I
N°. 9574.
Maandag; II 3Xei,
A0. 1831.
(Deze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Het vee ia de weide.
Leiden, 9 Hei.
Feuilleton.
DOKTER JANIN.
PRIJS DEZER COURANT:
Toor Leiden per 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
ALsouderlijke Nommera.0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Tan 16 regels f 1.05. Iedere regel meer
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het
incasseeren buiten de &tad wordt /"0.10 berekend.
Eerste Blad.
Moge bot ook al lang hebbon geduurd, toch
is de tijd weer gekomen, waarop het vee den
muffen stal verlaten en zich naar hartelust
baden kan in de versterkende, opwekkende
buitenlucht. Als we zeggen de tyd is geko
men, moet men dat letterlijk opvatten, omdat
men andérs deze woorden ook synoniem zou
kunnen nemen voor: hot gras is gekomen,
en daar toch is niots van aan. Wel zijn de
velden groen gekleurd, dank zij den overvloe-
digen regen, dien we deze week hoofdzakelijk
ontvingen, maar het zonnetje houdt zich
helaae te veel echuil en de wind suizelt en
iispelt nog te weinig uit het zuiden.
't Is of hij meent dat we dezen winter
nog geene kou genoeg gehad hebben. Als hij
het baantje van den toren deed wenden naar
de hemelstreek vanwaar de levenwekkende
lucht komt met hare versterkende kracht,
dan ook zou de aanblik des lands verhoogd
worden en gras in overvloed te voorschijn
komen. Maar wat niet is, kan toch gauw
word6n. Het beste duB maar gehoopt!
We willen de eischen eens nagaan, die men
goed weiland mag stellen en hier en daar eene
opmerking ten beste geven.
lo. Het weiland zij steeds in een krachtigen
staat. Omdat dit niet nader verklaard behoeft
te worden, kunnen we het voor kennisgeving
aannemen. Alleen ditvruchtbaar weiland
behoudt zijne zoete grassen; onvruchtbaar,
verwaarloosd daarentegen verliest zeen wordt
bezet met harde, weinig voedende grassen.
Wat leeft, moet goed gevoed worden, vooral
wanneer dat leven aan anderen is gewijd of
iaoet dienen om dat van anderen te onder
houden.
2. Het vee moet in de wei zicli kunnen ver
zadigen. Volkomen verzadiging is noodzake
lijk, indien bet voeder zijne functie naar be-
hooren zal kunnen verrichten. En 't ie niet
alleen voldoende dat de buik gevuld wordt,
het vee moet ook gevoed worden. Het bewijs,
dat de honger volkomen gestild is en er dus
sprake van verzadiging mag zijn, is hierin
gelegen, dat het voe van goed en smakelijk
voeder niet meer eet, maar zich neervlijt om
het opgenomene te verteren. Wie zijn vee
hoort, vordert slecht. Een op den duur doel
matig en volkomen gevoederd dier vreet nooit
meer dan dat hot behoorlijk verzadigd is;
alleen uitgehongerd vee overvreet zich lichte
lijk, wanneer het nu of dan daartoe golezen-
I beid vindt. Eene natuurlijke, volkomen voe-
I ding en verzadiging bij het rundvee geven
alleen best gras en klaversoorten. Zal eene
weide goed heeten, dan moet zo op eono halve
Heet. eene koe van middelbare zwaarte vijf
maanden lang goed kUDnen voeden. Nemen
de koeien in vleescb, in melk, en jonge die
ren in groei af, dan zijn de weiden te schraal
en moet er op de eene of andere wijze raad
geschaft worden. Er moet niet alleen ender-
houds-, maar ook voo.-tbrengingsvoeöer zijn.
3. Men moet op tijd eene nieuwe weide kun
nen geven. Zoodra de weide is afgegraasd,
moet men eene nieuwe beschikbaar hebben.
Niets is voordeeliger voor hel vee, dan ge
durig jong en frisch gras te vinden, niets
voordeeliger voor de weiden, dan dat zij,
ofschoon afgeweid, daarna weder tijd hebben
om opnieuw groen te worden. Daarom zijn
betrekkelijk kleine kampen steeds aan te
bevelen.
4. Het vee moet rustig kunnen grazen.
Niets is voor de melkproductie en den groei
schadelijker dan dat het voe in de wei wordt
verontrust, betzjj door honden, menschen er.z.
Eene ongewone drukte veroorzaakt bij het vee
zenuwachtigheid en deze ondermijnt het ge
stel en brengt dus stoornis in de gewone
levensverrichtingen. Zoovoel mogelijk dus geene
paden over het weiland heen.
C. Het vee moet op de weiden beschutting
kunnen vinden zoowel tegen ruw weer als
tegen heeten zonneschijn.
Wat wij in dezen niet prettig vinden, is
ook het vee niet aangenaam. Eene omheining
van het land met eene heg of eene haag zou
zeker goed z(jn, mits men er natuurlijk voor
zorge, dat deze niet verstikte in het onkruid.
Eene heg moet op tjjd gesnoeid en aan den
grond zuiver gehouden worden. En kan of
wil men niet in de aanvankelijke onkosten
z(jn land derwijze afsluiten, dan toch plaatse
men hier en daar een flink opgaandon boom.
Wie eens gezien heeft hoe het vee dezen op
zoekt ale vrijplaats, zal de waarde er van niet
ontkennen. Vooral de heete zonnestralen wer
ken afmattend; ze maken moe en mat.
6. Het vee moet in de weide goed drink
water kunnen bekomen.
Dit is zóó waar en zóó klaar, dat het eigen
lijk geene opzettelijke vermelding 'oohoeft. Sloo-
ten en kolken, de vergaarbakken van het
water, moeten van tijd tot tijd uitgediept en
steeds zuiver gehouden worden. Het water
heeft op den algemeenon gezondheidstoestand
van het vee een beduidenden invloed.
De uitkomsten der weiderij loopen hier en
daar nogal uiteenmaar hoe kan 'c ook j
anders? In de eerste plaats heeft hierop in- j
vloed de gesteldheid van den grond: niet alle
landerijen zijn van nature even vruchtbaar, i
Maar in de tweede verschilt de verzorging j
van het land hier en daar ook hemelsbreed.
Terwijl de een er van overtuigd is dat de
grasgroei ock afhankelijk is van bemesting,
laat een ander zyr.e weiden min of meer aan
het lot over. Een klein staaltje van verschil
in opinie omtrent de verzorging van voe.
Zooeren zegt ons een boer 't is nu 5
Mei en nijdig koud „mijne koeien loopeu al
14 dagen in 't land, maar geven heel wat min
der melk dan op stal; geen gras zie je!" Vijf
minuten later komt toevallig een andere boer
en zegt: „jongen, jongen, wat koud, hè! Ik
heb tot Zaterdag 9 Mei hooi, maar ik
jaag er mijne koeien nog niet uit; ik koop
hooi I" Beide boeren kunnen het even goed
doen, maar denken niet eender. Wie doet nu
goed en wie verkeerd? Hooi koopen kost geld,
dat valt niet te ontkenneu, maar aanstonds
een rijkdom van gras en melk hebben, pius
goed vee, is ook wat waard. Hoe het ook zy,
middellijk moeten de voortbrengselen van het
vee van het land komen en daarom moet dit
voldoen aan de eischen der weiderij. Niets is
meer in etrijd met het welslagen van het
rund en daardoor ook met de huishoudelijke
belangen van den boer, dan wanneer het zijn
bestaan moet vindon op schraal land.
't Ie goed de mesthoopen op het land te
slechten, omdat zij de zoogenaamde geilplek-
ken veroorzaken, die door koeien onaange
roerd worden gelaten.
Dat de weiden vrjj van stekels en andere
onkruiden moeten zijn, spreekt vanzelf.
Kudelstaart. G. Dros.
Heden ontvingen wij per Franecbe mail
de Bataviasche bladen van 8 tot 10 April,
alsmede d3 „Deli-Crt." alleen van 8 April.
Men ïei't a.: -Nieuwkoop: By gelegen
heid van ii ii i.n onzen geachten
burgemeester, .i: U. B. O uiviwater, is
ons dorp 11 uen-ie ooi» v leestoiyk ver
sierd geweest door het uitsteken van vlaggen
en door groen gemaakte eerepoorten voor het
Raadhuis en voor de woning van den bruide
gom en der bruid. De belangstelling was alge
meen en bleek ook uit het keurig geschenk,
een foudraal met tafelzilter, hetwolk bruide
gom en bruid werd aangeboden, en waartoe
zelfs de minst gegoeden hun penningske hadden
geofferd. De gehuwden betoonden die bewijzen
van achting op prijs te stellen door velen uit
te noodigen deel te nemen aan een feestmaal,
terwijl ook den kinderen van de 3 hier be
staande scholen, alsmede van de school t3
Noorden, die ook de echtelingen geschenken
hadden aangeboden, een genoeglijke dag was
bereid.
Eon bulletin van „De West-I idiër" van
Maandagavond 20 April luidt:
„Wij verheugen ons onzen lezers mede te
de9len, dat, naar aanleiding van heden door
don Gouverneur ontvangen depeches, waarbij
zijne bestuursdaden door de Regeoring worden
gewraakt, de heer Lohman dezen middag
zijn ontslag telegraphisch heeft aangevraagd".
De schout-bij-nacht, commandant der zee
macht in Ned.-Indie, jhr. J. A. Roóll, adju
dant in buitengewonen dienet van H. M. de
Koningin, wien door H. M. de Regentes was
opgedragen, Z. M. den keizer van Duitsch-
land te Keulen te begroeten bij gelegenheid
van 's keizers bezoek aan do Rynprovineie,
is te 's Gravenhage teruggekeerd.
De keizer verleende den heer Koëll de ver
sierselen van ridder 2de klasse van den Roo-
den Adelaar met de plaque.
Behalve de freules Van da Poll en Van
Ittersum, is het gevolg van H.H. M.M. Woens
dag-middag naar 's Hage teruggekeerd.
Het bestond uitbarones Van ïferdenbroek,
grootmeesteres van H. M. de Koningin-Regen
tes, graaf Dn Monceau, baron Sirtema van
Grovestins, baron Taets van Amerongen,
baron Van Tuijll van Serooskorke en jhr.
Vegelin van Claerbergen.
In dit jaar zullen veertien personen, die
hier te lande in het groot-Indisch-ambtenaars-
examen geslaagd zijn, en veertien doctoren
in de rechtswetenschap, die het zoogenaamde
faculteits-exameu hebben afgelegd, ter beschik
king van den Gouverneur-Generaal van Ned.-
Indië kunnen worden gesteld om in administra
tieve betrekkingen te worden geplaatst;
terwyl v(jf doctoren in de rechtswetenschap?
die in het eerstbedoelde, en vyf, die in het
laatstbedoelde examen geslaagd zyn, ter be
schikking van de Indische regeering kunnen
worden gesteld, om in aanmerking te komen
voor eene benoeming bjj de rechterlijke
macht in In lié.
Blijkens een bjj hot departement van
marine ontvangen bericht, is Hr. Ms. schroef-
stoomschip lste kl. „Koningin Emma der
Nederlanden", onder bevel van den kapt. ter
zee H. Quiepel, den 6den dezer, des avonds
te 1 uren, ter reede van Tessel aangekomen.
Aan boord was alles wel.
DE GEHEIMEN
van een krankzinnigengesticht.
3
„Ik wil met genoegen aan dezen wensch
voldoen," antwoordde de dokter kalm, terwyl
hy eenige sleutels uit zyn zak haalde en naar
eene kast ging.
„Wanneer is de patiënt in myne inrichting
opgenomen?"
„Vóór vy f en twintig jaar."
De kleine heer schudde het hoofd en nam
een groot, dik boek uit de kast, dat hy op
de tafel legde.
„Eene kwart-eeuw!" zeido hij; „ik heb op
hot oogenblik geen enkelen patiënt, die
maar wees zoo goed, mjj den naam te noe
men, dan zal ik mijn register nazien."
„Eduard Frohberg," antwoorddede jonge man.
„Is dat de naam van den patient?"
„Ja r
„Gij noemdet straks donzelfden naam."
„De patient was myn vader."
De dokter keek verrast op.
„Uw vader?" vro9g hij op een toon. welke
duidelijk zijno verwondering verried. „Wacht,
nu herinner ik mij dien naam. Eduard Froh
berg. Ja jui3t, een jonge maD, maar voor
zoo ver ik weet was hy niet gehuwd."
Alfred sloeg voor den doordringenden blik
van den mageren heer zjjne oogen neder;
een donkere gloed overtoog zyn gelaat.
„Hy was, toen het ongeluk plaatshad, met
myne moeder verloofd", antwoordde hy, „en
de bruiloft was reeds op handen."
Dokter Janin knikte en bladerde verder in
het boek.
„Hier staat het", zeide hy na eene poos;
„wilt gU het zelf lezen? Het schrift evenwel
is niet zeer duidelijk
„Wees zoo goed, het mij voor te lezen."
„Goed! Nu dan: Heden, den 30sten April,
hield een ruiter voor mijne inrichting stil,
die my meedeelde dat hy Herman Frohberg
heette en met zyn neef Eduard Frohberg oen
rijtoer had gemaakt. By dezen rit was zyn
neef van het paard gestort en daar het on
geluk dicht in de nabijheid van mijne in
richting gebeurd was, verzocht bij my den
gewonde op te nemen en hem geneeskun
dige hulp te vorleenen. Ik voldoed dadelyk
aan dit verzoek, zond twee oppassers met
eene baar naar buiten en liet den ongeluk
kige n mijn huis brengen.
Na hst onderzosk constateerde ik eene sche
delbreuk en eene, hiermee in verband staande,
hersenschudding. Ik verzweeg mynheer Her
man Frohberg niet, dat zyn neef in doods
gevaar verkeerde, en dat het daarom wel raad
zaam was, diens vader, mijnheer Hugo Froh
berg, daarvan kennis te geven. Deze mede-
deehng maakte intussehen eene langzame
voorboieiding noodzakelyk, daar mijnheer
Hugo Frohberg bejaard en bovendien beden
kelijk ziek was, zoodat men dan ook later
de gevreesde en droevige ondervinding opdeed,
dat do tyding van het verlies van z(jn eenig
kind zijn dood bespoedigde.
Eduard Frohberg stierf, zooals ik voorzien
had, reede den dag na den ongelukkjgen
val; zyn lijk werd in het familiegraf bijgezet.
De kosten der verpleging en der ter-aarde-
bestelling, welke niet aanzienlijk wareD, heeft
de heer Herman Frohborg mjj vergoed.
„Naschrift een jaar later. Booze tongen
hadden het gerucht verspreid, dat Eduard
Frohberg niet in myne inrichting gestorven
was, dat hy heden nog leeft, en bier gevangen
wordt gehouden, opdat de erfenis van Hugo
Frohberg aan zyn neef verzekerd blyve. Hoe
dom en ongerijmd dit gerucht ook was, vond
hot toch by de vroegere verloofde van den
overledene ingang en ten gevolge daarvan
noopte mejuffrouw Pauline Brand het gerecht
een onderzoek in myne inrichting in te stellen,
hetgeen my ten hoogste verraste en bevreemdde
en volstrekt geene resultaten opleverde. Moge
di hemel hun vergeven, die mijn goeden
naam op zulk eene laaghartige wyze zoeken
te bezoedelen!"
„Z:ezoo, mijnheer, daar bebt gy' een vol
ledig verhaal van de waarheid", zeide de
dokter, van het boek opziende„mocht gjj soms
een afschrift of een bewys van overlijden
verlangen - beide z(jn tot uw dienst."
„Een afschrift van dit bericht komt mjj in
elk geval gewenscht voor", antwoordde Al
fred; „ik geloof dat myne moedor er inder-
tyd geen gekregen heeft."
„Zy heeft er geen begeerd."
„En ook niet naderhand voor de tweedo
maal een onderzoek van het gesticht ver
zocht
Een spottende trek plooide zich om de
lippen van den dokter.
„Neen", antwoordde hy, „en waarom ook
Er bestond daarvoor vo'strekt geene aanlei
ding, of denkt gij er soms anders over?"
De jonge man sloeg de oogen neerhy £otr
dezen boosaardigen blik niet vei dragen.
Wordt re volgd.)