ft» 9513. IMLaaj.i.ciag; A0. 1891. (§eze «Courant wordt dagelijks, met uitzondering van rZon- en feestdagen, uitgegeven. Meesteres en Dienstbode. Feuilleton. Leiden, 21 Februari. HRUS DEZER COURA1ÏT: Tore "Leiden per 3 maanden.,1.10. 'fYitoco p*r post1.40. ifzonderijjk© Nommera.0.06. PELTS DER ADV KKTF.TJTTFTfJ: Ton 16 regels 1.05. Iedere regel moor 0.17$. Groot ere letters naar plaatsruimte. Yoor het in- caeseeren buiten de etad wordt 0.10 berekend. Onder da wenschon, die in onze dagen vqj algemeen worden uitgesproken, is er een, waarvan wy de gegrondheid tot zekere hoogte erkennen, nameiyk herziening en uitbreiding van de artikelen 1637 tot en mot 1639 van het Burgerlijk Wetboek, onder het opschrift: „Van huur van dienstboden en werklieden." Inderdaad spruiten vele aneenigheden tusschen werkgevers en werknemers voort nit een niet voldoende by do wet vastgestelde regeling van het arbeidscontract. Kon men daarvoor «en geschikten, practischen, met weinig om slag en geringe kosten toe te passen vorm geveD, zoodat beide partyen juist weten hoe ver haar rechten en plichten gaan, een bron van veel twist zou gedempt zyn. Er etaan in die artikelen enkele regels, die er wat middeleeuwsch uitzienen het ver moeden doen ontstaan dat dienstboden en werklieden bitter weinig in te brengen hebbon. Wanneer wy lezen dat ten aanzien van de hoegrootheid van het bedongen loon, van de betaling van het loon over het verschenen jaar, van hetgeen op rekening gegeven is van het loon over het loopende jaar, en van de tijdsbepaling, voor welke de huur is aan gegaan, de meester geloofd wordt op zyn woord, desgevorderd mot eede gesterkt, dan ligt er in don klank dier woorden iets, dat denken doot aan een onbillykheid, aan strijd met het beginsel der gelijkheid van alle burgers, ook ten opzichte van het juri disch bewys, voor de wet. In de practyk geeft deze anomalie waar- schijniiJk zelden of nooit aanleiding tot moei lijkheden; althans, men hoort er niet van. Het maatschappelijk leven ontgroeit aan ge brekkigs wetten en laat ze eenvoudig liggen als oen niet meer passend kleed. Toch zou het niet kwaad zyn als we iets betera er voor in do plaats kregen. Wie cu meenen mocht, dat het gemis van een goede regeling der wederzydsche betrek kingen uitsluitend in het nadeel is van degenen, die hun diensten verbinden, beoordeelt den toestand onjuist. We zullen ons, om dit nader aan te toonon, eens begeven in de vrouwen wereld, en zien hoe het daar geweoniyk toegaat. Hierbij 's noodig kennis te nemen van artikel 1639. Voor lezers en lezeressen, die het Burgerlijk Wetboek niet dadelijk by de hand hebben, schrijven wy het over. „Dienst- en werkboien mogen, indien zjj voor een bepaalden tyd gehuurd zyn, zoDder I>E TWEE NEVEN. Novelle van W. mUDEBRAJKB. 56) Doch alles, wat zjj deed, ging even werk tuiglijk en zender veel nadenkenhare ge dachten waren ergens andere en onwille keurig csntsnapte eeri zucht hare borst. Op dit oogenblik trad het kamermeisje bin nen en vertelde dat er oen vreemde bediende hutten stond, die de freule wenschte te spreken. Hit bericht had voor Sofie iets viesmds. Zjj' ontving wel is waar niet zelden van be vriende familien uit de stad invitaties, maar zoo v«3*g in den morgen toch nooit. Met eenigo onzekerheid in hot harte opende zjj de deur. „O, is d daar", zeide de bediende mat goedhartige vsi'rouwelykbeid. „Ik dacht dat u neg niet op waart, omdat het nog zoo vroeg is, en ik zo" toch graag wedor thuis zijn, eer do genadige lieer ontwaakt. Ukuut met geloo7on. hoe atipCff by in alles is." In Sofia's herinnering kwam iets neve). I acht.igs op. Ztf geloofde deif „man te kennen, j wettige redenen hunnen dienst niet verlaten, noch uit denzelven worden weggezonden, voordat de tyd verstreken zy. „Indien zjj binnen den bepaalden of go- wonen buurtyd den dienst, zonder wettige redeDen, verlaten, verbeuren zij- het ver diende loon. „De meester is echter bevoegd om hon te allen tyde, zondor het aanvoeren van redeneD, weg te zenden, doch hy is, in dat geval, verjilicht aan hen, behalve het verschonen loon, tot schadeloosstelling te betalen zes weken, te rekenen van den dag, waarop zjj nit den dienst zyn weggezonden. Indien de huur voor eenen korteren tyd dan zes weken is aangegaan, of minder dan zes weken te loopen heeft, hebben zy, in dat geval, recht op het volle loon." Het bepaalde in de eerste alinea stelt ten minste beide partyen gelijk geen willekeurig opzeggen of verlaten van de dienstbetrekking. Wat hoeft men echter te verstaan onder wettige redenen? Beteekent het eenvoudig „gegronde," of moet er by gedacht worden aan redenen, die vatbaar zyn voor wetteiyk bewys In het eerste geval beduidt het ni9ts: het al of niet gegrond zyn hangt to veel af van iemands persooniyk gevoelen. Als uw dienst maagd, onmiddellyk nadat zy haar loon voor het afgeloopen kwartaal beeft opgestreken, vertrekt, en later verhaalt „dat zjj niet genoeg te eten kreeg", wie zal dan do gegrond heid constateoren Is weinige ingenomenheid uwerzyds met militair of civiel bezoek in de keuken een oorzaak van conflict, hebt gy dan het recht, den knoop door te hakken, zondor tot schadeloosstelling gedwongen te zyn? Met een onpartydig oog de bepalingen bo- scheuwendo, die do betrekkingen tusschen meesteres en dienstbode heeten te regelen, moeten wy wel het besluit trekken, dat zy geheel in het voordeol der laatste zyn; en dat van dit voordeel zeer dikwiils misbruik wordt gemaakt, is vry zeker. Natuurlyk, de groote meerderheid der dienstboden zal zich wel, ten aanzien van dienstovereenkomst, loonbedrag, tyd van opzegging, houden aan hst bestaande gewoonterecht, dat in een laad als het onze, waar do wetgeving traag welkt en doorgaans achteraan komt, maar al te dikwyis de plaats van het geschreven recht inneemt. Dat zy zulks doen, is in haar belang, want het heeft tot gevolg, dat een gewenschte nieuwe betrekking haar gemakkelijk ten deel valt. Doch, men treft het, hoezeer ook ge neigd de ondergeschikten te behandelen ge'yk men zelf oDder gelyke omstandigheden zou wensohen behandeld te worden, simtyds slecht; men heeft somtyds te doen met onverschillige meisjes, die, rekenende op de omstandigheid dat er meer vraag dan aan bod is Tan vrouwelijk personeel voor hui- seiyke diensten, en zy dus gemakkelijk weer „een nieuwen dienst" kunnen krygen.ermet de muts naar gooien. En dan is het tobben, want de wettolyke bepalingen laten u geheel hulpeloos. Stel, mevrouw, gy hebt een dienstbode ge kregen, die, na eenige dagen by u te zyn geweest, voor haar werk geheel ongeschikt blykt, ofschoon de inlichtiagen, die gy over het meisje hebt bekomen, het tegendeel deden verwachten. Gy vertelt haar, dat zy tegen valt, en dat zy over zes weken haar dienst zal verlaten. De „gewoonte" of het „plaatse lijk gebruik" geeft hiertoe de bevoegdheid; do wet zwijgt er eenvoudig van. Hot meisje wordt kwaad, brutaliseert u, en loopt onmid dellijk weg. Wat te doen? De „huurpenning", zynde 5 procent van het jaarloon, ook al een inkruipsel, door de „adat" bestendigd, zyt ge kwyt, en ge kunt vannieuws af, onder slechter condities dan vroeger, een dienstbode gaan zoeken. Of, Ivaatjs is erg onhandig en ruw, springt met uw fraaiste ornamenten om alsof het oude aarden pannen zyn, en breekt het dorde doel van wat zy aanraakt. Gjj kunt aan dat Vandalisme een einde maken door het werk zelve te doen en de meid in een gemakkelijk boekje te laten zittenof, de wet geeft u het recht haar te zeggen dat zy maar heen moot gaan. Best, maar dan de extra zes wekou loon betalen, alsjeblieft. Er zyn menschen, die nog in den waan verkeeren dat men de schade, door ruwheid of slordigheid veroor zaakt, op de dienstbode mag verhalen. Al hadt gy met uw eigen oogen gezien dat zy moedwillig den boel stuk had gegooid, dan nog zoudt ge daartoe het recht niet hebben evenmin kan eenig rechter het verschaffen, want er zyn by het geval geen getuigen geweest. De geschiedenis van het huiseiyk leven in hot laatst gedeelte der negentiende eeuw levert een overvloed van byzonderheden, waaruit het bewys kan worden afgeleid dat de verhouding tusschen meesteressen en dienst- I boden weieens te wenschen overlaat. Deze te j willen verbeteren door wettelyke bepalingen, waaraan dan natuurlyk een systeem van i straffen moet worden verbonden, achten wy oen onmogelyken eisch; hervormingen van dien aard spruiten voort uit wyzigingen in de zeden. Alleen tot beteugeling van onwil, dien men zoowel aan don eenen als aan den anderen kant vindt, zou het wenscheiyk zjjn dat de wetgever, hetzjj in het Burgerlyk Wetboek zalf, hetzy in een afzonderlyke wet op de contracten van dienstbetrekking, eenige algemeen geldende voorschriften gaf, die te- geiyk eenige opruiming hielden onder de creaties van het gewoonterecht. Wie evenwel beweert, dat de thans gel dends bepalingen van het B. W. in het nadeel der dienstbaren zyn, doet aan de waarheid te kort. Voor "het bewjjs dier stelling meenen we eenige bouwstoffen gegevon te hebben. Heden is aan do universiteit alhier de heer L. M. J. Stoei, geb. te Kampen, bevorderd tot doctor in do wis- en natuurkunde, met academisch proefschrift, get.„Matingen over den invloed van de temperatuur op de inwen dige wryving van vloeistoffen tusschen het kookpunt en den kritischen toestand." Naar men verneemt, is de ontwerp-Steden- wet door de afdeelingen der Eerste Kamer ongunstig ontvangen. Door den minister van waterstaat is bepaald dat, met ingang van 1 Maart a. 8., de werken van het Noordzeekanaal van den gowonen dieDst van den ingenienr van den waterstaat te Amsterdam znllen worden afge scheiden en een afzonderlyken dienst zullen vormen, totdat de nleuwo groote werken te IJmuiden en by Schellingwoude zullen zijn voltooid. Met dien dienst wordt belast de ingenieur van den waterstaat A. A. Bekaar, thans aiTon- dissements-ingenieur te Amsterdam, terwijl aan den ingenieur van waterstaat N. A. M. Van den Thooro, tegeiyk met zyn dienst als sectie ingenieur by den aanleg van hotMerwede- kanaal, de dienst in het arrondissement Am sterdam wordt opgedragen. Het volgende adres is door den heer E. De Prouw aan den gemeenteraad van Am sterdam gezonden. Ondergeteekende richt zich tot uw bestuur met de vraag of er vergunning bestaat tot het houden, of dat er in de Gemeentewet termen bestaan om te verbieden het oprichten en voortzetten der zoogenaamde buizen van „koop met recht van wederinkoop", die in I deze stad schrikbarend toenemen en een ware j kanker zyn der maatschappy, vooral voor den minderen stand; of hem althans meer gezien te hebber. „Zyt gy niet uit het slot Wulfenstein?" vroeg zij en voelde, hoe haar hart begon te kloppen. „Ja, waarlijk, dat ben ik", antwoordde de bediende, zichtbaar verheugd, „ik ben Peter. Wat ben jk blij dat u my nog kent l West u nog, toen de gravin nog leefde en u nog op Wulfenstein waart? Wat mocht het toeneen aangenaam Jeven heeten, ids gy met den jongenheer <m Marie van don schout aan het spelen waart t Gij pastet zoo mooi by elkaar. Ik zei altyd: .Let maar eens op, dat wordt een paar! Ach, wat een heeriyke tyd, maar nu, vooral sedeilt ouzo goede hoer- graaf. De man hield <>p en wisebbe eee traan uit de oogen. „Zeg mij, kunt ir ook wol gelooven dat hy die misdaad begaan heeft?" „Neen, zeker niet. Beter! Stellig niet!" antwoordde Soüo levertdig, terwjjl ook zy de tranen niet weerhouden .kou. „Ik geloof het vast, dat zyne otischull nog eens aan den dag komt." „Dat is ook mijne overtuiitiDg". verzekerde de gediende. „Ik denk aan een geheel ander persoon en daarom kom ik by it." Zonder een woord le spreken zag Siiis den man a?.,:. „Men boort ons toch niet?" vroeg hy, terwyl hy naderby kwam. „Er is niemand in onze nabijheid." „Nu, ziet u, sedert onze graaf Leo weg is, voert graaf Hendrik, u weet wel, de men schen noemen hem boozen Hein, het bevel in het kasteel. Maar och, wat een levon! Gjj kunt niet gelooven, hoe wild en hoe ge streng by i3. Een vriendeiyk woord heeft nog niemand van hem gehad, maar schimpen en schelden, razen en tieren, straffen en klap pen uitdeelen, anders hoort men ook niet. Ik zou reeds lang uit zyn dienst zyn ge loopen, als ik niet dacht dat graaf Leo eiken dag kan terugkeeren. Dit alles was niets, maai' het gaat er by hem vreemd naar toe. Gy weet niet, hoe hy leoft. Menigmaal zit hy den ganschen dag te schryven; ik geloof dat het brieven zyn, maar hy laat ze nooit door ons naar de post brengen, maar geeft za er zelf af en evénzoo haalt hy eigenhan dig de brieven af, welke voor ham bostemd zyn. Dzn waar stuit hij zich halve dagen op, en dan hoor ik hom daarbinnen luide spre- ken, alsof er nog iomand bjj hem was, ja, soms hoor ik ham iiardop lachen. Men wordt er stoms bang van, want het is een afschu welijk lachen. Goheele nachten brengt hy mot zijn geweer in het bosch door, maar hy brengt nooit eenig wild mee. Wat hij dan doet, weet niemand; alleen de boschwachter heeft hem eenige malen 's nachts ontmoet. Gisteravond, toen ik by hem in de kamer kwam om te zeggen dat het eten klaar was, zie ik vuur by hem in den schoorsteen. Denk nu eens aanin den heeten zomer vuur aan den haardHet was dan ook geen houtvuur, maar het scheen papier te zyn, dat er brandde. Ik deed echter maar of ik niets merkte en graaf Hendrik schold my uit voor oen brutalen en domuien ezel, die niet moer in zyne kamer mocht komen, voor hy my gescheld had. Maar vanmorgen vroeg, toen ik zijne laarzen kreeg om ze te poetsen zyne slaapkamer ligt daarnaast' maakte ik het schoorsteengat open en vond een half verbrand papier. Toen kwam de gedachte by my op dat de zaak met hem niet in orda was en dat ik iemand moest hebben aan wie ik het vertellen kon en toen dacht ik aan u, waarom west ik niet, maar do gedachte kwam opeer s by my op. Ale u rru eens naar Wulfens! )in wildot komen, kondt go hol papior eens zien, dat in den schoorsteen ligt, Hot lijkt my zoo too alsof het niet van gewioht ontbloot is; wie weet het..." Wordt vervol jd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 5