A". 1891.
<§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
fjo S50Q
X>ün&»cla.<£ 3LO Peiwuiar
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandenƒ1.10.
Franco per post9 1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PBIJfl DER ADVERTENTIÊN:
Van 1—6 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17$.
Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het
incassoeren buiten de 9tad wordt ƒ0.10 berekend.
net 25-Jarlg Jubllc van Prof. Br.
S. 8. Resensteln.
Gisteren vierde prof. dr. S. S. Rosenstein
zijn 25 jarig jubïlé als hoogleeraar indemed.
faculteit in ona vaderland. In Februari 1866
te Groningen als zoodanig benoemd, werd hy
in 1873 te Leiden benoemd en bekleedde sinds
met eer die belangrijke betrekking.
Was z(jne collegekamer feestelijk versierd,
in zijne woning ontbraken de teekenen
niet van belangstelling, waardeering, dank
baarheid en hulds, in bloemen in allerlei
vorm gestoken. Ook piykte daar als souvenir
een geschenk van den schilder J. Israels, in
7 etsen bestaando. Tal van officiééls personen
brachten den jubilaris de gelukwenschen van
den dag, behalve ontelbaar vele hooggeleerden,
geleerden en particulieren, die den feestvie
renden hoogleeraar hunne gelukwenschen
kwamen aanbieden.
Allereerst verscheen de Senaat der Leidsche
Universiteit, vertegenwoordigd door praeses
en ab-actis, de heeren proff. C. K. Hoffmann
en H. Oort. De eerste bood de gelukwenschen
aan van den Senaat en wees op de dubbele
beteekenis van dezen feestdag, 't Was immers
niet alleen 25 jaar geleden, dat de jubilaris
deze betrekking vervulde, maar ook 25 jaar,
dat hjj zöu vaderland voor oen ander ver
wisseld had.
Afgaande, zeide by, op de gemakkelijkheid,
waarmee gy de Nederlandache taal spreekt,
mag ik wel zeggen dat Nederland uw tweede
vaderland is geworden. Wij waardeeren uwe
belangstelling voor het hooger onderwijs,
vooral voor dat aan onze Hoogeschool gegeven,
waardoor ge aan haren bloei hebt medegewerkt.
Gij hebt een dubbelen arbeid verricht,
theoretisch en practisch. Gy hebt weten
schappelijke mannen gevormd en uwe hulp
aan het ziekbed verleend. Nevens roem, hebt
ge u dank, den dank van velen verworven.
Z* deze dies onze Hoogeschool ook voor u
nog meermalen een feestdag; blijf gespaard
voor ons en voor onze Hoogeschool!
Prof. Rosenatein bedankte voor de vriende
lijke woorden en verklaarde die waardeering
van den Senaat op hoogen prijs te stellen.
Leiden, zei h(J, heeft mij als zetel van Boer-
have altijd aangetrokken, omdat de klinische
wetonschap aan hem zooveel te danken heeft.
Hij stelt het op prijs aan Neerlands eerste
Hoogeschool zijne krachten te mogen wijder..
Dankbaar ben ik u voor uwe verklaring om
trent mijnon arbeid, te dankbaarder, waar ze
komt uit den mond van een man, dien ik
eelf als geleerde zoo hoog vereer.
Daarna verschenen de oud-leerlingen, leer
lingen en vereerders, die don leermeester een
geschenk aanboden, nu nog alleen maar in
eene keurig uitgevoerde ontwerp-teekening
aanwezig. Het bestaat in een zeer rijk ont
worpen en schoongevormd zilveren monumen
taal salonornament.
Eene ranke gecanneleerde zuil is gekroond
door vier medaillons, de afbeeldingen ver-
toonende van groote mannen op geneeskundig
gebied, als Boerhave, Traube, Laenec en
Sydenham, wier portretten met lauwerkransen
zijn omgeven. Uit deze kroonlijst verheft zich
een fraai ontworpen beeld met fakkel en
palmtakken, voorstellende de Wetenschap,
terwijl de zuil zelve rust op een prachtig
georneerd voetstuk en door kloeke zilveren
leeuwen wordt gesteund. Ter weerszijden
prijken in zeer rjjke ornamentiek de geëmail
leerde wapens van Groningen en Leidon,
waar de hoogleeraar werkzaam was.
Aan de voorzijde van het voetstuk wordt
in eon omlauwerd medaillon het portrot van
professor Eosonstein in zilver gedreven en
daaronder de-epreuk geplaatst
„Regia crede mihi res est succurrere Lapais,"
terwijl gedreven geneeskundige attributen
en plastisch gevormde lauwerbladen daarboven
de zuil omgeven.
B(j dit geschenk behoort een rijk met
zilver georneerd album. Een sierlijk uit
zilver gedreven genie strooit bloomen op een
omlauwerd schild, dat de volgende inscriptie
bevat„Hulde aan den hoogleeraar S. S. Rosen
stein," en dat verder met geneeskundige
attributen is verBierd, terwijl aan de vier
hoeken keurige bloemtakken prijken. Het
album b9vat, behalve de namen der schenkers,
een titelblad in kleuren, dat in de fabriek
der heeren Van Kempen uitgevoerd en
meesterlijk geteekend is.
De levering dezer geschonken ia opgedragen
aan dsn heer H. C. Hus, te Leiden, terwij!
ontwerp en uitvoering zijn toevertrouwd aan
de reeds vjjf en vijftig jaar bestaande Kon.
Ned. fabriek van goud- en zilverwerk van de
heeren J. M. Van Kempen en Zonen, te Voor-
seboten.
Prof. dr. W. Nolen sprak namens de deel
nemers aan dit huldeblijk, en zei: Toen gij
dsn 8sten Februari 1866 te Groningen hethoog-
leeraarsambt aanvaarddet on voor uwe be
noeming den dank bracht aan curatoren, zeidet
ge van uw werkkring dat het een Wirkungs
kreis was, dor um so segonsreicher, je grosser
unsere Bemühungen. Nu, na 25 jaren, komen
uwe leerlingen getuigenis afleggen van den
zegen van uwen arbeid. W(j z(jn diep door
drongen van de waarheid uwer woorden, diep
doordrongen van don zegen van uwen arbe d
een zegen zoo groot, omdat uwe Bemühungen
zoo groot waren. Ontvang daarvoor onzen
dank en neem daarvoor dit huldeblijk aan als
een bewijs ook van onze hoogachting. Zyn
woorden niet altijd toereikend om te zoggen,
wat 't hart zou willen uitspreken, er zijn
sprekende bewijzen voor den zegen van uwen
arbeid. Prof. Pel, uw leerling, schittert aan
de Hoogeschool te Amsterdam als klinisch
hoogleeraar. Dr. Kooy is tijdelijk te Groningen
werkzaam met succes en als ik van mjjzelven
mag spreken, do plaats, die ik mag innemen,
heb ik mede aan u te danken. Wy zyn u,
onzen leermeester, dankbaar, die ons op het
pad der wetenschap hebt geleid. Hoevelen
hebt gij tot artsen gevormd, boevele zieken
zijn u dank verschuldigd!
En voor uwe wetenschappelijke kennis ge
tuigen uwe werken over nier- en hartziekten
en andere geschriften.
Prof. Rosenstein wa3 diep getroffen zoovelen
rondom zich te zien, waaronder mannen, die
hunne sporen reeds hebben verdiend, die geene
leerlingen meer zijn, maar leermeesters, die
weldra hun leormeester zullen overschaduwen.
Hoe Ik ook, door plichtsbesef gedreven, ge
arbeid heb, toch is 't weldadig ook de dank
baarheid te mogen zien en ervaren voor wat
ik heb trachten te zijn. Ik zou maar dén
wensch hebben, dien van Eliza„ocb, dat mijn
geest in u werd verdubbeld," maar ik ben
geen profeet noch profetenzoondaarom zeg
ik dat m()n streven in u worde verdubbeld,
vertienvoudigd.
Prof. dr. W. Sanger was uit Groningen
gekomen om namens de medische faculteit
aldaar den ouden vriend te begroeten. Zyt
gij spoedig, al te spoedig van ons heengegaan,
voor ons verlies, ons gemis hebben wij dezen
t-énen troost, dat gi) nu al3 eene ster van
do eerste grootte hebt mogen schitteren aan
de universiteit, die, al staat zij in naam ook
met de andere gelijk, toch is en blijft de
eerste en oudste academie in Nederland.
Voor deze vriendelijke woorden, door vrien
denmond gesproken, betuigde prof. Rosen
stein dank.
Da medische faculteit der Leidsche hooge
school, vertegenwoordigt door prof. dr. D. Doyer
en dr. H. Treub, kwam daarop by mondo van den
eerste, om van hare belangstelling in het feest
en hare waardeering van den feestvierende
te getuigen. Hy deed het van zyn eigenaardig
standpunt, niet identisch met dat van leer
lingen of van het groote publiek. „Gy hebt
met dat publiek kennisgemaakt in zyne ver
schillende lagen, en wat was uw loon? Ik
ben niet onbescheiden ef nieuwsgierig mot
die vraag, maar de dank van het publiek
hangt af van het succes. Ze hebben „Hosanna"
geroepen en „Kruist hem", maar ze hebben
u gekruist niet door u te hangen aan een kruis,
maar door een kruis aan u te hangen. Is er
voor ons in uw professoraal leven een hiaat,
al3 gy te Groningen geweest zyt, wat ge hier
waart, dan vullen wij gemakkeiyk dat hiaat
aan. De hoogste lof, dien een professor zich in
uw vaderland kan verwerven, uitgedrukt in
twee woorden: „Er zieht," kunt gy in uw
vaandel schryven. "We wenschen u toe, dat
ge nog jaren lang moogt arbeiden aan de
opvoeding van degelyke geneeskundigen; ik
hoop dat gy in het midden van ons voor
onze studeerende jeugd zyn en biyven moogt:
aanvoerder, bezieler, Erzieher."
Prof. Rosenstein zeide de gesproken woor-
don zeer te waardeeren. Hy weet dat do gunst
van het publiek wisselvallig is. Wy kunnen,
zeide hy, niet altyd helpen, hoe gaarne wy
ook willen. Als gy myne ambtgenooten van
mijne plichtsbetrachting wilt getuigen, dan
mag ik daarop wel trotsch zyn. Uwe woorden
waren vleiend. Zingt elk vogeltje zooals het
gebekt is, de een beminnelyker, de ander wat
strenger; laat ieder zichzelf blyven. Ik zal
nooit vergeten het heil onzer leerlingen en
de toewyding aan de wetenschap.
De praese3 van het Loidsche Studenten
corps, de heer Th. B. Pleyte, betuigt dat hy
gaarne aan 't hoofd van het feestvierend
corps ware opgetrokken om den hoogleeraar
te begroeten, maar de rouw over den Koning,
voor wiens behoud gy, zeide hy, al uwe
krachten hebt aangewend, maakte dat onze
getuigenis van belangstelling op zoo eenvou
dige wyzo moet plaats hebben. Moogt gy lang
voor onze Hoogeschool gespaard blyven om
mannen te vormen tot humanitatis amicos,
gy, voortreffeiyke priester In het ryk der
wetonschap.
Prof. Rosenstein antwoordde dat hy het
schitterend licht der fakkels niet noodig heeft
hij zoekt licht langs anderen weg. Discimus
docendo, zeide hy, u bent met of zonder fak
kels om licht, gü maakt ons tot iets, wy zyn
zonder u niets, zeg dat aan de leden van uw
corps.
Ook de praeses van de medische faculteit
der studenten, de heer Broers, voegde daar
zpn gelukwensch by.
Eindeiyk verschenen nog de heeren dr. A.
JDE TAVEE NETEN.
Novelle van
W. HILDEBRANO.
37)
„Om u te dienen, genadige heer!" ant
woordde een der houthakkers, die eerbiedig
de muts afnam. „Mynheer de opperhoutves
ter is vóór een klein halfuurtje hier voorby-
gekomen, hy ging toen linksaf en zal nu
wellicht aan het houtvestershuis de „Beren-
val" zyn.
„Ik weet het al", sprak Leo, tevreden het
hoofd schuddend.
„Was hp alleen?'
„Om u te dienen, genadige heer!"
De jonge graaf wendde zich van den hout
vester af, opende het fijngepolyate étui en
3tak de pistolen in zyn zak. Daarna sprong hy
uit het rytuig.
Hendrik volgde hem.
„Gy gaat naar den driesprong", beval Leo
den koetsier, „en wacht daar een uurtje op my,
kom ik na dien tyd niet, dan kunt ge naar
huis ryden."
„En gy?" vroeg hy aan Hendrik, toen het
rijtuig wegreed.
„Ik ging liefst met u mee", fluisterde deze,
„ik voorspel u niets goed3. Dien opperhout
vester vertrouw ik niet, ik houd hem voor
dóór en dóór listig men moet voor hem
op zyne hoede en ook vlug zyn. Hoe jammer
dat hy nu juist op my zoo byzonder ver
gramd is!"
„Ik dank u, Hendrik", antwoordde Leo,
zichtbaar aangedaan over diens deelneming.
„Wees onbezorgd, ik zal my wel redden. Ik
kan geen secondant gebruiken, zelfs myn
intiemsten vriend niet."
Hendrik schudde het hoofd.
„Ik zal terwyl hier wachten of ik niets
van wild bespeur", zeide hy, zóó luid, dat de
houthakkers het hooren konden.
Nog een handdruk en de beide neven sloe
gen elk een anderen wog iD.
„Rechtuit, genadige heer, als het u be
lieft!" riep een der houthakkers Leo toe,
„dan het eerste voetpad rechts en daarna
weer links 1"
„Ik dank je", antwoordde de graaf, „ik
zal het wel vinden", en hy spoedde zich met
rasBche schreden het bosch in, terwyl een
vreemde lach om zijn mond speelde.
De houthakkers hielden even van hun arbeid
op en keken elkander aan.
„Ik weet niet, maar die zaak komt my
erg vreemd voor", zeide de een. „Ryden tot
hier, zenden het rytuig weg, vragen naar
den opperhoutvester, fluisteren met elkaar en
gaan dan alsof ze niet met elkaar te. maken
hadden, langs verschillende wegen het bosch
in. En hebben jelui gehoord, hoe vreemd
zyne genade sprak, toen hy riep:
„Ik zal hem wel vinden!"
„Ja, en wat stonden zyne oogen vreemd
en hoe kwaad zag by, net alsof hy zyne
gedachten niet goed by elkaar had", meende
de ander.
„En graaf Hendrik zag er ook niet uit
zooals gewoonlykhy keek ook al zoo vreemd,
er moet bspaald wat byzonder gewichtigs
gebeuren."
„Alsof voorname hoeren ook niet iets kun
nen hebben, dat hun hindert", meende een
derde. „Verdriet hebben ze soms moer dm
een ander."
„Dat kan zyn, maar wie van jelui heeft
dan gezien wat zyne genade in den zak
stak, toen hy uit de koets kwam? Ik zou
wel haast durven wedden, dat het pistolen
waren."
„Dat dacht ik ook. Ik zou waarlyk lust
hebben, hem na te gaan."
„Dan kon je hem wol eens bij den opper
houtvester aantreffon."
„Wat zou je antwoorden als hy je gewaar
werd en je vroeg, wat je daarboven by de
„Berenval" te doen had, in plaats van hier
beneden aan je werk, waar je natuuriyk be
hoort, hè?"
„Maar.
„Geene maren. Ik weet niet wat jy wilt.
Jy ziet spoken by helderen zonneschyn. De
opperhoutvester is de oom van onzen ge-
nadigen heer graaf, de broeder zyner brave
moeder."
„Die twee zullen elkaar in het bosch het
hoofd niet afslaan, als ze elkaar ontmoeten.
Wie weet nu, wat zy hebben te bepraten?
Bert mogelyk dat zyne genade een paar
nieuwe pistolen heeft gekocht, welke zy daar
probeeren willen. Wy zullen ze wel hooren,
als de schoten knallen."
Het houtvestershuis „Berenval" was het
hoogste punt van den geheelen omtrek. Eene
kleine, open grasvlakte, te midden van het
b3ukenwoud, verschafte den beschouwer een
blik op het dal met zyne vele dorpjes en op
de tegenoverliggende hoogte.
Het was het lievelingsplekje van den opper-
houtvester, die hier soms urenlang kondoo:-
brengen in stille overpeinzing en beschouwing
der natuur.
Wordt vercotjd