N\ 9603 Maandag 15 Juni. A°. 1891. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven. jKikeriki. Een Krankzinnigengesticht Feuilleton. DOKTER JAÊVSSfsB. LEIDSCE DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leidon per I maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere rogel moor f 0.17^. Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt fO.10 borokond. Ticeede Blad. Aan de Abonné's daarop, wordt by dit nommer verzonden No. 38 van Kikeriki. nabij Lelden. In ons gemeenteraads-verslag van Donder dag maakten we melding van een adres, door onzen Gemeenteraad aan de Provinciale Staten van dit gewest te richten in verband met do oprichting van een krankzinnigen-gesticht naby Leiden. Reeds deelden we het slot van dat adres mede. Het begin er van luidt aldus: De Gemeenteraad van Leiden neemt de vryheid het volgende onder de aandacht van Uwe Vergadering te brengen. Het belangstelling heeft de Gemeenteraad kennis genomen van de sedert eenigen tijd bij Uwe Vergadering aanhangige voorstellen van HH. Gedeputeerde Staten ter voorziening in het gebrek aan plaats voor de verpleging van behoeftige krankzinnigen, daartoe strek kende, om door het veriaenen van belangrijke subsidiën uit de Provinciale fondsen, de Ge meentebesturen van Delft en Dordrecht in staat te stellen de aldaar aanwezige krank zinnigengestichten te vergrooten. Met niet minder belangstelling heeft echter de Gemeenteraad tevens kennis genomen van de inderdaad hoogst gewichtige bezwaren, zoo wel in den boezem Uw6r Vergadering als door in deze bij uitnemendheid bevoegde vereeni- girjgen en autoriteiten tegen die voorstellen ingediond. Ook de Gemeenteraad van Leiden is over tuigd dat door de voorgestelde uitbreiding van de bestaande gestichten te Delft en te Dordrecht sleeht3 op.hoogst gebrekkige wijze in de bestaande en toekomstige behoeften zal worden voorzien, en het Gemeentebestuur heeft bij deze aangelegenheid een ongetwij feld groot belang, aangezien het aantal be hoeftige krankzinnigen, die voor rekeniDgder gemeente Leiden in gestichten worden ver pleegd, in den regel een zestigtal bedraagt. Bjj de discussion in de Herfstvergadering der Provinciale Staten in 1S89 en in een aantal adressen nu is gewezen op het groot belang om een gesticht voor krankzinnigen op te richten in de nabijheid van Leiden, een plan, waarvan de wenschelijkheid door den Gemeenteraad ten volle wordt erkend. Leiden toch komt voor de vestiging van zoodanig gesticht in de eerste plaats in aan merking, en wel hoofdzakelijk als Universi teitsstad. Immers, aan het gevestigd z(jn van een krankzinnigengesticht in of naby de Univer siteit zyn ontegenzeggeiyk belangryke voor dooien verbonden. Vooreerst voor de ïyders zeiven, aan wie alsdan steeds onmiddeliyk de noodige hulp en bystand kan worden verleend. In de tweede plaats kan dan het Gesticht dienstbaar worden gemaakt voor onderwys in de Psychiatrie. Ofschoon de leer der ziels ziekten op dit oogenblik nog geen verplicht examenvak is voor de medische studenten, staat het by alle deskundigen vast, dat de Psychiatrie noodzakelyk een deel moet gaan uitmaken van de leerstof van het genees kundig onderwys en dat eene kliniek van zenuwiyden en zielsziekten slechts dan goede vruchten voor het onderwys kan dragen, wanneer zy in een naby gelegen gesticht gelegenheid vindt deels haar zieken-materiaal aan te vullen, deels hare patiënten te evacueoren. Oprichting van een krankzinnigengesticht in de nabyheid van deze gemeente is derhalve noodzakelyk voor den bloei van de Leidsche Universiteit, omdat eerst daardoor de moge- lykheid zal ontstaan om aan de Universiteit eene psychiatrische kliniek te vostigen, waar van zy tot dusver verstoken is. Hieruit volgt dat deze zaak ook van groot belang is voor de gemeente Leiden. Immers, de belangen dier gemeente hangen nauw samen met die van de Universiteit, en het ligt alzoo op den weg van het Gemeentebestuur den bloei dier Universiteit zooveel mogelyk te bevorderen. Waar door alle deskundigen de oprichting van oen Krankzinnigen-gesticht in do nabyheid dezer gemeente voor den bloei van het modisch onderwys noodzakelyk wordt geacht, is hot Gemeentebestuur voorzeker verplicht zich deze zaak aan te trekken, terwyl, afgescheiden van het belang der Universiteit, de indirecte voordooien, welke een groot gesticht in de nabyheid oplevert, voor eene gemeente als Leiden, niet twyfelachtig zyn. In de tweede plaats kan door het Gemeente bestuur in de nabyheid dezer gemeente ge schikt terrein worden aangewezen en kosteloos ter beschikking worden gesteldterrein, alwaar de verpleegden ook met eenigen veld- of tuin- arbeid kunnen worden bezig gehouden. In den tegenwoordigen tijd wordt door alle deskundigen erkend dat by elk gesticht zoo danige gelegenheid aanwezig behoort te zyn, zal het gesticht aan zijn doel kunnen beant woorden, en door eene vergrooting en uitbrei ding van de bestaande gestichten te Delft en te Dordrecht zoude voorzeker aan dezen eisch niet kunnen worden voldaan. De aanzienlyke sommen, welke voor die vergrooting en uit breiding benoodigd zyn, kunnen alzoo op nut tiger wyze worden besteed aan de oprichting van een nieuw gesticht, voldoende aan de eischen van den tegenwoordigen tyd. Is alzoo het belang voor deze gemeente van genoegzaam gewicht, om een optreden van het Gemeentebestuur in deze te recht vaardigen, niet minder valt het in het oog, dat ook het belang der Provincie in hooge mate hierby is betrokken. Wordt toch besloten tot de oprichting van een Krankzinnigengesticht naby Leiden, dan zullen vooreerst tal van krankzinnigen uit de Provincie Zuid Holland, naar het oordeel van alle deskundigen, in vele opzichten beter ver pleegd kunnen worden dan wanneer tot eene uitbreiding van de bestaande gestichten wordt overgegaan. Bovendien wordt daardoor, zooals mede boven is aangetoond, de ontwikkeling en de bloei der Leidsche Universiteit en, daarmede in verband, die van de gemeente Leiden, eene der voornaamste gemeenten van Zuid-Hol land, ten zeerste bevorderd, een feit, dat, zon der nader betoog, van het grootste belang kan worden geacht voor de geheele Provincie. Het komt daarom den Gemeenteraad voor dat do keuze tusschen de oprichting van een Gesticht naby Leiden of de uitbreiding van de bestaande gestichten te Delft en te Dordrecht voor de Provinciale Staten niet moeilyk zal wezen, en de Raad vertrouwt dat ongetwy- feld eene beslissing in eerstgenoemden zin zal worden genomen. Geschiedt zulks, dan blijft nog de vraag te beantwoorden Zal oen Provinciaal Gesticht, door de Provincie te onderhouden en te exploiteeren, naby Leiden worden opgericht, dan wel zal de Provincie de noodige gelden beschikbaar stellen, ten einde door de gemeente Leiden een Gesticht worde opgericht en door die gemeente voort durend te exploiteeren. In welken zin deze beslissing ook uitvalle, in beide gevallen zal zoodanig besluit door den Gemeenteraad worden toegejuicht; door beide beslissingen toch zullen, naar het oordeel van den Gemeenteraad, zoowel de belangen van de verpleegden in de eerste plaats als die van de Leidsche Universiteit, de gemeente Leiden en de geheele Provincie Zuid Holland op uitnemende wyze worden behartigd. In beide gevallen verklaart de Gemeenteraad zich volgaarne bereid het benoodigd terrein voor het Gesticht aan te wyzen en kosteloos ter beschikking te stellen. Intusschen zoude de Gemeenteraad verre de voorkeur geven aan de oprichting van een Provinciaal Gesticht. Wordt echter tot het verleenon van eon subsidie aan de gemeente Leiden besloten, dan zoude het subsidie op een zoodanig be drag moeten worden vastgesteld, dat daaruit kunnen worden bestreden alle kosten van oprichting en eerste inrichting, meubilair daar onder begrepen, terwyl alleen het terrein door en voor rekening van de gemeente Leiden zoude moeten worden aangewezen en verstrekt. Wat het aantal te verplegen ïyders betreft, ware het alsdan zoowel in het belang van de Provincie als van de gemeente Leiden, dat door Uwe Vergadering in beginsel werd besloten om de kosten van oprichting en eerste inrich ting van een Krankzinnigengesticht voor 400 Ïyders voor rekening der Provincie te nemen, doch dat aan dit besluit deze uitvoering werd gegeven, hetgeen bij toepassing van het paviljoenstelsel geene bezwaren oplevert, dat aanvankeiyk hot gesticht slechts voor 200 Ïyders wordt ingoricht, om dit later, naar mate van de behoefte, tot een gesticht van 300 of 400 Ïyders uit te breiden. Op die wyze zoude de Provincie aanvan kelijk slechts bobben te verschaffen het kapi taal, benoodigd voor de kosten van een ge sticht, dat groot genoog zou zyn om in de behoefte voor de eerstvolgende jaren te voor zien, terwyl de gemeente Leiden, verzekerd van het subsidie der Provincie, zoodra de noodzakelijkheid der uitbreiding mocht blijken, geen gevaar zou loopen, dat aanvankeiyk behoudens wellicht in hot eerste jaar - ten gevolge van te weinig vraag naar plaatsing, de exploitatie belangryke finantiëele verliezen opleverde. In de tweede plaats zoude de gemeente in het genot moeten blyvon van het Ryks- en Provinciaal-subsidie voor de krankzinnigen, die ton haren laste worden verpleegd, te zamen bedragende f 90 'sjaars voor eiken lyder. Na dit gedeelte, waarin, zooals we meldden, de ontwerp-commissie enkele geringe redactie- wyzigingen zal aanbrengen, volgt het slot, in ons nommer van Vrydag voorkomende. DE GEHEIMEN van een krankzinnigengesticht. 69.) „Wat wordt daarmee bewezen?" vroeg de commissaris, terwijl hij langzaam op en neer wandelde. „Bewyst zy, dat mynheer Froh- berg in het gesticht is vastgehouden? Vol strekt niet. Het is niet onmogelyk, dat hy den weg door het bosch gekozen heeft, en dat daar, of op eene andere plaats, eene misdaad gepleegd is, waarvan wy nog geen kennis dragen." „Dat is toch zeer onwaarschynlyk", bracht Bochner daartegen in. „Waarom? Wy moeten hier iedere moge- lykheid in aanmerking nemen. De jonge man kan zelfs, ook met achterlating zyner bagage, naar Amerika vertrokken zyn; drirgende redenen kunnen hem tot dit overhaast ver trek gedwongen hebben. Gy vindt het onwaar schynlyk, maar onmogelijk is het niet. Mis schien is hem gezegd dat de politie hem zocht, omdat by door zyn uitwijken naar het bui tenland zyne militaire verplichting niet is nagekomen. Dat zal hem bezorgd hebben ge maakt, zóózeer zelfs, dat hy het niet waagde, zijne bagage in het hotel te halen." „Als wij al deze mogelykhoden willen laten gelden, mynheer, geschiedt er niets", zeide do waard ongeduldig. „Ik ben er stellig van overtuigd, dat dokter Janin een schurk is en bovendien het werktuig van een anderen schurk, van mijnheer Herman Frohberg." „Halt! Halt!" antwoordde de ambtenaar op strengen toon. „Gy gaat te ver! Voor- loopig hebt gij nog goen recht, mynheer Frohberg van zoo iets te beschuldigen. Neem u in acht, waarde heer; gy zoudt daardoor in een voor u zeer onaangenaam proces kun nen gewikkeld worden. Laat my eens over deze zaak nadenken; stuur my den kellner van het hotel en den koetsier, die den jongen man gereden heeft; beiden moeten morgen tusschen tien en elf uren hier komen, dan zal ik hen in hot verhoor nemen. Weet gij ook, of die jonge man eene aanzienlyke som gelds by zich had?' „Daarvan is my niets bekend." „Gy zeidet straks, dat by zeer ryk was." „Dat heeft hy my zelf gezegd." „Dat hy zyn geld in het hotel heeft ach tergelaten, is niet waarscbyniyk." Lambert Bochner tastte driftig in zyn zak en haalde verscheidene papieren te voorschyn, waarin hy ongeduldig iets zocht. „Misschien zou ons dat op het spoor kun nen brengen", zeide hy; „ik heb daar reeds over nagedacht en halt, daar is de brief, de brief namelyk, welken mynheer Alfred my schreef, terwyl hy by zyn neef logeerde." De commissaris ontvouwde het papier. „En wat moet deze brief bewyzen?" vroeg hy. „De brief zelf niets", antwoordde de waard, „maar het papier, waarop hij geschreven is. Het is een half velletje, van een anderen brief afgescheurd; mynheer Alfred schynt geen beter papier te hebben gehad. Nu draagt dit den stempel der firma van een bankiers huis alhier „Strauss en Wagner", las de commissaris. „En nu denk ik, dat hy met deze firma in verbinding moet staan, als hij er brieven van ontvangt." „Hm, ja, de gevolgtrekking is wel eenigs- zins gewaagd, maar toch altyd waarschynlyk." „Ik zal naar die heeren gaan om inlich tingen te vragen." „Doe dat, maar vermyd alles, wat opzien zou kunnen baren", zeide de commissaris. „Het was reeds zeer onverstandig, dat gy in het gesticht navraag deedt; Janin is daar door gewaarschuwd en het is te verwach ten, dat hy zyne maatregelen nemen zal." Daarmee was het gosprek geëindigd. Lambert Bochner kon den volgenden mor gen nauwelyks afwachten, om zyne met zooveel succes begonnen navorschingen voort te zotteD. Zyn eerste gang gold de beide getuigen, dia door den commissaris gehoord moesten worden; toen snelde hy naar het bankiers huis om daar inlichtingen te bekomen. Men voldeed bereidwillig aan zyn verlan gen en zeide hem, dat mijnheer Alfred Froh berg op den bewusten Woensdag twintig duizend gulden in banknoten had ontvangen en daar de zeer voorzichtige kassier de num mers dezer banknoten genoteerd had, kon ook Bochners verzoek om eene opgave daar van ingewilligd worden. De commissaris van politie had een agent reeds last gegeven om post te vatten op den weg, welke van het gesticht door het bosch naar do stad voerde, en deze vol deed met nauwgezetten yver aan dit bevel, zonder iets verdachts te ontdekken. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5