t§eza (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 14 Februari. JETo'o.iXlo-ton. fl*, ÖOUD -Ml' O Oi.' J^Pt C v^ u PRXJS DEZER COURANT: Voor Leiden per S in&auden1.10. Franco per post1.40. AJy.onderlöke Nommore0.05. PEXJS DEK ADVEETEirrrmN: Yao 1—6 regeis 1.05. Iedere regel meer/0.17j. Grootore lettore naar plaatamimte. Yoor hot in- caBeoeren buiten do atad wordt 0,10 berekend. Over de Opvoeding van het Kalf. Oppervlakkig zou men zeggen dat over ge noemd onderwerp weinig of niets te zeggen viel en toch is het tegendeel waar. Veeltijds wordt bedoelde opvoeding niet zeer ter harlo ■gonomen, maar veeltijds ziet men zich ook teleurgesteld in zóne verwachting, welke men koesterde van een jong koebeest. 't Is waar, met do moest rationeele opvoe ding van vee kan men met tegenspoeden hebben te kampen, maar in dat geval is 01 toch geen eprafeo van zelfverwijt of van eigen schuld. Wederom is het ook waar, dat schuld gevoel, by slechte uitkomst der fokkerij, achterwege blijft als men niet toisf, dat men zus en niet zoo moest handelen. Men kan te veel en te weinig willenbeide is niet goed. Handelen volgens de eiscben der natuur, dat is het, wat we moeten doen. Wie zón kalf to voel geeft, doet even dwaas als hij, die het in de maag besnoeit. „Geef het ding (het kalf) zooveel zoete melk als bet wil hebben," zei verleden jaar een boerke tegen zijn zoon eo ziet, een paar dagen na dit vaderlijk bevel lag het jonge dierke met de boenen omhoog, d. w. z. wa3 het dood. „En ik deed het zoo goed!" riep de man uit. Daar heb je 't nu juist; de man deed het Je goed. Had hjj geweten wat zoo'n spring- in-'t-veld wel en wat hem niet toekomt, dan zou hy misschien niet telourgestold zón ge worden. „Maar wat komt dan een kalf toe," vraagt men wellicht, „en hoe moet ik handelen om er eene goede melkkoe van te fokken?" We zullen trachten daarop een goed ant woord te gevon naar aanleiding van hetgeen deskundigen daaromtrent ons medodeelen. IJzer repareert men r.iet met hout en omgs- koerd hout niet met ijzer. Dezelfde regel ligt ten grondslag bij hot voederen van vee. De ■stoffen, waaruit het lichaam bestaat, moeten in het lichaam gebracht worden, opdat dit zal kunnen groeien, toenemen in omvang. Die stoffen te kennen is dus hoofdzaak, maar nog niet genoeg, zooals we aanstonds zul len zien. Het dierlijk lichaam bestaat uit lo. vet on koolhydraten, 2e. eiwitstoffen, 3e. aschbe- standdeelen. De eersto dienen ter onderhou ding van de dieriyke warmte, de tweede moeten vle6sch vormen en tot de laatste be- j hoort o. a. phosphorzure kalk, eene stof, die j hoogst noodig is voor het verkrijgen van een krachtig boendergestel. Wie nu te veel van 1 hot. eene en te weinig van het andere geeft, handelt verkeerd. Van vleeech alleen (eiwit) kan een hond niet leven 011 evenmin uitslui tend met aardappelen (zetmeel) een varken goed groeien. Er moet tusschen de zooeven genoemdo stoffen eene bepaalde verhouding bestaan, die natuurlijk niet altijd dezelfde i3, maar zich wijzigt naar do omstandigheden. Die voedings verhouding drukt men uit door oyfers en neemt dan daarbij als eenheid aan hot eiwit. Zoo kan 't gebeuren dat men b. v. op 1 deel eiwit moet geven 3-4 5 enz. doelen kool hydraten en men spreekt dan van eene voe dingsverhouding van 1:3 of van 14 enz. Hoe grooter het laatste cijfer wordt, hoe ruimer de verhouding is. De verhouding van 1:8 is dus nauw, die van 1:6 b. v. ruim. Normaal noemt men de verhouding van 1 5. „Maar wie kan dat nu berekenen vraagt misschien deza of gene. Wat dat betreft, moet men zich een klein beetje moeite getroosten en maar denken al doende leert men. Wie daarbij een getrouw geheugen heeft, zal ook wel over deze moeilijkheid heenkomen. Er zijn landbouwboeken, waarin de samen stelling van al het voêr wordt vermeld. Zie, zoo'n boek of boekje moeten we ons aan schaffen en waarlijk, dan zullen wo 't wel klaarspeleif" met het bepalen of liever vast stellen eener goede voedingsverhouding. We moeten hierbij nog opmerken dat vet als voe dingsstof 2'/,-maal zooveel waarde heeft als koolhydraat, zoodat 1 deel van het eerste m het dierlijk lichaam gelijk is aan 2'/, deel van het laatste. Voor de juiste berekening der verhouding moet da hoeveelheid vet dus vooraf met 2'/j worden vermenigvuldigd. Als zeker voe dingsmiddel b. v. 4 pet. eiwit, 3 pet. vet en 5 pet. koolhydraat bevat, dan bezit het ecno voedingsverhoudiDg van 43 x 2'/3 5 of van 4: 12'/, of van 1: 3. Angstvallig behoeft men zich natuurlijk niet aan die verhouding te houden en onwil lekeurig moot men er iets van afwijken, maar de afwgking mag nooit to groot z\jn, want dan geeft men of te veel van het eeni^óf van het andere en dat is noch voor oena goede ontwikkeling van het betrokken u er noch voor de beurs goed. Men kan, zooals wo reeds straks zeldon, to voel eiwit geven en dat te vela moet vol betaald worden, maar komt hot lichaam niet ten goede. Alleen de mest wordt er beter door, maar deze wordt op die wijze te dutir verkregen. De vertering van het voedsel is het meest volkomen, als de juisto verhouding tusschen de voedselbostanddoolen is verkregen. Voor een pas geboren kalf is ontegenzeglijk niets zoo goed als de moedermelk; immers, de na tuur van het heest schrijft hst dezen drank voor. Wordt den jonggeborene dit voedsel dus onthouden, dan handelt men als in stryd met do natuur. Daaruit mag men niet be sluiten, dat eene voortdurende rnelkvoedoring goed zoude zjjn, tenzij men zich op het vet mesten van kalveren ging tooleggen. Wil men echt6r molkkoeien fokken, dan moet de voediDgsverhouding, die in melk 1 3'/2 is, in de 2de maand reeds ruimor worden en in de derde of vierde alweer iets. Uitsluitc-nd karnemelk gebruiken voor kal veren is ook niet goed, omdat in haar de voedselverhouding veel to nauw is, d. w. z. omdat ze te veel eiwit en to W6inig vet be vat. Toch doet men het vaak en bekomt dan niet zelden te vette kalveren, die sterven door oen to hard groeien. Sterven ze niet, dan zjjn het dure kostgangers, omdat ze veel voedsel behoeven om in hun toestand (vet) te blijven en 3teeds door te groeien. Boven dien worden ze slechte molkgoofsters, want eene vette koe is doorgaans zuinig in den em mer. En is eenmaal de eigenschap „vet" ont wikkeld, dan ia die maar niet een, twoe, drie weg te krijgen. Wei en een W6inig karnemelk, plus oenig krachtvoer, kunnen voel goeds tot stand brengen: ze geven melkkoeien. Den volgenden keer meer. Kudelstaart. G. Dros. Aan de universiteit alhier is het candidaats- examen in de godgeleerdheid, eerste gedeelte, afgelegd door den heer J. W. De Kaater. Do bevolking der gemeente Koudekerk bedroeg volgens do volkstelling 736 m. en 732 vr., totaal 1468. Zij vermeerderde gedurende het jaar 1S90 door geboorto met 32 m. en 19 vr., totaal 51, door vestiging met 69 m. en 73 vr., totaal 142. Zjj verminderde door sterfte met 15 m. en 16 vr., totaal 31, door vertrek mot 72 m. en 88 vr., totaal 160. Zoodat de be volking dus vermeerderde met 14 m. en ver minderde met 12 vr., en op 31 Doc. 1S90 bodroeg 750 m. en 720 vr. Totaal 1470. Er worden 8 huwelijken gesloten. Sedert 1 Februari 1891 is Britscli Noord- Borneo toegetreden tot de Algemeono Post- vereeuiging. Bij do te Rotterdam gehouden aanbe steding voor do Protesiantsciie Noorderkerk Ii: TWEE NJiVEfN'. Novelle vak W. 1IBLDEBRASD. 43) „Morktot ge soms nog iets bijzonders by do heoren op?" „Het scheen mij toe alsof graaf Leo een boos gezicht zette, maar Christiaan hier h6ette het op te strijden. Ik wilde hem nog nagaan en zien wat hij ging doen, maar Christiaan praatte mó dat uit het hoofd." „Weet u misschien nog iets over deze zaak mee te deelen?" „Ik weet niet of er dat wel bij hoort, maar kort daarop werd hier tweemaal ge schoten." „Wanneer viel het eerste eeiiot?" „Ongeveer een halfuur nadat graaf Leo ons verlaten had!" „En wanaser het tweede?'' „Zoowat tien minuten of oen kwartier I later, denk ik. Zóó haarfijn heb ik daarop niet gelet.' „Onderzocht gij nier. wi9 er toen geschoten had? Zouden het ook wilddieven geweest i kunnen ziju?" „Och neen, want Christiaan zeide dat da hoeron do pistolen misschion probeerden. Op wilddieven behoeven wjj niet bijzonder tu lettendat gaat meer het jachtpersonsel aan. Wij, Christiaan en ik, zijn aangesteld voor hat hout en passen zoo nu en dan als bu- zaak op de stroopers." „Weet ge wellicht nog iets? Of hebt ge den opperhoutvester of' eon der graven later soms gezien'?'' „Neen 1" „Het is goed; ik dank u." Daarop wenkte Lutner den man en liet hom weer tot zijne kameraden terugkeerde, die op den eerbiedigen afstand, op welken zjj staan hieven, weinig van dit gesprok ge hoord hadden. Do dokter was intusschen met liet voor- ioopigr onderzoek op het ljjk begonnen. „De voorziide sciijjnt intakt to zijn", zeide hij. „Kom bcschvachter, of vrat je bent. kom eens hier en help mjj ee beetje, den oudsn lieer op der andoren kant te leggen. Voor mij, oude man, alleen, is dat zaakje wat mo ijljk." De bosclr. Mohter kwam dzdelflk de behulp zame hand bieden en greep liet l(jk aait om hot op den rug te wenden. Met een doffen uitroep van ontzetting trok hg haastig do hand terug en beschouwde zjn vinger, waaraan geronnen blood kleefde. „Bloed", riep hij, zjlno hand mot ontroerd gelaat den dokter tonnende. Zie n maar, dokter, bloed!" „Ei, ei, waarlijk, dat is bloed, dar. zio ik ook I bromde de oude arts. „Van niets komt niets; ergens moet het loven een uitgang .vinden. Wees toch geono oude vrouw, dio geen bioad kan zien. Heb jo dan nog nooit bloed aan jo handen g-zien? Jo teoro vin gertjes zullen toch we! weer schoon worden. Hier, man, aangepakt en omgedraaid; dat kunt ge toch wel, vreesachtige kerel, die go zijt!" Bevond en bleek logde de oude bosch- wachter de hand wGder aan het ljjk, da', st(jf als een boomstam, langzaam op de andere zijde rolde. „Dat dacht ik wel. dat by geschoten was", zeide de- dokier, .en het schot moet zeor nabij govaüen zyn.een meesterlijk schot, maar wonderlijk toevallig. Da oude heor moat ioer dood geweest zijn, eer hji ge vallen is. Verbloeding eerst, toon gevallen en nat meer verroerd.weinig bloed en dadeljjk uit de wond in de aarde gezakt. Hij moet als een boom omgevallen zyn. lk ben J benieuwd naar hart of norvus vagus. Wat was do laagste inschrijver de heor Boef, te Rotterdam, voor 75,555. Uit Don Haag schreef in de heer Paardekooper, voor 83,000 de hoogste was de heer Van Loenon, te Rot terdam, voor f 95,900. Uit vertrouwbare bron verneemt men dat do minister van binnenlandsche zaken bfj zijn voornemen blijft om oerst in het najaar voor do onderwijzers de gelegenheid open te stellen cm oer.e aanteekening te behalen in de vrije- en ordooefoningen. Naar het „Utr. Dbl." verneemt, is het „Ned. gasthuis voor behoeftige en minver mogende oogltjder8" te Utrecht voor een ge deelte erfgenaam van wjjlen den heor A. Dekkers, emer.-predikant, te Apeldoorn. Be- halvo deze zeer aanzienlijke gift kwamen in den laatsten tyd nog verschillende bijdragen in van belanghebbenden: uit Helmond f95, uit Hengeloo ƒ150, uit Weenen 50. Het bouwfonds voor het nieuwe gasthuis groeit daardoor voortdurend aan. Door heoren regenten is daarom besloten tot den dringend gevorderden nieuwen bouw over te gaan, in, da stellige verwachting, dat zij hierbij den krachtigen steun van stad- en landgenooten ook verder zullen mogen ondervinden. Onder do ingezetenen van Nijmegen gaat een adres rond, naar aanleiding van de on derhandelingen, welke gevoerd worden tusschen den minister van oorlog en het gemeentebe stuur van Nymegen over de vestiging der Cadettenschool aldaar. Het doel van dit adres is, den gemeentoraad dringend te verzoeken laat deze gelegenheid, welke niet weerom komt, om zulk eene inrichting te verkrflgen, toch niet voorbijgaan, al mochten er deswege, als 't niet anders kan, ook geldelijke offers van do ingezetenen gevorderd worden. Het hier te lande ten behoeve van de gouvernementsmarine in Nederlandsch-Indié aangebouwde stoomschip „Zeeduit" is op 13 dezer te So9rabaia aangekomen. De Staatscourant 7an 14 dezer bevat hel- verslag aan den miDistor van waterstaat, handel en nijverheid omtrent den toestand van het Koninklijk Nederlandsch Meteorolo gisch Instituut en de aldaar volbrachte werk zaamheden in het jaar 1890. Het „Vad." komt op togen do tactiek van hot „Haagsche Dbl.", om twijfel te doen ontstaan aangaande de geloofwaardigheid zijner mededeelingen. „Zoo," zegt het Vad., „wat ons telegram uit Paramaribo betreft. Wjj bobben nooit grond gehad aan do juist heid der berichten van onzen correspondent ■o twijfelen, en ook ditmaal is zijn bericht denkt u, mijnheer de assessor? U is toch ook zoo'n halve dokter.zie eens hior, deze ingescheurde randen I Dat is geon kogel ge weest, of hot was schroot of gehakt lood. Wat is uwe meening?" „Ik wed gehakt lood! Schandelijk gemeen. Maar buitengewoon interessant! Ik ben erg nieuwsgierig wat ik vinden zal. Dat zal het glanspunt van het rechtsgeding zyn ook in do wetenschappelijke wereld! Ik verheug mjj al by vooibaat over mijne mondelinge voordracht by de rechtbank. Ik zal er iets over schrijven: De vulnonhus missilium. En u zult mij zeer verplichten, dokter, als u hot schriftelyke sectio onderzoek zoo gauw mogelijk in behoorlijken aktevorm inlevert." „Verlaat u daarop, mijn vriendhedenvoor middag zult gó het hebben. Ik brand van verlangen; zoodra het ljjk in de stad is, begin ik er mee... Die arme opperhoutvester! Dat hit r.og zoo doodgeschoten moest worden, en op zulk eene schelmachtige wyzo: achter in don rug... Ik hen bui '.ongewoon ontroerd; de opperhoutvester was zulk eer: goed man, mat:r.gy zult mij toestemmen, dat hst gevr.1 uiterst interessant is. (Vervolg ommezijdo.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1891 | | pagina 1