hem over den heer- Land is gerapporteerd, geheel staat buiten diens houding als Volks vertegenwoordiger. Be minister heeft hem niet geschikt geacht tot bevordering en daarin bleef de minister volharden. De heer Yiruly stelde nu als motie van orde voor: „De Kamer, de inlichtingen van den minister van marine op de vraag van den heer Levyssohn Norman onvoldoende achtende, gaat over tot de orde van den dag." Wanneer de minister alsnog de gevraagde inlichtingen mocht willen geven, zou spr. zijne motie terugnemen. De heer Goeman Borgesius constateerde dat de minister geen recht heeft om inlich tingen te weigeren. De regeering in haar ge heel is voor die weigering verantwoordelijk. Of' strijdt het met het staatsbelang, mede te deelen of de aanspraken van den heer Land op bevordering zijn verloren vóór of tijdens diens Kamer-lidmaatschap? Hij zinspeelde voorts op het gerucht, dat het gebeurde 't gevolg is van zijn schrijven in de couranten. Ook de heer Lieftinck vroeg of dit het motief was, nl. het opkomen voor minderen in Indië. De heeren Keekers en Heemskerk bestreden de motie, al keurden zjj de openlijke onge- schikt-verklaring van den heer Land door den minister af, doch zij meenden, dat de Kamer de motieven niet beoordeelen kan. De heer Van Wassenaer vroeg den minister of de heer Land behoorlijk in kennis is ge steld van de bezwaren, welke tegen hem be stonden. De minister sluit zich aan bij hetgeen de heeren Reekers en Heemskerk hebben ge zegd. (Gelach). Hij acht het schadeiyk voor 's Lands militairen en ambtelijken dienst om dergelijke feiten van al of niet bevordering te beoordeelen. Dit is niet het terrein van de Kamer. In de Eerste Kamer heeft de minister werkelijk gezegd dat de heer Land niet ge schikt was voor hoogeren rang. Dat woord is hem ontsnapt; de minister was niot van plan de carrière van den heer Land in het openbaar te beoordeelen. Voor eene vooraf gaande waarschuwing aan den heer Land be stond geene wettelijke aanleiding, alleen wan neer de rapporten over een officier ernstige klachten bevatten, die van invloed zijn op de bevordering, wordt hem kennis gegevon. De heer Van Houten was hot niet eens met hen, die meenen dat het gebeurde met den heer Land hem voor verderen actieven dienst ongeschikt zou maken. Volstrekt niet het hangt er meer van af van wien het oor deel over geschiktheid uitgaat. (Gelacb). Voorts kwam spreker op tegen do z. i. in constitutioneels bewering alsof de minister niet verplicht zou zijn van eene al of niet bevordering in dezen rekenschap te geven. De wet is hier in het spel; krachtens de wet wordt de heer Land bevorderd, behalve bp gebleken ongeschiktheid, en die moet dan wor den aangetoond. De ambtgenooten van den minister dienen hem in te lichten omtrent de vraag of de minister daartoe niet verplicht is krachtens art. 9-4 van de Grondwet. De heer Rooseboom, erkennende met den heer Van Houten dat het hier een wettelijk recht betreft, wees er op dat de minister werkelijk rekenschap heeft gegeven van het feit, dat h(] den heer Land ongeschikt acht. Aan de wet is in zoover voldaan. Dit neemt niet weg dat men den minister mag vragen of hij den heer Land heeft gepasseerd wegens hetgeen hl) gedaan heeft tijdens zijn Kamerlid maatschap. Want het komt hier aan op de onafhankelijkheid van den officier-volks vertegenwoordiger, die als zoodanig geen dienst doet en dus ln die hoedanig heid voor den dienst niet ongoschikt kan worden. De minister heeft dan ook volstrekt niet correct gehandeld. Nadat de heer Van der Kaay nader zijn gevoelen had toegelicht, herhaalde de heer Van Wassenaar dat in dit geval de heer Land had moeten onderricht worden van de be zwaren, welke men tegen hem had. De heer A. Van Dedem bleef, in tegenstel ling met de heeren Heemskerk en Reekers, van oordeel, dat het Kamerlidmaatschap hier niet afgescheiden kan worden van deze zaak. Zoolang een officier lid is van de Kamer, moet hl) als gewoon burger beschouwd worden. Dat is hier de zaak. Ook de officier van marine moet volkomen onafhankelijk zijn tegen - over den minister. De heeren Rooseboom en Van Houten hebben dit zeer juist aangetoond. De wet heeft de officieren tegen willekeur willen beschermen. En die wet is hier niet naar eisch toegepast. Hp deed den minister opmerken, dat, als hier eene motie van ver trouwen in 's ministers beleid werd voorge dragen, slechts zeer weinigen zich daar vóór zouden verklaren. De heer Borgesius deed nogmaals een be roep op het advies van het hoofd van het Kabinet omtrent de constitutioneels gedrags lijn van den minister van marine, die weigert do gevraagde inlichtingen te geven. Niet om der. minister te verdedigen, maar om te be oordeelen of de minister van marine als con stitutioneel man gelyk heeft. De minister van koloniën deed opmerken, dat den minister van marine het oordeel staat of een officier volgens de wet de verelschte geschiktheid tot bevordering bezit. Moet hy de redenen van dat oordeel nu opgeven? In zulke zaken is de Regeering steeds uiterst voorzichtig te werk gegaan, omdat men zeer licht gevaar loopt dat de beoordeeling van motieven voor eene bevordering bp de Kamer overgaat. Dit acht de minister in het alge meen niet in 's Lands belang. En nu wilden de heeren Van Houten en Borgesius komen tot preciseering van de feiten. Niet om ze te beoordeelen, zegt men; maar waartoe dan? Dit moet wel tot een oordeel leiden en dat ware een ingrypen in het benoemings recht. De heer Van Houten stelde daarop de vol gende motie voor: „De Kamer, van oordeel zijnde dat de Re geering, zonder goede gronden, in gebreke ie gebleven inlichting te geven omtrent de redenen waarom het lid der Tweede Kamer, de heer Land, niet is bevorderd op het tijdstip waarop hy, krachtens artt. 13 en 16 der wet van 1851, daarop aanspraak verkreeg, gaat over tot de orde van den dag." Deze motie zeide spr., i3 eene waarschuwing aan de Regeering om den constitutioneelen weg te bewandelen. De heer Van Lóben Seis betreurde dat in deze discussie de persoon van den heer Lan 1 is op den voorgrond getreden. Want wat d-- uitslag van dit debat zp, moreel is de heer Land niet getroffen, maar wel is de minister, al weet hp ook eene motie te bezweren, moreel gevallen. De minister had z.'i. nog eene ridderlijke daad moeten doen: nl. eene motie van vertrouwen van zijne verdedigers uitlokken. Intusschen is de hoofdvraag hier of de officieren afhan kelpk zullen zijn van de willekeur des minis ters en hij betreurt uit dit oogpunt dat de minister geen voldoend antwoord heeft gege ven op de vraag van den heer Van Wassenaer. Da heer Viruly trok bp de formeele be zwaren, welke ontwikkeld z(jn, zijne inge diende motie in, maar hp achtte ook de motie- Van Houten niet verkieslijk. Daarom stelde hp thans, in overleg met andere leden, deze motie van orde voor „De Kamer, betreurende de houding door den minister van marine aangenomen by de behandeling dezer interpellatie, „gaat over tot de orde van den dag". De heer Levyssohn Norman stelde voor, de discussie te verdagen. (Van vele zyden: „Neenl neen!) De heer Levyssohn Norman zag daarop van zyn voorstel af, maar beantwoordde nader de verschillende sprekers, die den minister verdedigden. Hy beriep zich op 't gevoelen, in 1872 in eene zaak als deze door de heeren Van Nispen en Heydenryck ontwikkeld, dat de Kamer naar alle benoemingen mag infor- meeron. Door het gedruis in de Kamer kon spr. onmogeiyk voortgaan en daartoe gedrongen herhaalde hy zyn voorstel echter om de dis cussie tot heden te verdagen. (Teekenen van verzet aan de rechterzyde). Het voorstel werd verworpen met 45 tegen 39 stemmen. De heer Levyssohn Norman zag onder pro test tegen de wyze, waarop deze discussie is onderdrukt, van het woord af. De discussie werd toen gesloten. De motie-Van Houten werd verworpen met 39 tegen 35 stemmen. Vóór stemden de de heeren: Nieuwenhuis, Goekoop, Dyck- meester, Seyffardt, Gildemeester, Van Vlymen, Hartogh, Lieftink, Geertsema, Van der Schrieck, Van D3lden, Cremor, Travaglino, Veegens, Smidt, Zylker, De Meyier, Lambrechts, Harte, Schepel, Norman, De Beaufort, W. K. Van Dedem, Tak, Van Houten, VanNunen, Heldt, Clercx, Zpp, Viruly, Zaayer, Haffmans, Smeenge en Borgesius. De motie-Viruly werd aangenomen met 66 tegen 17 stemman. Tegende heeren Lucasse, Van der Eeltz, Donner, Reekers, Schimmel- psnninck van der Oye, Ds Vries, Van don Borch, Brantsen, Van Berckei, Brantsen van de Zyp, G. Van Dedem, Van AschvanWyk, Schimmelpenninck, Mackay, Oppedyk, Van Bylandt en de Voorzitter. Aangezien de gewijzigde motie-Ylruly met zulk een groots meerderheid van stemmen werd aangenomen, is het duidelyk geworden, dat hier geen quaostie is van eene partyzaak, doch dat de geheels Kamer zich niet met een kluitje in het riet laat sturen, wanneer zp opkomt voor de onafhankeiykheid der Volks vertegenwoordiging. De voorzitter kon na de aanneming der motie, waaruit geen dankbaarheid sprak, den minister kwaiyk dankzeggen voor de ver strekte inlichtingen, namens do Kamer, die verklaard had te betreuren de houding des m nlster8, die de inlichtingen weigerde. Het gebruikelpke slotwoord bleef dus achterwege. De beslissing toont dat de partijschap in ons parlement niet zoo ver is doorgedrongen of men wil een collega, wien onrecht is aan gedaan, vrp algemeen steunen, ook tegenover eene bevriende Regeering. Zelfs de heer Schaep man verklaard dat zpnvertrouwen| n den minis ter van marine was gr schokt en daar'oy sloten zich andere sprekers der rechterzijde aan. De wet op de bevordering der officieren bj1 do landmacht bepaalt, dat oen lid van de Kamer niet valt onder het militaire recht, on hoewel deze bepaling voor officieren der zeemacht is verzuimd, is het toch niet minder waar, dat zy evenveel aanspraak hebben op volkomen onafhankeiykheid als hunne collega's, bij de landmacht. De heer Land is uit de discussie volkomen ongeschonden voor den dag gekomen. Over den afloop kan hy tevreden zpn. Gemengd Nieuws. Men meldt uit Katwyk aan Zee. dl. 19 Maart: Gisteren togen den avond kwam hier slechts eene schuit aan, met weinig visch: wat kleine schol, braad en schar, vati elk een paar manden. De pryzen waren in de laatste dagen stationnair: binnenlekscbol ƒ2.60 a ƒ4, braad 2.25 a ƒ3 en schar 3 a 3 25. De laatste dagen der we;k komtn de meeste schuiten aan, wat door den grooten aanvoer, welken men dan heeft, van vee! in vloed op den prys dor visch is. De garnalenvisschers oefenen weder gere geld hun bedryf uit. Door de politie te Delft ia in be- slag genomen een valsch óen-gulden-stuk. dragende de beeltenis van Koning Willem III. Het randschrift „God zp met ons" ontbrak. Van Rotterdam wordt aan „de Tpd" gemeld: Ruim een 12-tal jaren geleden werd een man gearresteerd en voor de misdaad door hem begaan tot 10 jaren hechtenis veroor deeld. Gedurende zyn gevangenschap hoorde hy weinig van zyn vrouw. Na uit de gevangenis ontslagen te zpn, zocht hij eenigen tpd tevergeefs naar zyn echtge- noote. Toen hp haar niet spoedig vond, begon hy een nomadisch leven. Kort geleden ves tigde hy zich te Amsterdam als herbergier. Daar vernam hy dezer dagen dat zyn vrouw, die hy overleden waande, alhier in zeer be hoeftige omstandigheden verkeerde. Een adres werd hem opgegeven. Hy informeerde en vond zyn echtgenoote, maar in zeer beklagens waardige omstandigheden, ziek en hulpbe hoevend. Hy voorzag haar dadeiyk van het allernoodigste en nam baar mede naar zyn woning ia de hoofdstad. Grooter ellende dan gisteren te aanschouwen was by aankomst te Rotterdam van het stoomschip „Edam" van Buodos- Ayres, is, volgens de „N. R. C.", wel zelden gezien. De ongeveer 150 tusschendeks-paBsa- giers waren slechts in eenige lompen gehuld. De meesten waren niet in staat de kosten voor hunne verdere reis te betalen. Eenige consuls, alsmede de directie der N. A. S.-M., voorzagen hen zooveel mogeiyk van hetnoe- diga, en teven3 van spoorwegkaarten. Aan boord der boot had het hun aan niets ont broken. Over de toestanden in Zuid-Amerika werden de treurigste tafereolen opgehangen. Duizenden smachten nog naar de gelegenheid om terug te kunnen komen. De justitie vraagt opsporing en aanhouding van J. J. Otto, 29 jaren, rond reizend koopman, laatst wonende te Amsterdam. Tegen hem is door de arrond.-rechtbank te Utrecht, ter zake van diefstal met braak te Nieuwkoop, verleend rechtsingang met bevel tot gevangenneming. Zekere Van der Horst, uit Scheemóa, wierp zich gisteren te Groningen van de Heerepoortenbrug in 't kanaal. Hjj had met zyne verloofde gewandeld en 't schynt, dat tusschen het paar eene woorden wisseling was ontstaan over het feit, dat hy zich ais remplaeint had verhuurd. De man is verdronken. De firma G. Van Delden Co., te Gronau, van wie eene fabriek is afgebrand, heeft van de regeering toestemming gekregen om in hare andere sioomkatoenspinnery dag en nacht door te werken, zoodat de fabrieks arbeiders der verbrande fabriek van genoemde firma aan bet werk kunnen blyven, waardoor eene groote weldaad aan tal van huisgezinnen ir bewezen. Een brandweerman, die by het blusschings- wtrk gewond werd, is overleden. Betreffende het vergaan van do Engelsche stoomboot „Utopia," van de Anchor-Line, in de baai van Gibraltar, worden door den agent der Lloyd aldaar nog eenige byzondorhoden medegedoeld. Do „Utopia" kwam, toen zjj in den avond de baai binnenstoomde, in botsing met de pantserschepen „Rodney" en „Anson," welke daar voor.anker lagen, en zonk byna onmiddel- lpk. Er woei een hevige zuid wester-storm. Van alle schepen van het Engelsche eskader en ook van het Zweedsche oorlogsschip „Freya," dat in de nabpheid lag, werden terstond de booten uitgezet. De schipbreukelingen, die werden opgenomen, werden op de verschil lende stoombooten in veiligheid gebracht, ter- Ijl velen ook naar hot strand en van daar naar de hospitalen vervoerd werden. Offi cieren en matrozen wedyverden by hunne pogingen om nog zooveel mogelyk van de schipbreukelingen te redden, maar de storm, waardoor zelfs eenige booten omsloegen en welke van stroomen regen vergezeld ging, belemmerde dit zeer. De zee liep zóó hoog, dat de booten het wrak niot konden naderen, waardoor zp ge noodzaakt waren aan de lpzyde van het zin kende vaartuig te blyven, ten einde degenen, die door do zee van boord weggeslagen wer den, ii) hunne vaartuigen op te kunnen nemen. De „Utopia" was op weg van Napelsnaar Nieuw-York. Het was eene pzeren schroef stoomboot van 2731 ton, welke in 1874 te Glasgow ward gebouwd. De landverhuizers, die zich aan boord bevonden, waren bpna uitsluitend Italianen. Blpkens de laatste berichten had de „Utopia" i in boord 830 passagiers (waaronder zeer vele vrouwen en kinderen) en 50 matrozen. Van dezen werden gered 292 passagiers en 24 per sonen, die tot de bemanning behoorden, waar onder de kapitein, twee officieren, de scheeps dokter, de machinist en de hofmeester. Tot dusver zpn 50 lyken gevonden of op de Spaansche kust aangespoeld. By hunne pogin gen tot het redden der schipbreukelingen verdronken nog twee matrozen van een der Engelsche oorlogsschepen. De geredde land verhuizers, die natuuriyk alles verloren, wor den te Gibraltar verpleegd en van het noodige voorzien. Van de passagiers zyn er 538 verdronken en van de equipage verloren er 36 het leven, makende met de twee man van de stoom- sloep der „Immortality" te zamon 676 per sonen, die by deze vreeselpke zeeramp zpn omgekomen. Honderden van lyken bevinden zich neg in het tusschendek van het gezonken vaartuig. Het stoomschip had juist eene reparatie onder gaan, welke 30,000 pond sterling had gekost, en deed de tweede reis op geDoemd traject. Hoewel het door de ram van het pantser schip „Anson" zware schade geleden heeft, kan het gelicht worden. Zekere Van der Avero, schoen maker te Ligny, is te Namen in voorloopige hechtenis gesteld, verdacht van binnen twee jaren zyne vier broeders en zyne zuster met rattenkruit te hebben vergeven. Camille F I a m m a ri o n h e e f t a a n do „New-York Herald" een brief gezonden, waarin hy aantoont dat het klimaat van Frankrpk eene merkbare verandering onder gaat. Volgens Flammarion wordt het te Parps van jaar tot jaar kouder; bpna elke maand van 't jaar blpfc de temperatuur beneden den. normalen stand. Te Brussel heeft Lancaster, de bekende weerkundige, dezelfde uitslagen vastgesteld, na talryke, zorgvuldige waar nemingen. In het zuiden van Frankrijk daalt ook de gemiddelde tomperatuur gevoelig, zoo als blykt uit de ■waarnemingen, ged .an te Antibes en Marseillo. In Engeland, te Green wich en op verscheidene andere pur,.en, is de gomiddeide daling der tempera'um even merkbaar als in Frankrijk. Plammaric;. zegt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 2