DAGBLAD. fi°. 954-0- Dinsdag SI Maart. A". 1891. <§ez$ (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (gon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 2S Maart. Feuilleton. De vrouw van den recruut. PRLJB DEZER COURANT: Yoor Leiden per 8 maanden1.10. Franco por poet1.40. A£zondorigko Hommen0.01, PEIJB DKR ADVEKTHNTOW: Tui 1t rsgel» l.Ot. Ieders regel meer 0.171. GrooUrs lette?, uur pluteruimto. Voor het in- i haltes de lUd wordt f 0.10 berekesd. Vergadering van Bouakunst. De opkomst ter 174ste vergadering der afdeeling Leiden en Omstreken van de Maat schappij tot bevordering der Bouwkunst, Don derdag avond jl. in het Nutsgebouw alhier ge houden, kon gering genoemd worden. Ter kunstbeschouwing waren langs den wand geëxposeerd de schoone plaatwerken Tan J. Langl: „Bilder zur Geschicbte" en van J. J. Van IJsendyck„Documents classes de 1'art dans les Pays-Bas du Xme itXVIIIme siècle", hiervoor beschikbaar gesteld door den heer AV. C. Mulder. De voorwerpen op kunstindustnêel gebied, in de vergaderzaal ter bezichtiging en booor- deeling aanwezig, warende harp, een der beide griffioenen, eene der vazen, eene der lantaarns en een der leeuwenkoppen, welke, uit zink vervaardigd in de fabriek der firma F. AV. Braat, te Delft, zullen gezet worden op of aangebracht aan de nieuwe Gehoorzaal, waaraan met alle kracht wordt gearbeid. De meeste dezer voorwerpen deden zich nu reusachtig aan het oog voor, hetgeen echter niet het geval zal wezen, wanneer ze op de voor hen bestemde verheven plaatsen zullen aangebracht zyn. In hoofdzaak, vooral wat vorm betreft, luidde de uitspraak der vroeger dom: do vergadering gekozen beoordeelingscommissie zeer gunstig; alleen op enkele onderdeelen, meerendeels wat de vervaardiging aangaat, werden eeuige aanmerkingen uitgesproken. Ka het afdoen van verschillende huishou delijke zaken werd het woord gegeven aan den heer H. J. Jesse, die sprak over „de geschiedenis der Bouwkunst." De vele schet sen op het zwarte bord verlevendigden zijne voordracht, welke met aandacht wsrd gczolgd en zich bepaalde tot de vermelding van bij zonderheden en eigenaardigheden van gebou wen der oudheid, van Chaldeeuwsche en vooral van Egyptische bouwwerken, ook beschouwd in verband met de opvattingen, den gods dienst, de geschiedenis, de gebruiken en ge woonten der oude volkeren. Ongetwijfeld sprak de Voorzitter elk aanwezige uit het hart, toen hy den heer Jesse dank bracht voor diens leerrijke bijdrage. AVat de gewone jaarlijksche afdeelingeprij6- vraag betreft, deze zal dit jaar in dien zin vervallen, dat die geen gebouw zal gelden, maar ditmaal een diploma, het diploma, voor bekroningen uit te reiken door het bestuur der afdeeling en door de besturen van andere vereenigingen, aan haar verwant, te Leiden. De vergadering kon zich hiermede ver eenigen. Het rapport omtrent de vraag der Maat schappij „Daken van gegalvaniseerd ijzer vertoonen soms roestvlekken op de kllnk- naden. Naar aanleiding daarvan wordt de vraag gedaan, of het galvaniseeren op den duur proefhoudend is gebleken, of dat schil deren met platinverf of andere verfsoorten toch 3ÏT voorkeur verdient?" werd, wegens afwezigheid der rapporteurs, door den secre taris voorgelezen. De beantwoording lokte eene korte discussie uit. Omtrent do vraag over de woningen voor arbeiders, kleine beambten enz. in groote steden kwam men nog niet verder. Een nader rapport was niet ter tafel te brengen; dit zal echter later toch nog geschieden. De heeren Van Driel en Lancel brachten rapport uit omtrent de vraag„AVelke eischen van bekwaamheid mag men stellen aan een bouwkundig opzichter? Is de gelegenheid tot het opleiden van bouwkundige opzichters in Nederland voldoende te achten?" Veel werd naar aanleiding dezer vraag gesproken en ten slotte door den heer Lancel aangetoond, dat hot rapport vrjjwel datgene inhield, waarop de aandacht was gevestigd. De opzichter heeft niet genoeg aan theoretisch onderwijs; hjj moet vooral zijne kennis, in het bijzonder die der bouwmaterialen, op het werk zelf opdoen. Alle vakken grondig te bestudeeren, gaat niet aan; maar bij grondige studie van één vak zal hij in genoegzame aanraking komen met andere vakken om daarvan het voor hem noodige te weten te komen. De opzichter, die inderdaad bekwaam ie en daar toe veel vorming heeft noodig gehad, moet goed gesalarieerd worden, ten einde hij zijn werk met lust en genoegen doet en niet telkens er op uit behoeft te zijn van positie te veranderen. Leiden verkeert, wat het onderwijs voor opzichters aangaat, in vrij gunstige conditie. Er werd gewezen op het Genootschap „M. S. G." en tevens daarop, dat deze inrichting van onderwijs nog veel nuttiger kon werken, zoo de leerlingen haar met zoo spoedig verlieten als thans het geval is. Niet aan „Mathesis" ligt de schuld van onvoldoende vorming, maar aan de leerlingen. In beginsel werd ten slotte aangenomen het in den aanstaanden Eomer gezamenlijk doen van een uitstapje, als te doen gebruike lijk is. Het doel van den tocht zal later vastgesteld en daarbij, naar aanleiding van eene vraag des heeren Jesse, gelet worden op de plaats, welke gekozen zal worden voor de September-vergadering. Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord verlangende, sloot de Voor zitter de vergadering. H. M. de Koningin woonde gistervoormid dag, vergezeld van H. M. de Koningin-Regen tes, te '8-Hage de godsdienstoefening b(j in de Groote Kerk, onder gehoor van ds. Van Koets veld. Het vertrek van Hare Majesteiten naar Arol8en is bepaald op Donderdag 2 April a. s., des morgens 9.32 per Staatsspoor. Hare Majesteiten zullen vergezeld zijn van de dames freule Van de Poll, baronesse Van Ittersum en miss Saxton AVinter, en van de hoeren graaf Du Monceau, baron Sirtema van Grovestins en baron Taets van Amerongen, benevens den referendaris van Harer Majes- teits kabinet, jhr. Vegelin van Claerbergen. Hare Majesteiten zullen in den laten namid dag te Arolsen aankomen. Het vertrek uit Arol8en per extra-trein is bepaald op G April en zal zoodanig worden geregeld, dat Hare Majesteiten den 7den April omstreeks 9 uren voormiddag te Gersau aankomen. Te 's-Gravenhage is in het lokaal „Diligentia" gehouden de jaarlijksche alge- meene vergadering van aandeelhouders in de Haagsche Broodfabriek, directeur de heer F. AV. Van der Putten. Door de talrijk opgeko men aandeelhouders werd de balans, zooals die was opgemaakt, goedgekeurd en het dividend over 1890 bepaald op zes procent. Uit het verslag over dat jaar bleek dat het debiet steeds toenemonde is; de vermeerdering van het brooddebiet bedroeg veertien, dat van de beschuit vjjftig procent. Aan de energieke leiding der zaken dooi den directeur werd met eenparige stemmen eene tastbare hulde gebracht. Het dagblad „Het Vaderland" keert over 1890 een dividend van 4'/, pet. uit. Door den gemeenteraad van Haarlemmer meer is besloten een adres aan de Tweede Kamer te zenden, houdende bezwaren tegen het wetsontwerp tot herziening der bepalingen voor de plaatselijke belastingen. Voorts is bepaald om de vergoeding van schoolgeld voor kindoren, die te Alkemade schoolgaan, te verminderen tot op f 7.50 voor de bijzondere en 3 voor de openbare school per jaar en per kind. Op het nader adres van de gemeente-ge- neesheeren A. C. Van Dorsten en R. Maas, heeft de gemeenteraad besloten over te gaan tot vorhooging der salarissen van de gemeente- geneesheeren ia die wijken, waar het blijkt noodig te zyn, maar de uitkeering van die verhooging in werking te doen treden zoodra eene juiste statistiek van de armen door burgemeester en wethouders zal zijn gegeven. Tot het spoedig bouwen eener brandvrije bewaarplaats voor het gemeente-archief werd mede besloten. In plaats van het op 92-jarigen leeftijd overleden raadslid, tevens wethouder, L. Van Rooijen, is tot lid van den raad der gemeente Veur gekozen de heer P. Van Leeuwen, bjj herstemming met den heer A. Van Veen. De heer A. Prins heeft wegens voort durende ongesteldheid, op 83 jarigen leeftijd, ontslag genomen als lid van den Raad der gemeente Sassenheim. Het onlangs door den Raad der gemeente Zegwaard na enkele wijzigingen vast gestelde besluit tot heffing van schoolgeld voor het openbaar lager onderwijs, is thans door den minister goedgekeurd. Met 1 April a. s. treedt genoemd besluit in werking. Het kohier van den boofdol(jken omslag dier gemeente voor den dienst van 1891, is door den Raad vastgesteld tot een bedrag van f 2561. Naar de „N. R. C." verneemt, heeft dr. D. C. Nijhoff, leeraar in de Ned. taal- en letter kunde en in de vaderlandsche geschiedenis aan de H. B.-S. met 5 jarigen cursus te 's-Gravenhage, tegen lo. Sept. a. s. z(jn eer vol ontslag uit die betrekking gevraagd. Door den consul-generaal van Frankrijk te Amsterdam is aan de Commissarissen der Koningin medegedeeld, dat door den minister van buitenlandsche zaken in Frankrijk is be paald, dat in certificaten van oorsprong, waar van zekere voortbrengselen moeten z(jn voor zien, om in dat land te kunnen worden inge voerd, het gewicht dier voortbrengselen in letters moet zyn geschreven, en dat, zoo dit niet geschiedt, de consul-genoraal moet weigeren zijn visum aan die stukken te ver- leenen. Bjj koninklijk besluit is aan jhr. mr. N. De Gjjselaar, op zijn verzoek, met ingang van 1 April a. s., eervol ontslag verleend als griffier van den Hoogen Raad der Nederlanden, onder dankbetuiging voor zijne in die betrek king bewezen langdurige en goede diensten. Bij koninklijk besluit is voor den tjjd van vijf jaren gedetacheerd bjj het wapen der infanterie van het leger in Nederlandech-Indié, de tweede luitenant G. D. Van de Kasteele, van het 1ste regiment Infanterie. 2) „Gisteravond nu hoorden wij in de nabij heid van ons huis alarm", vervolgde AVil- helmine, „en het was of iemand om hulp riep. Feter wilde naar buiten gaan. Zijne moeder- en ik wilden hem tegenhouden, maar hy meende dat hjj naar buiten moest om te zien of iemand zijn bijstand noodig had. Toen hjj buiten de deur was, overviel men hem, bond hem en wierp hem op een wagen, om hem naar Dramburg te transporteeron. Toen hij om hulp riep, zeide de raadsheer Kum- merow, die de geheele zaak scheen te leiden, tot hem, dat hy zich kalm moest houden hjj had zijn handgeld ontvangen en was recruut. De stad moest een recruut aan de compagnie van Draoiburg leveren en daar voor was hy goed genoeg." „Dus zoo was het gemeend!" zeide Stinne mann toonloos, en het scheen dat zeer veel van zyne vroegere energie opeens verloren was gegaan. Hii kende do verhoudingen te goed, om niet te weten dat er destijds in zaken be- iréü'eflde hét werven van krijgslieden recht noch gerechtigheid bestond. De legers werden grootendeels gerecruteerd uit lieden, die uit andere landen met list en geweld werden opgelicht. Elk middel, elk bedrog, elke ge welddadigheid en laagheid was by deze wer vingen gebrulkelyk en gold ale geoorloofd. De aangeworver.e had nocit kans losgelaten te worden, zelfs als hem het schreeuwendste onrecht was aangedaan. De autoriteiten sloten oogen en ooren alB gewelddadigheden, zelfs moord en doodslag, by de wervingen voorkwamen. Voor het hun aangedaan geweld wreekten de recruten en soldaten zich wel is waar dikwyis door desertie, maar wee hun, als men hen greep. Zy werden doodgeslagen of zonder vorm van proces opgehangen en doodgeschoten. Zelfs onder Fredorik den Grooten duurde deze toe stand nog voort; eerst de algemeene weer plicht heeft daaraan een einue gemaakt. Stinnemann had dus wel alle reden om hot hoofd te laten hangen. Recht bestond er voor Peter Meyer niet, de kapitein Von Hor ken liet hem in geen geval weer los; hy zou biy zyn een recruut te hebben, die reeds soldaat geweest was. Bij de stad] was'\ geene gerechtigheid te vinden, want de goheele zaak moest be schouwd worden als eene wraakneming van van den raadsheer Kummerow, omdat Wil- helmine diens zoon zoo duchtig de lee had gelezen. Zoo moest Stinnemann tot de overtuiging komen dat Peter Meyer waarschynlyk zyn geheele leven eoldaat zon moeten blyven, als het hem niet gelukte te ontvluchten. Dan kon hy echter niet naar Daber terugkeeren, maar moest bnitonslands gaan. Stinnemann zag somber voor zich heen. Eindeiyk echter klaarde zyn gezicht een weinig op. „Ik weet nog een uitweg", zeide hy„dit huis staat op de „Vryheid" van de heeren Von Dewitz. De slotheer Von Dowitz zal het zich niet laten welgevallen, dat de Raad van Daber op zyn grondgebied gewelddadige op lichtingen pleegt. Kom mee, Wilhelmine, wy gaan naar het slot, om den heer Von Dowitz de zaak te vertellen." „Troost u, moeder Meyer", ging hy voort, „de zaak is nog zoo erg niet als gy meent; alles kan nog terechtkomen." De slotheer was bereid, Stinnemann en zqne nicht to ontvangen. Stinnemann vertelde, wat er voorgevallen was, en hel hart klopte hem van vreugde, toen hy den slotheer in groote woede zag geraken. Joost Von Dewitz zwoer dat hy zich de onbeschaamdheid van den Raad niet zou laten welgevallen, ai zou het zyn lsven koe ten. De vermetelheid iemand op zyn grond gebied, daar, waar hy de rechtspraak had en heer was, op te lichten en tot recruut der stad te maken, ging alle grenzen te buiten. Hy beval Stinnemann en diens pleegdochter, naar huis te gaan, en de zaak verder aan hem over te laten. Met zeer verlichte harten en biymoedig verlieten beidon het slot, en Stinnemann ging nog eenmaal mee naar de woning van de weduwe Meyer, om haar dezelfde blyde tijding te brengen, dat alles best stond en Peter waarschynlyk reeds na weinige dagen weer aan zyne moeder en vrouw zou worden terug gegeven. Met Joost Von Dewitz viel niet te spotten dat wisten de raadsheeren. De stad was hem ook in vele opzichten afhankelyk en dus konden Peter Meyers bloedverwanten het beste er van hopen. Toen echter drie weken verloopen waren zonder dat Peter weer tot de zijnen was teruggekeerd, achtte Stinnemann het geraden nog eens naar de zaak te informeeren. {.Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5