misdaad aan het licht bracht?
Was ik iets anders dan een bloot toeschou
wer, terwyl eene vreeselyke vergelding den
vreemden indringer uit die fluisterende woor
den van Lancashire tegenklonk? Ik voelde dat
ik er niets aan kon doenen dus liet ik my
voortdryven waarheen het lot mij bren
gen wilde.
Binnen weinige minuten waren de zeil-
doekpakken, reeds byna verteerd, uit den
grond gehaald en op eene draagbaar gelegd.
In diepe stilte namen twee mannen ze op,
en toen zy er mede wegdroegen, gevolgd
door de lantaarns der menigte, vormde zich
als vanzelf een stoet achter de baar. Ik zag
met verbazing, dat ikzelf in de voorste rij
liep van die buitengewone processie en dicht
bij het lyk. Zoo wandelden wy zwygend van
de fabriek over den slechten, hobbeligen weg,
welke naar het dorp leidde.
Het was een vry heldere, kalme nacht, en
de slanke schoorsteen van de chemische
fabriek was duidelyk zichtbaar tegen den
nachtelyken hemel. Gekleurde dampen krul
den en kropen rond om de opening en losten
zich allengs op in het luchtruim.
„Hij is bezig met eene proef, zeggen ze",
zeido iemand met zachte stem.
„Ja", zeide een ander, „en een man ofzes
zyn by de nachtploeg."
Toen wij de. geplaveide dorpsstraat be
traden, was het regelmatige geluid, door de
klompen der volgelingen van den stoet teweeg
gebracht, op zichzelf voldoende, om de aan
dacht te trekken. Maar hoewel het reeds laat
was, waren do straten vol volk.
Het volk was niet rumoerig, zooals men ver
wachten zou in een feestnacht, maar ernstig
en in druk gesprek. Het was een eigenaardig,
maar echt „Timperley-feest", want degeheele
ebvolking scheen op de been te zijn. Onze
optocht baarde weinig of geen opzienmen
scheen ons verwacht te hebben. Geen uitroep
werd gehoord. Nu en dan hoorde ik een
vreesachtig gefluister van:
„Wie is het?" en „Zy weten het nog niet."
Velen sloten zich by den stoet aan, welke
kalm voortging. Geene enkele kroeg was op
dat late, nachtelijk uur meer open, om er de
baar heen te brengen, en dus bracht men ze
voor de deur van de zaal welke spoedig
geopend werd en het volk stroomde binnen
zooals in het begin van den avond.
Ik heb geene heldere voorstelling van wat
nu volgde. Ik verzocht hun de pakken met
te openenik wist, wie het was. Maar ik
kreeg weer dat vaste, hoewel beleefde
antwoord
„Wy moeten, mynheer!"
De pakken werden geopend, maar ik
herinner my alleen dat ik een spookachtig
gelaat zag, met zwart hoofd- en baardhaar.
„Genadige Hemel!" riepen verscheidenen
uit, „het is onze mynheer!"
Deze mannen hadden mynheer Lacroix
herkend. Men sprak driftig en woest; ik hield
my op een afstand en liet ze begaan. Plotseling
verbet de geheele menigte, behalve twee of
drie, die de wacht hielden by het spookachtig
overschot, de zaal, als mot een bepaald doel
voor oogen. Ik volgde hen, byna zonder to
weten wat ik deed; mijn wil scheen vereen
zelvigd met dien van de menigte. Wy liepen
de straat langs, toen ik opeens schrikte door
het geluid van de kerkklok; de eenofandero
wraakgeest had zich met geweld van den
toren meester gemaakt.
Om duidelyk te doen uitkomen wat nu
gebeurde, moet ik eerst verhalen, dat het
werkvolk, vooral het jongere gedeelte, reeds
eenige weken lang onder den invloed was
van dio opgewonden, dweepzuchtige leer,
welke altyd zooveel vat, had op de onweten
den en minontwikkelden. Eeno afdeeling van
het Reddingsleger had hier een tijdlang verkeerd,
vuur en zwaard predikende, en de verschrik-
kelyke wraak Gods, de pijn der eeuwige
verdoemenis voor den ongeloovige. Die leer
harmonieerde goed met het hardo, stugge
karakter van Lancashire en het leger had
veie volgelingen verkregen. Velen hiervan
waren by de menigte, die ik vergezelde.
Vóór ik goed wist, waar wij waren, hielden
wy stil voor de deur van de chemische
fabriek. Zonder een woord te sproken, klopten
de voorsten aan.
Wordt vervolgd.)