9657. Maandag IT Augustus. A*. 1891. fez» {Jouraat wordt dagelijks, met uitzondering van (gpn- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. Leiden, 15 Augustus. Feuilleton. EINDELIJK ONTDEKT. LEIDSCI PRIJS DEZER COURANT: foor Loiden por 3 ma«nd*a1.11. Franco por post1.49. Afzonderlijk* Non?merst.®5. PRIJS DER ADYERTENTIÉN: 16 regels ƒ1.08. Ieder* regel meer 0.17$. örootere lettere naar plaatsruimte. Voor bat incaaseeren buiten de atad irordt ƒ0.10 berekend. Tar Secretarie dezer gemeente is in druk Verkrijgbaar het „Verslag van den toestand der gemeente Leiden over het jaar 1890", tegen betaling van f 1 per stuk. De „Vereeniging van onderwijzers en on derwijzeressen" in het arrondissement Leiden zal a. s. Zaterdag 22 Augustus, bij gelegen heid van haar vijfjarig bestaan, op „Zomer- zorg" eene vergadering houden, aanvangende des namiddags te twee uren. Na opeüing der samenkomst en gedane rekentog van den penningmeester, zal de verkiezing plaats hebben van twee bestuurs leden, uit de beide volgende dubbeltallen Vacature-Japiksede heeren A. Van der Harst en J. D. Van Wijk te Leiden; Vacature-Collee: de heeren C. Lugthart te Warmond en L. Den Ouden te Oegstgeest. Daarna zal eene beschouwing worden ge leverd door den heer A. J. Van Gemertover de examens van het lager onderwijs in Ne derland vergeleken by die in Frankrijk. De heer P. Veen, onderwijzer 1ste klasse in Nederlandsch-Indië, zal een en ander ten beste geven over het Europeesch lager onder wijs en de positie van den onderwijzer in Nederlandsch-Indië. Tot het doen eener keuze van de plaats tot het houden der volgende vergadering wor den door het bestuur voorgesteldZoeterwoude <de Vink) en Warmond (Warmonderhek). Deze vergadering zal de eerste zijn, welke gehouden wordt onder voorzitterschap van den nieuwen districts-schoolopziener, jhr. mr. J. Beelaerts Van Blokland. Ter viering van het vijfjarig bestaan zal -des avonds te zeven uren op „Zomerzorg" eene muziekuitvoering worden gegeven door het stafmuziekcorps van het vierde regiment infanterie, directeur de heer Gottfried Mann. Er is in den laatsten tijd meermalen sprake geweest van het aftreden van graaf Kapnist, als buitengewoon gezant en gevol machtigd minister van den Czaar aan ons Hof. Thans kan worden medegedeeld dat de gezant eerst in Maart van het volgend jaar zijne diplomatieke functie te 's Gravenhage met eene andere zal verwisselen. De prins van Baden was gisteren de gast van prins en prinses Von Wied aan een déjeuner op het „Huis de Pauw", te Wasse naar. Hedenochtend is Z. H. qaar Duitsch- land teruggekeerd. Men meldt ons heden uit 's-Gravenhage De zeereerw. en beminde herder der pa rochie van den H. Joseph alhier genoot heden het voorrecht het zilveren feest te vieren van zijn H. Priesterschap. Van de beide kerktorens en uit de pastorie van de St.-Joseph-kerk, aan de Van-Limburg- Stirum-straat, zoomede var. eenige woningen in de omgeving, wapperde de driekleur, ter wijl de kerk inwending om en boven het altaar fraai met groen en toepasselijke opschriften was versierd. De heer Scholte studeerde op „Hageveld" onder Voorhout en te Warmond en ontving den 15den Augustus 1866, te Haarlem, uit handen van den tweeden Bisschop aldaar, Mgr. Wilmer, de priesterwijding. De verschillende standplaatsen van den priester, met de jaartallen van zijn verblijf aldaar, werden op de tusschen het groen aangebrachte schilden vermeld, alsHaarlem, Enkhuizen, Volendam en Hoorn, terwijl in het midden boven het altaar de wapens van Amsterdam en 's-Gravenhage prijkten met de jaartallen 1842 1885, geflankeerd door de volgende opschriften „Deze Vredepriester, Jubilaris, Hij leve jaren als Herder der St.-Joseph-Parochie van 's-Gra- venhage", en „Heilige Joseph, Bescherm den Jubilaris, geheel zijn leven, als ook in zijn stervensure". Bij de Hoogmis was een zeer talrijk publiek aanwezig, terwijl de feestvierende herder vele blijken van waardeering ontving. Voor de akte Fraosche taal, lager onder wijs, zijn te 's Gravenhage geslaagd mej. M. H. Vossenberg, van Veur, en de heer A. A. Van der Ploeg, van Wilsum. In het „Hotel des Indes", te 's-Graven hage, is aangekomen Markies De Valladares, secretaris bij de Spaansche legatie. Tegen het einde dezer maand wordt in genoemd hotel verwacht, de heer mr. Westen berg, minister van ons land in Italië. Te 's-Gravenhage is door de bij het 3de reg. huzaren aangestelde officieren, jhr. Calkoen en jhr. Roëll, voor het front van het daartoe op het Alexandersveld opgestelde regiment de eed afgelegd, en werden zij daarna door den kolonel jhr. Teaing van Berkhout in hun rang van 2den luitenant geïnstalleerd. Verscheidene officieren van het regiment, die te Leiden in garnizoen zijn, waren voor deze plechtigheid naar de residentie overge komen. Men meldt uit Scheveningen, dd. 14 AugustusDe teraardebestelling van het lijk van schipper M. Harteveld, voor 8 dagen overboord geslagen en verdronken, had heden plaats. Behalve tal van familieleden, wair- onder zijne moeder, waren vrienden en be kenden op den doodenakkor tegenwoordig. Nadat de kist in de groeve was neergelaten, sprak ds. Van Heyningen een hartelijk woord tot de aanwezigen, dat blijkbaar een sterken indruk maakte, getuige de mceder, die zóu hevig was aangedaan, dat zij bewusteloos neerviel en van den doodenakker moest worden weggedragen. Met weemoed in het hart ver lieten allen de begraafplaats. Van de ministeriëele crisis heden weder— geen nieuws. De „Haagsche Courant" meent te weten, dat de samenstelling van het nieuwe Kabinet eerst den 18don dezer zal worden bekend gomaakt, het „Hbl." dat de portefeuille van waterstaat door een katholiek „deskundige" zal worden aanvaard. Uit 's-Gravenhage wordt daarentegen aan „De Amsterdammer" gemeld, dat er kans be staat, dat de heer Conrad laatstgenoemde portefeuille zal aannemen. Omtrent den stand der ministeriëele crisis wordt ons nader uit 's-Gravenhage gemeld, dat de schout-bij-nacht Mac Leod bedankt heeft voor de portefeuille var. Marine, welke thans zou zjjn aangeboden aan den heer Rahusen, voorzitter van het College voor Zeevisscherijen. Heden zou er eene samenspreking gehou den worden tusschen hen, die zich bereid hebben verklaard deel uit te maken van hoi liberale Kabinet. De heer W. K. Van Dedem, die genoemd wordt als aanstaand minister van koloniën, is hedenmiddag te 's-Gravenhago gekomen. Voor het aanvullingsexamen om te worden toegelaten als student aan de kweek school der Algemeone Doopsgezinde Sociëteit te Amsterdam hebben zich dit jaar twaalf jongelieden aangegeven, die allen eind examen aan een gymnasium hebben gedaan. Zulk een belangrijk cijfer is in de laatste twintig jaren bij lange na niet bereikt. Wèl zijn er gedurende dat tijdvakt, jaren geweest, waarin het geheele getal studenten aan de vijf studie-jaren aanmerkelijk beneden dit cijfer bleef. In antwoord op de door enkele Kamers van Koophandel en Fabrieken aan den minister van waterstaat kenbaar gemaakte bezwaren tegen de afsluiting voor niet-reizigers van de perrons op de stations der Exploitatie-maat schappij, is aan die Kamers het volgende medegedeeld„De maatregel is genomen zoo wel in het belang van het reizend publiek, als in dat van den dienst der Maatschappij. De vrijheid, aan een ieder gelaten, om op de perrons te komen, ook zonder dat hij zich op reis begeeft of iets in verband mot het aankomen of vertrekken van treinen heeft te verrichten, heeft aanleiding gegeven, dat op een aantal stations het perron eene ver zamelplaats is geworden van lieden, die er niet behooren te komen, en de bewegingen, zoowel van de reizigers als van de beambten van den spoorwegdienst, belemmeren. Daar tegen kan alleen worden gewaakt door den toegang tot d6 perrons slechts open te stellen voor reizigers, die hun plaatsbewijs, en niet- reizigers, die een toegangsbewijs kunnen ver- toonen. Aan uw verzoek, om mede te werken tot opheffing van eon maatregel, welke alleen in het belang der goede orde is genomen, en welke niet in strijd is met de bestaande wettelijke verordeningen, kan door mi) geen gevolg worden gegeven. Uwe bewering, dat de perronkaartjes slechts geldig zouden zijn gedurende het uur, waarop zjj worden af gegeven, schijnt op een misverstand te be rusten. Blijkens bericht van den directeur- generaal der Exploitatie maatschappij xyn die kaartjes, volgens de gegeven voorschriften, nog geldig gedurende het uur, volgende op dat, waarin zjj zijn afgegeven." Eenige hoofdstukken der Staatsbegrooting zijn bij den Raad van State ingekomen, en eerstdaags volgen de andere. Do minister van oorlog heeft bepaald dat de niot-geweerdragenden, behoorende tot de corpsen der 2de en 3de divisie inf., nog vóór de groote manoeuvres van de nieuwe veld- uitrusting behooren te worden voorzien, als mede dat de wijziging dier uitrusting by het centraal magazyn van militaire kleeding en uitrusting te Amsterdam zal geschieden. Door den minister van koloniën zyn de heeren mr. G. André de la Porto, J. W. Vorberne, jhr. L. De Stuors, L. W. De Leeuw, H. G. Onland, H. N. Bennebroek Evertsz, W. L. Homans, A. H. N. Kruysboom, N. J. Bruyn, F. L. F. La Chapolle, S. Van der Plas, A. P. Van Ryn, F. R. Speltie, N. Van Vuuren, D. J. Byieveld, B. Ten Bruggencate, J. A. Einthoven, K. W. Gisolf, H. J. Gry- zen, E. F. Janssen Van Raay, E. Verbeke en F. H. A. Steens Zydon gesteld ter be schikking van den gouvorneur-generaal van Nederlandsch-Indië, om in administratieve betrekkingen daar te lande te worden geplaatst. 32.) „Zie hier" hem mijne bewysstukken toonende het kaartje en den brief. Dat ik een gevoel van voldoening had, was my te vergeven. Ik vertelde hem hoe ik aan het kaartje gekomen was en wat ik van Louise gewaar was geworden. „En dit", zeide ik, „houd ik voor een vol doend bewüs, dat kort na den 15den Maart mynheer Lacroix in de Lacroix-laan ge weest is." „Het is zeker zeer opmerkenswaardig", zeide hy„ik begin met u te gelooven, dat hy inderdaad thuisgekomen is. Maar gy zult my moeten toestemmen, dat het nog geen wettig bewys is." „Dat weet ik", zeide ik, „maar het geeft my ten minste de overtuiging, dat het ge heim niet te Londen, maar te Timperley schuilt." „Ik geloof," zeide hy, „dat gy by slot van rekening nog een beter detective zyt J[dan ik." Ik vrees dat ik eenigszins trotsch was op myzelven, maar weldra begon eene lange vernedering, welke al myr.e hoop en kracht terdege op de proef stelde. Het einde der zes maanden naderde, maar ik had, na myne nieuwste ontdekking, be sloten ten minste in de buurt van Timperley te biyven. Ik ging eerst naar den rector, die nog niet sterk genoeg was om zyne werk zaamheden weer te hervatten, in de hoop dat ik hem zou kunnen overhalen om my nog eene poos te houden. Ik was verwonderd en ontstemd, toen ik hoorde dat daar in het ge heel geen sprake van kon zyn. „Uw opvolger is reeds benoemd", zeide do rector. „Mynheer Steinhardt zegt dat wy niet meer van die bemoeizieke mannen hier moe ten hebben. Ik had wel gewild dat gy hier bleeft, maar gy begrypt gy ziet, het kan niet. Als ik iets voor u doen kan Ik zeide dat het, als ik dan in Timperley niet blyven kon, myn wensch was ergens in de buurt eene plaats te krygen. Hy zag my aan op eene manier, welke my deed beden ken, of het wel verstandig was geweest, dat ik myne begeerte had geuit. Niettemin, hy ant woordde, dat hy beproeven zou, wat by kon doen. Steinhardt, dat was duidelyk genoeg, ver wachtte dat ik weg zou gaan, misschien weer naar het Zuiden, daar Timperley my zoo mishaagde; maar ik stelde daar myn Croydon- j bewysmiddel tegenover en besloot niet heen te gaan. Toen ter tydo waren er vele hulppredikers- plaatsen in de buurt vacant; ik vroeg oerst om de oene, maar zonder gevolg, en toen om eene andere, en weer mislukte het. Ik was teleurgesteld 6n terneergeslagenik wist dat ik te Timperley met goed govolg gearbeid had en kon niet begrypen, waarom ik tel kens werd afgewezen. Maar weldra be greep ik het. Louise en ik hadden de gewoonte aange nomen, om elkaar dikwyls in de woning van den ouden Jacob te ontmoeten; wy wachtten nog steeds op nadere berichten van hot Kmg's-Cross-station en wisten niet of de brief geadresseerd zou worden aan my of aan Freeman, of aan juffrouw Lacroix. Op zekeren morgen kwam Louise gejaagd by my en vertelde dat de verwachte brief gekomen was, maar geadresseerd aan mynheer La croix. Steinhardt had hem dus opengebroken, stellig in de meening dat hy over zaken liep. Hy bracht hem aan haar en vroeg of zy wist, wat dat moest beteekenen. Zy las hem; hy was kort en van dezen inhoud: „De conducteur, die in dienst was op den achtuurs-sneltrein, '8 avonds den 16den Maart 1882, is ondervraagd; by kon geene inlich tingen geven aangaande iemand, die zou be antwoorden aan de boschryving van den ver misten passagier. Het was mogelyk en ook niet, dat hy met dien trein gereisd had; maar zoo iets, nu het zoo lang geleden was, mot eenige zekerheid te verklaren, was ondoenlyk." „O", zeide zy, met bovendo stem, „mynheer Steinhardt zag my op eene vroeselyke manier aanHy vroeg my of ik geschreven had, en iemand naar zoo iets gevraagd had. Ik zeide dadeiyk„neen, maar mynheer Unwin." Ik wilde dat ik dat niet gezegd kad, want hy antwoordde onmiddellyk „Zoo, Unwin; ik zal korte wetten met hem maken." „Wees dus voorzichtig I Ik zag in zyne oogen dat hy voor niets terugdeinst. Ik zeide: „Er steekt toch zeker geen kwaad in om te onderzoeken, wat er van myn armen vader is geworden?" „Wel", zeide hy, „in het geheel geen kwaad, in het geheel niet", en hy ging weg. Wordt wvolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5