M\ 9585.
Maandag 35 Mei.
A*. 1891.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Een- en feestdagen, uitgegeven.
Derde Blad.
Feuilleton.
DOKTER JANIN.
LEIDSCI
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
T»ot Leiden per S meenden.....7. f MA
Frtnoo per poet"7..'1.40.
AfeonderJijke Hommers.0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Ten 1—regels f 1,05. Iedere regel meer fO.U
GwoUre letters neer pleetsrnimte. Voor bet
inoeeseeren buiten de stad wordt ƒ0.10 berekend.
Bit nommer bestaat uit BRIE
Bladen.
Met 1 Juni begint een nieuw
kwartaal van het Leidsch Dagblad.
Zij, die zich nu reeds op deze Courant
abonneeren, ontvangen de tot dien
datum verschijnende nummers gratis.
Ottloieflle Kcnnlageringen.
Hostelooze Inenting voor On- en
Minvermogenden.
Bnrgemee6ter en Wethouders Tan Leiden brengen
ter algemeene kennis dat op DinBd&g 26 Mei
1891, des namiddag, te 2 nren, in het ElieabethBhof
aan de Oude Veet, wederom gelegenheid wordt ge
geven tot hostelooze inenting voor O n-
en Minvermogenden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Leiden, DE KANTER, Bnrgemeeeter.
23 Mei 1891. E. KIST, Secretarie.
Tweede Kamer. Zitting van 22 Mei.
De Kamer bracht 't gisteren tot eene be
slissing over een der hoofdpunten van de
Legerwet.
Er werd esrst nog wat gesproken.
De heer Goeman Borgesius, zyne instemming
betuigende met de hoofdpunten der wet, vond
het contingent der Regeering te hoog in ver
houding tot de finantièele draagkracht des
volks en ondersteunde het amendement-Kolk
man tot verlaging van het contingent, behou
dens tegemoetkoming aan de bezwaren der
Regeering. Eene nieuwe Kamer zou zeker
geen hooger contingent toestaan.
De heer Seyffardt was tegen elke contingents-
vermindering, als zullende het veldleger ver
zwakken insgelijks do heerSohimmelpenninck
van der Oije. Deze achtte het maximum der
Regeering niet overdreven.
De heer Van Karnebeek verdedigde hot
regeeringsstel8el ten aanzien van het con
tingent, dat onveranderd moet behouden blij
ven in het belang van het bezit van een
goed leger. Beter ware het dan om het be
staande contingent te behouden, indien men
het door den minister gevraagde niet toe
stond. Het regeeringaartikel gaf het beste en
goedkoopste leger, waarop men niet beknib
belen kan. Hij was tegen alle amendementen.
De heeren Kolkman c. s. wijzigden hun
amendement aldus: 11,800 volledig en 1900
korter geoefenden.
De heer Haffmane wilde geen man meer
geven, ten einde aan het veldleger te ont
komen.
De heer A. Van Dedem pleitte voor het
amendement-Kolkman, daar hij anders tegen
de wet zou stemmen. De Regeering kon zich
dan beraden om een ander contingent aan de
nieuwe Kamer voor te stellen.
Hij en zijne mede-voorstellere wenschten
nu een vaste lichting van 12,200 volledig en
1900 kort geoefenden.
De heer Van der Kaay waB voor het
regeeringevooretel en waarschuwde om niet
wegens een betrekkelijk klein verschil eene
noodzakelijke regeling schipbreuk te laten
lijden.
De heer Heemskerk was voor elke ver
mindering van het contingent, welke de wet
niet in gevaar brengt.
De minister van oorlog bleef het amende-
ment-Haffmane onaannemelijk verklaren. Hy
verklaarde voorts met het gewijzigde amen
dement-Kolkman niet te kunnen meegaan.
Het amendement-A. Van Dedem zou hij be
treuren, maar hy acht het niet bepaald
onaannemelijk.
De heer Rutgers protesteerde tegen dien
ommekeer van den minister, waardoor de
wet hare kracht verliest.
Daarop werd tot stemming overgegaan.
Het amend, der commissie (zesjarige dienst
tijd) werd verworpen met 61 tegen 36 stem
men. Er waren dus b(j deze en de volgende
stemmingen 97 leden aanwezig. Er is eene
vacature wegens de benoeming van den heer
Van Asch van Wjjck tot gouverneur van
Suriname. Verder was de heer Ruland afwezig,
terwijl de heer Glinderman wel op de pre
sentielijst geteekend had, doch tij de stem
ming afwezig was.
Het amendement-Haffmans (11300 man)
werd verworpen met 67 tegen 30 et. Voor
stemden 7 liberalen, 21 katholieken, benevens
de heeren Huber en Domela Nieuwenhuis.
Tegen stemden 37 liberalen, 25 anti-revolu
tionairen, van de katholieken de heeren
Schaepman, Bevers, Reekers en Borret, en
verder de heer Schimmelpenninck (Den Haag).
Het amendement-Kolkman (13700 man) is
verworpen met 55 tegen 42 stemmen. Dit
voorstel kreeg dus, niettegenstaande het onaan
nemelijk was verklaard, 12 stemmen meer en
wel van 7 liberalen, van de anti-revolutionairen
de heeren A. Van Dedem en De Geer, en van
de Katholieken de heeren Schaepman en Bevers,
terwijl zich hierbij ook de conservatieve graaf
Schimmelpenninck voegde. De heeren Reekers
en Borret bleven tegen stemmen.
Het amendement-A. Van Dedem (14,100
man) werd aangenomen met 52 tegen 45 et.
Behalve degenen, die zich voor het amen
dement-Kolkman verklaard hadden, stemden
vóór het amendement-A. Van Dedem 13 libe
ralen, 18 anti-revolutionairen, benevens de
heeren Borret en Reekers. De heeren Kolkman,
Schaepman, Michiejs, Van Berckel en Bevers
hadden voor het amendement-Kolkman ge
stemd en hielden in deze richting thans vol.
Nadat Dog met eene meerderheid van 52
tegen 44 stemmen beslist was, dat in de
wet uitdrukkelijk zal bepaald blijven, dat de
bestemming der kortgeoefenden uitsluitend ie
voor de depots der infanterie en vesting
artillerie, werd art. 23 met de wijziging-Van
Dedem aangenomen met 60 tegen 37 stemmen.
Tot deze beslissing hebben medegewerkt
31 liberalen, 25 anti-revolutionairen, de Katho
lieke leden Schaepman, Borret en Reekers,
benevens de heer Schimmelpenninck (Den
Haag). Tegen stemden 13 liberalen, 22 Katho
lieken, de heer Huber en de heer Domela
Nieuwenhuis.
Dit artikel luidt thans aldus
„Jaarlijks worden bij het leger ingelijfd
„lo. Ten hoogste 12200 dienstplichtigbh
ter volledige oefening, bestemd voor het veld
leger en de bezettingstroepen en voor de
depottroepen, niet onder 2o. genoemd;
„2o. Ten hoogste 1900 dienstplichtigen voor
korte oefening, bestemd voor de depottroepen
van de infanterie en van de vestingartillerie."
(de cijfers waren in 't regeeringsartikel
13,200 en 2500).
Art. 22 (dienstplichtige zeemacht) mede goed
gekeurd.
De artt. 22, 23, 26 (contingent en diensttijd)
zjjn aldus afgedaan.
In art. 6 is de organieke sterkte van 116,000
door 6en en ander nu op 106,000 man gebracht.
Art. 8 heeft de regeering gewijzigd, zoo
dat de districtscommissarissen en adjudanten
zoowel uit ale buiten 't leger kunnen worden
aangewezen.
Het amendement der commissie van voor
bereiding op art. 14 om de dienstplichtige zee
varenden niet bjj het leger te doen dienen
als zij zich bij de marine-reserve verbinden,
is, na sterke bestrijding door den minister
van marine, verworpen met 47 tegen 44
stemmen.
Nadat nog eenige artikelen van minder
prlncipiëele beteekenis zijn aangenomen, heeft
de Kamer besloten om na de afbandeling
van de eerste drie hoofdstukken de behan
deling der Legerwet te schoreen tot nader
order en in afwachting van het reces de
andere dringende werkzaamheden af te doen.
Daaronder zal ook behooren de goedkeuring
van het tractaat tot wering der slavernij;
doch op voorstel van den heer Mees is be
sloten hierbij niet tegelijkertijd in behande
ling te nemen de conclusie der commissie,
die de Congoetukken onderzocht heeft. De be
oordeeling van het regeeringsbeleid blpft dus,
overeenkomsting den wensch van den voor
zitter der commissie, afgescheiden van de goed
keuring van het tractaat. Naar aanleiding van
de conclusie der commissie zal dit beleid ai-
zoo nader een onderwerp van debat uitmaken.
De Kamer heeft dus gisteren gewichtige
beslissingen genomen. Zoowel de verlenging
van den diensttijd als het artikel betreffende
het contingent, werden met groote meerder
heid aangenomen. Brengt men die stemming
in verband met de stemming over de motie-
Rutgers, omtrent den persoonlijken dienst
plicht, dan is het thans duidelijk, dat het stel
sel der Regeering, zooals de hoofdpunten nu
in de wet zijn neergelegd, op de instemming
van eene flinke meerderheid kan rekenen.
Alle andere stelsels, inzonderheid het stel
sel Seyffardt, der groote contingenten en den
korten diensttijd, werden veroordeeld.
Door den heer Levyssohn Norman is een
amendement op het 2de lid van art. 163
voorgesteld, ten doel hebbende om het zoo
juiste Regeeringsbeginsel van geene onnoodige
lasten op het Nederlandsche volk te leggen,
bij hot leger in toepassing te brengen op het
eerste verblijf onder de wapenen in wer-
kelijken dienst.
Zijdelings zal daardoor tevens het vrijwil
lig deelnemen aan de vóóroefeningen in de gym
nastiek en den wapenhandel eri alzoo 's lands
weerbaarheid krachtdadig worden be
vorderd.
Hierbij zij in herinnering gebracht dat
thans de bepaling geldt, dat de tijd voor
eerste oefening wordt verminderd tot op vijf
maanden voor de bij de infanterie of bij de
vestingartillerie ingedeelde lotelingen, die,
naar den daartoe door den minister van oor
log te stellen eisoh, vóór hunne inlijving door
vrijwillige oefening in den wapenhandel vol
doende practische en theoretische militaire
kennis hebben verkregen, en die, binnen drie
maanden werkelijken diensttijd tot m i 1 i c i e n-
k or por aal aangesteld, binnen den voor
melden termiln van vijf maanden er blijken van
geven bruikbare korporaals te z(jn.
DE GEHEIMEN
van een krankzinnigengesticht.
30.)
De oppasser antwoordde niet en staarde
onverschillig voor zich uit.
„Ik wil", vervolgde Janin eenigezins kalmer,
„dit gesticht aan u overdoen. Het is eene
goudmijn, men moet het goud er slechts
weten uit te halen. De inrichting kan ook
verder mijn naam voerenvoor u is de naam
Janin een uitstekend uithangbord. De bezit
ting zal met den geheelen inboedel veertig
a zestig duizend gulden waard zijn; gjj be
taalt jaarlijks eene bepaalde som en kunt het
dan binnen eenige jaren reeds in eigendom
hebben."
De oppasser schudde met een afwijzend
gebaar het borstelige hoofd. Hfl had, zonder
daartoe verlof of eene uitnoodiging af te
wachten, in een fauteuil plaats genomen en
leunde nu behaaglijk achterover.
„Ik dank u voor uw vriendelijken voor
slag", zeide hy spottend, „ik verlang naar
rust, na zoovele jaren van onafgebroken
arbeid, wi) ik eindelijk ook eene het leven
genieten. En de middelen daartoe eisch ik
van u, dokter!"
Janin stond voor zijn vertrouwde; de met
moeite bedwoDgen haat, weiken deze man
in zijne ziel had opgewekt, sprak nog altijd
uit zijne gloeiende oogen en spiegelde zich
af in iederen trek van zjjn scherp geteekend,
vaal gelaat.
„Ik wil nu de waarheid weten, Tom
zeide hij. „Zijn deze beide patiënten wezenlijk
krankzinnig of zijn ze het niet? Ik heb uwe
berichten steeds geloofd en mij niet bijzonder
om hen bekommerd, maar nu kom ik tot
de ontdekkiDg, dat ik die berichten niet te
veel had moeten vertrouwen."
Tom haalde de schouders op.
„Als gij dat weet", zeide hij, „zijn alle
verdere vragen overbodig."
„Gij hebt dus mijne bevelen niet stipt
opgevolgd?"
„Is het mijne schnld, als het taaie gestel
van een patiënt
„Zóó taai is geen enkel gestel, dat het
niet zou moeten bezwijken onder de mid
delen, welke ik aanwend. Tom, gij speelt een
gevaarlijk spel; ik hoop dat gij dit inzien en
de begane fouten weder goed maken zult.
Als de geheimen van dit huis openbaar wer
den, zouden alle bewijzen, welke tegen mij
gevonden werden, van uwe medeplichtigheid
getuigen. Daar helpt geen ontkennen aan,
de bewijzen zijn overtuigend en onwederleg-
baar en eenige jaren tuchthuisstraf zouden
stellig voor u weggelegd zijn."
De magere heer keek bjj deze woorden
verschrikt om, alsof hij vreesde dat een derde
die waarschuwing gehoord zou hobben, en toen
deze blik dien van den oppasser ontmoette,
vond hij slechts haat en verachting.
Ga daar niet lichtvaardig overheen", ver
volgde hy, „het gevaar van ontdekt te wor
den is zeer nabij. Sinds eenige dagen logeert
de jonge Prohberg bij zijn neef. Hy ie daar
gastvrij ontvangen en -de oude heer schijnt
volstrekt niet te vermoeden dat zijn gast in
stilte plannen beraamt, welke hem in het
verderf kunnen storten."
„Onzin!" zeide Tom. „Het mooie meisje
heeft hem reeds op andere gedachten ge
bracht. „Zj) gaat met hem-ryden
„Alles 8chyn", viel de dokter hem haastig
in de rede. „Ik houd mjjne oogen goed open
en let scherp op. De jonge man heeft reeds
beproefd, een onzer oppassers om te koopsn."
„Hoe weet gij dat?" vroeg Tom verrast.
„Koenraad heeft het mijzelf gezegd. Er zyn
hem strikvragen gedaan, en ik vrees dat
Koenraad in zijne gewone onnoozelheid ant
woorden gegeven heeft, welke den argwaan
van onze tegenparty kunnen voeden. Ik heb
zelf gezien hoe de jonge Prohberg in de
schemering om dit huis reed. Het kan beet
zyn dat hy eene plaats wilde zoeken, welke
geschikt is om de omheining over te klimmen.
Datjongemenschis een gevaarlyk tegenstander
zoolang de oude leeft."
„En wat heeft mynheer Frohberg gezegd,
toen gy hem voor zyn neef waarschuwdet?"
vroeg Tom peinzend.
„Hy antwoordde my dat ikzelf moest weten
hoe" men dit gevaar het zekerst voorkomen
kan. Als de patiënt voor altyd de oogen
sloot, kon dat niet andere dan gewensoht
zyn, hy wilde my in dit opzicht geene voor
schriften geven en liet het overigens aan
my over."
„En daarna hebt gy een besluit genomen
vroeg de oppaSBer, met een loerenden blik
op "tien mageren heer. „Als de patiënt dood
is, zkl de oude heer Frohberg geen cent
meer betalen."
„Bah, daar ben ik het minst voor bezorgd.
Hy moet betalen; ik heb brieven van zyne
hand, welke hem in het verderf kunnen
storten. Die wapenen geef ik niet uit de hand."
(Wordt vervolgd.)