N°. 9616. Diiisdag; 30 Jimi. A®. 18S1. <§eze {Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rZon- en feestdagen, uitgegeven. Premie Leidsch Dagblad. Feuilleton. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maandenf 1.1®. Franco per post1.40. Afzonderlijke NommersB 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Yan 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer fO.lTf}* Grootere letters naar plaatsruimte. Voor hei ine jren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend. In dit nommor is afgedrukt de bon, waar mede morgen, DI\9l)Ati, de Premie- boekwerken aan ons Bureel kunnen worden afgehaald. Onze Abonné's te Voorschoten, Katwijk, Noordwyk, Rjjnsburg, Sassenheim, Lisse, Hil- legom, Alfen en Warmond kunnen de op die plaatsen gevestigde agenten met de bezorging der Premiën belasten. Leiden, 29 Jnni. Aan de universiteit alhier ie het voor bereidend kerkelijk examen afgelegd door den heer J. D. De Lind van Wijngaarden. De heer H. Snel, alhier, is benoemd tot -onderwijzer aan eene Christelijke 3chool te Andel. Het bestuur der afdeeling Leiden van het Nederlandsch Werkliedenverbond had Zaterdag-avond de leden dier Vereeniging opgeroepen met hunne dames ter bijwoning eener 'feestelijke bijeenkomst in de voor deze gelegenheid met groen versierde zaal van het lokaal „Ephraïm." Velen hadden deze vriendelijke uitnoodiging aanvaard, waaronder men opmerkte onzen geachten Burgemeester, de heeren wethou ders Bool en Knappert, den gemeente-secre taris en onderscheidene donateurs der Ver eeniging, zoomede een drietal leden van het centraal bestuur van den Bond te Amsterdam- Te halftien opende de voorzitter der afdee ling deze bijeenkomst met een hartelijk wel kom aan de leden met hunne dames, maar voornamelijk aan de leden van het Dagelijksch Bestuur dezer gemeente, die niet hadden geaarzeld dezen, feestavond met hunne tegen woordigheid te vereeren. De tegenwoordig heid toch van het stedelijk bestuur te dezer plaatse was der Vereeniging een waarborg, dat men het streven van den werkman, om langs ordelijken weg betere maatschappelijke toestanden te verkrijgen, op hoogen prijs stelde. Spr. gaf daarna aan de presidente van een op het tooneel aanwezig dames-comité ge legenheid zich van hare voorgenomen taak te kwijten. Als zoodanig trad mej. Kouw, echtgenoote van den president, op den voorgrond en deed op flinke wijze uitkomen hoe door vrouwen van leden der Vereeniging en ook door bij dragen van enkele dames hier ter stede een kapitaaltje was bijeengebracht ter verkrijging van eene banier voor de Vereeniging, voor welker bezit reeds meer dan eenmaal eene stem was opgegaan. Namens het comité, met de aanbieding belast, wenschte zy dat deze banier zou strekken tot een band, waar door men zich als het ware te zamen ge bonden zou gevoelen en dat het symbool, op die banier uitgedrukt: „Arbeid en Kapitaal", steeds het hoofddoel zou zijn van het Neder landsch Werkliedenverbond, langs ordelijken weg daartoe te geraken. Nadat nu door twee jongedames de sluier werd verwijderd, waaronder tot nu toe het kostbare geschenk was verborgen gehouden, vertoonde zich, onder luide toejuichingen van de aanwezigen, het prachtige vaandel in zijn vollen tooi, en wel: onder den naam der afdeeling is een lauwerkrans aangebracht, waarin een tweetal handen ineengestrengeld, de eene, die van den handwerksman met den blauwen kiel, de andere, die van den meer gefortuneerde met zwarte jas of rok, waaruit de manchet zich vertoont, zeer kernachtig de vereeniging of samenwerking van kapitaal en arbeid te aanschouwen gevende. Het geheel, dat zich door netheid van uitvoering kenmerkt, is vervaardigd door de firma Van Oven, te 's-Hage. Die aanbieding werd herhaald door de aan wezige dames met het zingen van een drietal toepasselijke coupletten op de wijze van het Nederlandsch Volkslied, waarna door den voor zitter hartelijk dank werd betuigd voor het fraaie geschenk, wat voorzeker door de Ver eeniging met liefde zou worden aanvaard, waarop door de heeren door één couplet te zingen hulde werd gebracht aan de dames voor de vaan en de schoone leus, daarop aan gebracht. Nog werd door genoemde presidente aan den voorzitter een étui met insignes over handigd, ten dienste van de leden van het bestuur der Afdeeling. Namens den heer Metselaar, eerelid der Vereeniging, werd door zijne echtgenoote een kolossale krans aan het vaandel gehecht, waarna een jongske het tooneel betrad om den dames, die zich hadden belast met de be moeiingen tot verkrijging van het vaandel, dank te betuigen voor die zoo moeilijke taak en der presidente een fraaien bouquet te over handigen. Na een woord van dank harerzijds, was het woord aan den secretaris der afdee ling, die mede dank betuigde en mej. Kouw het lidmaatschap van verdienste der Afdee ling aanbood, waarvan het insigne haar om den hals werd gehangen. Na aanbieding van den eerewijn en de op voering van een tooneelstukje: „Een knoeier in de knip" verzocht de heer burgemeester het woord. Hi) deed voornamelijk uitkomen, dat, mocht straks de voorzitter het eene eer voor de Afdeeling genoemd hebben dat de leden van het Dagelijksch bestuur herwaarts waren gekomen, zy het zich insgelijks eene eere rekenden die uitnoodiging voor dezen avond te hebben ontvangen. Daaruit bleek toch dat 't het Nederlandsch Werkliedenverbond te doen was de maatschappelijke orde te er kennen en langs ordelijken weg de zoozeer noodige toetreding van kapitaal en arbeid te helpen bereiken. Hy bracht hulde aan het schoone devies op de banier en meende de verzekering te kunnen geven dat langs orde- ïyken en geleidelyken weg eene gunstige ver andering in de maatscbappelyke orde nimmer kan uitblyven. Eene opwekking tot gepaste vroolykheid besloot zyne harteiyke toespraak. Ook de heeren wethouders Bool en Knap pert konden niet nalaten een enkel woord te spreken, waaruit nader bleek hoe hoog ook door hen het streven van het Alg. Nederl. Werklieden-verbond werd geschat. De heer Weelink, secretaris van het Cen- traal-bestuur, vond zich genoopt namens den voorzitter, den heer B. H. Heldt, die, hoewel tegenwoordig geweest, reeds spoedig vertrok, de afdeeling geluk te wenschen met de ge schiedenis van dezen avondhy wenschte dat de boom, door hem en den heer Heldt een negental jaren geleden in Leiden gestekt, allengs in omvang moge toenemen. Daverend applaus viel eiken spreker ten deel en by het vertrek van het Dagelykscb bestuur werd staande een couplet van het Wien Neerlandsch bloed en het Wilhelmus aangeheven. Nadat nog een tooneelstukje, „Geld, geld," was opgevoerd en nog eenige voordrachten waren gehouden, voor het meerendeel op niet onverdienstelyke wüze, werden, ondanks de vry hooge temperatuur in de zaal, nog eenige uren aan den dans gewyd. Voorzeker zal deze avond by de leden der afdeeling in aangename herinnering blyven. De heer J. H. Kern, die Zaterdag alhier promoveerde, verkreeg den hoogsten graad (cum laudé). By de heden gehouden openbare verkoo- ping van cokes, in partyen van 100, 50, 10 en 5 hectoliters, waren de prijzen47, ƒ24, f 5 en 2 50. De collecte voor den gewapenden dienst heeft te Sassenheim f 20.62 opgebracht. Voor het bezoek van den keizer en de keizerin van Duitschland aan ons land zyn gelast o. a. de volgende militaire eerbewy'zen Aankomst te IJmuiden. Zoodra het kei- zerlyk vaartuig in de nabyheid van de haven van IJmuiden komt, zal door de aldaar ge- stationneerde oorlogsvloot worden gesalueerd en zal door deze, zoomede door de artillerie van het pantserfort, het voorgeschreven aantal saluutschoten worden gelost. Door de be zetting van dat fort zal onder aanvoering van den commandant der pantserfort-com- pagnieen in groot tenue worden gedefileerd. Aankomst te Amsterdam. Na de aan komst voor de stad zullen door de vesting artillerie daartoe buiten de Haarlemmer poort, aan het IJ opgesteld 51 saluut schoten worden gelost. Groote militaire taptoe en défilé. Dit groote militaire feest zal plaats hebben op Woensdag 1 Juli, des avonds te acht uren. De deelnemende muziekcorpsen zyndat van het regiment schuttery te Amsterdam, de Kon. Mil. kapel van het regiment grenadiers en jagers, die van de acht regimenten infan terie, dat van het instructie-bataljon, dat van de Kon. Ned. Marine. Verder wordt medege werkt door tamboers en hoornblazers van de infanterie en van de vesting-artillerie, trom petters der huzaren en van de veld- en rydende artillerie, de tamboers en püpers der marine, te zamen 200 man, allen te voet. De opstelling is als volgtVoor den rechter vleugel van het Kon. Paleis de K. M. kapel, voor den linkervleugel de muziek der Amster- damsche schuttery. Tusschen deze corpsen, dus voor het mid dengedeelte van het Paleis, komen de tam boers enz. en welde eerste gelederen tam boers, volgend gelid tamboers en pypers, daarachter de hoornblazers der artillerie, einde- lyk de trompetters der huzaren, daarachter de trompetters der veld-artillerie, en in het laatste gelid die der rydende artillerie. De 10 andere muziekcorpsen scharen zich in eene flauw gebogen lyn, die het monu ment met den ingang van den Nieuwendyk en met het gebouw „Zeemanshoop" verbindt en wèl op den hoek van den Nieuwendijk de K. N. M., vervolgens de acht regimenten infanterie, in orde hunner nummers, eindeiyk het instructie-bataljon voor „Zeemanshoop." De kapelmeester-generaal en de kapitein van het regiment grenadiers en jagers Apol, belast met de algemeene regeling, zullen zicli voor de algemeene directie opstellen voor den ingang der Hoofdwacht, van waaruit het ge- i heel zal worden bestuurd. Myne eerste Sollicitatie. Slot.) Het dorp bestond slechts uit ééne enkele lange straat, welke in het midden afgebroken werd door een pleintje, waarop zich de kerk, het raadhuis en nog eenige boerderyen be vonden; was men echter dit plein overge stoken, dan kwam men weer in zoo'n zelfde lange straat te land. Verschillende bruggetjes over de slooten, welke als grensscheiding dien den tusschen de uitgestrekte weilanden, waar door het dorp was omgeven, verbraken eenigs- zins de eentonigheid der straat. Deze bruggen waren voor my het middel om de woningen aan te duiden, waar ik bezoeken wilde afleggen. Vroeg ik b. v. aan een voorbyganger om my de woning van den burgemeester IJ. of van den wethouder X. eens aan te toonen, dan was meestal het antwoord: „O, die woont links van de tweede brug", of „hy woont rechts van de vierde brug", enz. Zoo kwam ik by den burgemeester, een gezonden, stevigen buitenman, met de pet op één oor en eene Geudsche pïip in den mond. Welk een contrast met myndenkbeel- digen burgemeester! Ik werd door verscheidene gangetjes in een klein vertrek gelaten, zeker de studeerkamer van mynheer den burgervader, althans daar gaf het allen indruk van. Op de tafel lag een groot aantal brieven, zeer netjes in ryen gerangschikt, wachtende om beantwoord te worden. Tegenover de tafel stond eene ouder- wetsche, geelgeverfde scbryftafel met ver schillende laadjes en op zyde een grooten gelen knop, waaraan een mooie roode zak doek, bywyze van inktlap, bengelde. Alles zag er zeer, zeer eenvoudig, maar uiterst proper uit. De burgemeester zelf was een vriendelyk man; hy ontving my zeer welwillend, gaf my verschillende inlichtingen, informeerde naar het een en ander en schreef ten laatste op een groot vel wit papier, dat uit een van de vele laadjes be voorscbyn kwam, mjjn naam en eenige andere, geheimzinnige dingen. Daarna legde ik myne andere bezoeken af; overal werd ik even vriendelyk ontvangen en werd my met gulVeid, Hollanders eigen, een kopje koffie en een stukje koek of eene boterham aangebeden. Van deftige visites was geen sprakeoveral werd ik in de huis kamer ontvangen, waar de vrouw zat te naaien en de kinderen spoelden. By één var) de wethouders kwam ik zelfs te midden van een groot feest aan. Dit was myn laatste bezoek en last not least viel ik hier met myn neus in het vet. Ik kwam dan aan eene groote boerdery, waar de blauwe verf weer eene groote rol speelde. Voor het hek stond een bordje met de woorden „Wacht u voor den hond!" Ik, als stedelinge, had natuuriyk grooten eerbied voor dien hond en vond het zeer ge waagd om het erf op te gaan, vooral toen ik in de verte zulk een trouwen bewa ker doodbedaard zag rondkuieren. Maar wat te doen? Eene schel was er, zooals vanzelf spreekt, niet, en myn bezoek opgeven was volstrekt myn plan niet. Ik nam dus het terrein eens goed op en zag dat, als ik dit hek doorgegaan was en dan een eindje het erf was overgestoken, ik weer aan een hek kwam en eenmaal door dit zynde, was het gevaar voorby. Toen myn verschrikker even uit het ge zicht was, nam ik, stadsheldin, die ik was, myne kans waar en bereikte, na eenige groote passen dwars over het gras, want het pad te volgen was my te lang, zonder ongeval natuurlyk, ja zelfs zonder eenig geblaf van myn vyand, het hek en de voordeur, welke spoedig werd geopend, daar men my reeds had zien aankomen. Nadat ik eerst een apartje in tegen woordigheid van de dienstbode met den wethouder had gehad, moest ik volstrekt achter komen, waar het feest in vollen gang was. Aan het einde van de deel was eenh deur, welke toegang gaf tot de kamer, waar de feestgenooten byeenzaten. Het was een langwerpig vertrek, zeer een voudig gemeubeld; tegen den muur, waarin de ramen waren aangebracht, of eigenlyk zóó ver van dien muur verwyderd, dat er nog eene ry stoelen kon staan en men met veel moeite en geschuifel nog op de stoelen kon plaats nemen, stond eene lange tafel, waar omheen de feestvierende boereu en boerinnen geschaard zaten. Aan de ééne zyde, daar, waar de karaf met den „witten" drank stond, zaten de boeren te rooken, dat het eene lief- hebbery was en men den rook in de kamer wel snyden kon, en aan den anderen kant, d.iar^ waar de „roode" borrelflesch stond, zaten de boerinnen te praten en te breien. In het midden op de tafel stond eene taartenschaal met vergulden rand, waarop de heeriyke lange en korte krakelingen u toe lachten en voor lederen persoon waren, een daarby passend taarteschoteltje an een glaasje klaargezet. Ook hier was dus de beschaving in den

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 1